Daniël 1
Daniël 1 is een hoofdstuk van het boek Daniël. Het wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.
Hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd: ■ Daniël: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 |
Samenvatting
Daniël en zijn vrienden weigeren onreine spijzen. Daniël en zijn drie vrienden zijn aan het hof van Nebukadnezar, de koning van Babel, gekomen. Trouw aan de God van Israël en Zijn aan Israël gegeven spijswetten, weigeren zij het voedsel en de wijn van de tafel van de koning te nuttigen. Hun trouw wordt heerlijk beloond: God schenkt hen uitnemende wijsheid en verstand tegenover Nebukadnezar.
1
1 In het derde jaar van het koninkrijk van Jojakim, de koning van Juda, kwam Nebukadnezar, de koning van Babel, te Jeruzalem en belegerde haar. (CP[1])
In het derde jaar van het koninkrijk van Jojakim. Dat is 606[2] of 605 v.C. Want de schrijver volgt de Babylonische wijze van dateren, waarbij het jaar van de troonsbestijging van een koning niet wordt meegeteld.[3] Het is de eerste aanval van Babel op Jeruzalem.
De slechte koning Jojakim was de op twee na laatste koning van Juda.
2
2 En de Heer gaf Jojakim, de koning van Juda, in zijn hand, en een deel der vaten van het huis Gods; en hij bracht ze in het land van Sinear, [in] het huis van zijn god; en de vaten bracht hij in het schathuis van zijn god. (CP[1])
Heer. Hebr. Adonai.
Sinear. D.i. het land van Babel, in de benedenloop van de rivier Eurfraat en Tigris, in Zuid-Irak. zie Sinear.
En de vaten bracht hij in het schathuis van zijn god. Dit is een oordeel, een straf. Vergelijk:
1Sa 5:2 En de Filistijnen namen de ark Gods, en zij brachten ze in het huis van Dagon, en stelden ze bij Dagon. (SV)
Zijn god. D.i. Mardoek, de hoofdgod van de Babyloniërs, de stadgod van Babel; anders diens zoon Naboe (Nebo), waarnaar Nebukadnezar vernoemd is.
4
4 Jongelingen, aan welke geen gebrek was, maar schoon van aangezicht, en vernuftig in alle wijsheid, en ervaren in wetenschap, en kloek van verstand, en in welke bekwaamheid was, om te staan in het paleis van de koning; en dat men hen onderwees in de boeken en spraak der Chaldeeën. (CP[1])
Om te staan in het paleis van de koning. Als staatsdienaren, hofbeambten. Vergelijk:
Jes 39:5 Toen zeide Jesaja tot Hizkia: Hoor het woord des HEEREN der heirscharen. Jes 39:6 Zie, de dagen komen, dat al wat in uw huis is, en wat uw vaders opgelegd hebben tot een schat tot op dezen dag, naar Babel weggevoerd zal worden; er zal niets overgelaten worden, zegt de HEERE. Jes 39:7 Daartoe zullen zij van uw zonen, die uit u zullen voortkomen, die gij gewinnen zult, nemen, dat zij hovelingen zijn in het paleis des konings van Babel. (SV)
Dat men hen onderwees enz. Gedwongen opleiding.
De boeken. Geschreven in spijkerschrift.
Spraak der Chaldeeën. D.i. het Aramees of het Akkadisch[2]. De hoofdstukken 2 (vanaf vers 4b) t/m 7 van het boek Daniël zijn in het Aramees geschreven. Vergelijk ook:
Da 2:4 Toen spraken de Chaldeeën tot de koning, [in het] Aramees: O koning, leef in eeuwigheid! Vertel uw dienaren de droom, dan zullen wij de uitleg [ervan] te kennen geven. (HSV)
7
7 En de overste der kamerlingen gaf hun [andere] namen, en Daniël noemde hij Beltsazar, en Hananja Sadrach, en Misaël Mesach, en Azarja Abed-nego. (SV)
Daniël noemde hij Beltsazar. Daniël (= Mijn rechter is God) wordt genoemd Beltsazar (= Bel bescherme zijn leven). Bel betekent 'heer' en is de bijnaam van de oppergod Merodach oftewel Mardoek.
Da 4:8 Totdat ten slotte Daniël-zijn naam is Beltsazar, naar de naam van mijn god - bij mij binnentrad, in wie ook de geest van de heilige goden is. Ik vertelde in tegenwoordigheid van hem de droom: (HSV)
En Hananja Sadrach. Hananja (= Genadig is Jah)[2] wordt genoemd Sadrach. Deze naam betekent 'bevel van Aku’ (Soemerische maangod) òf šādurāku, d.i. ‘Ik vrees zeer' (namelijk ten opzichte van God)[5]. Ook Hananja werd genoemd naar een afgod.
En Misaël Mesach. Misaël (= Wie is als God) wordt genoemd Mesach (= Wie is als Aku?). Aku is de Soemerische maangod. De derde knaap wordt ook naar een afgod vernoemd.
En Azarja Abed-nego. Azarja (= Jah heeft geholpen) wordt genoemd Abed-Nego (= Dienaar van Nego). Nego of Nebo was een god van de Chaldeeën. Ook koning Nebukadnezar en zijn vader Nabopolassar zijn naar deze god vernoemd. Dus alle vier de jongens worden vernoemd naar afgoden.
Door deze naamsverandering moesten de knapen worden losgemaakt van hun joodse wortels.
8
8 Daniël nu nam zich voor in zijn hart, dat hij zich niet zou verontreinigen met de stukken van de spijs van de koning, noch met de wijn van zijn drank; daarom verzocht hij van de overste der kamerlingen, dat hij zich niet mocht verontreinigen. (CP[1])
Daniël nu nam zich voor in zijn hart.
Hnd 11:23 Toen hij daar aankwam en de genade van God zag, verblijdde hij zich en vermaande allen met het voornemen van hun hart bij de Heer te blijven. (Telos)
Dat hij zich niet zou verontreinigen.
Jak 3:17 Maar de wijsheid die van boven is, is in de eerste plaats rein, vervolgens vreedzaam, inschikkelijk, gezeglijk, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig, ongeveinsd. (Telos)
Stukken van de spijs van de koning. Waarin stukken zaten die volgens de wet van Mozes onrein waren. Zie Reine en onreine dieren.
De goden kregen twee maaltijden, in de morgen en in de avond, van elk twee gangen. De maaltijden bestonden uit vlees, gevogelte, vis, fruit, olie, melk, wijn, honing etc. Het "eten" der goden was door een dichtgetrokken gordijn verborgen voor de mensen. Niemand mocht aanschouwen hoe de goden aten. Er is bewijs gevonden dat na de godenmaaltijd hun gerechten op de tafel van van de koning werden geplaatst (vgl. Dan 1:5, de tafel van de koning).[2]
Daniël at groenten, omdat hij zichzelf niet wilde verontreinigen met gerechten die aan afgoden geofferd waren (vgl. Handelingen 15; 1Cor. 8; 10). Daniëls afzondering en trouw aan de wetten van God zou beloond worden met gunst bij mensen, wijsheid en inzicht van Godswege en een voorname positie in het Babylonische rijk.
9
9 En God gaf Daniël genade en barmhartigheid voor het aangezicht van den overste der kamerlingen.(CP[1])
Genade en barmhartigheid. Zodat de Aspenaz hem goedgunstig en barmhartig zou behandelen en tegemoet zou willen komen in de bezwaren die Daniël en zijn vrienden hadden.
11
11 Toen zei Daniël tot de kamerheer, dien de overste der kamerlingen gesteld had over Daniël, Hananja, Misael en Azarja: (SV)
De kamerheer. De Statenvertaling, evenals Luther en de King James-vertaling, laat het Hebreeuws meltsar onvertaald en schrijft over als een eigennaam: "Melzar". Andere vertalingen hebben "kamerheer" (Canisius, Naardense Bijbel, NBV'04, HSV) , "kamerdienaar" (NBG51, WV95), "beambte" (Leidse vertaling).
12
12 Beproef toch uw knechten tien dagen lang, en men geve ons van het gezaaide te eten, en water te drinken.(SV)
Beproef toch uw knechten tien dagen lang. Daniël komt met een compromis-voorstel, hij stelt een experiment voor. Hij houdt rekening met de belangen van Aspenaz.
En water te drinken. In plaats van wijn (8).
17
17 Aan deze vier jongelingen nu gaf God wetenschap en verstand in alle boeken, en wijsheid; maar Daniël gaf Hij verstand in allerlei gezichten en dromen. (SV)
Gaf God wetenschap en verstand in alle boeken, en wijsheid. Hun wijsheid zal later indruk maken op de koning.
Spr 1:7 De vreze des HEEREN is het beginsel van de kennis, ... (HSV)
In de tegenwoordige westerse wetenschap wordt God buitengesloten en Zijn werk in de schepping en onderhouding van de wereld niet erkend. Maar bij God en Christus zijn alle schatten van wijsheid en kennis te vinden.
Col 2:3 in Wie al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen zijn. (Telos)
Verstand in allerlei gezichten en dromen. Hetgeen ons zal blijken wanneer wij verder lezen in dit boek.
18
18 Ten einde nu der dagen, waarvan de koning gezegd had, dat men hen zou inbrengen, zo bracht ze de overste der kamerlingen in voor het aangezicht van Nebukadnezar, (SV)
Ten einde nu der dagen. Na verloop van drie jaren (5).
De overste der kamerlingen. Genaamd Aspenaz (3).
20
20 En [in] alle zaken van verstandige wijsheid, die de koning hun afvroeg, zo vond hij hen tienmaal boven al de tovenaars [en] sterrekijkers, die in zijn ganse koninkrijk waren.(SV)
Tovenaars. Herziene Statenvertaling: 'magiërs'.
Sterrekijkers. Herziene Statenvertaling: 'bezweerders'. De King James vertaling heeft 'astrologers' = astrologen. Het Hebreeuwse woord is אשׁף, asjaf. Het komt 2x voor in het Oude Testament. Het kan betekenen[6] 'geestenbezweerder, tovenaar' of, volgens een oud bekend Duits woordenboek van het Oude Testament, 'sterrewichelaar, tovenaar, duiveluitdruiver'. 'Sterrewichelaar' en 'sterrekijker' zijn synoniem. Een wichelaar is "iemand die uit bepaalde voortekenen voorspellingen weet te doen aangaande toekomstige gebeurtenissen"[7].
Deze tovenaars/magiërs en sterrekijkers/bezweerders zochten bovennatuurlijke kennis en inzicht te verkrijgen. Maar de kennis en het inzicht die God schenkt overtreft die van de boze geesten. Babylons goden worden beschaamd: de ware God schenkt wijsheid die hun wijsheid in de schaduw stelt[2].
Ook de god Enki (of Ea) schoot tekort. Zijn naam betekent in het Soemerisch "waterhuis"[2]. Enki was de heerser over de ondergrondse zoetwateroceaan Apsu (Soemerisch: Ab-zu). Hij was de god van de wijsheid, "de koning van de wijsheid, die verstand geeft", "hij die alles kent wat een naam heeft”, “de ervarene (apkallu) onder de goden”. Hij geeft de koning wijsheid. Maar we zien In Dan. 2 en 5 dat het de ware God, de God van Daniël, is die wijsheid geeft.
21
21 En Daniël bleef tot het eerste jaar van de koning Kores.(CP[1])
Daniël bleef. Hij werd 605 v.C. weggevoerd uit Jeruzalem naar Babel.
Tot het eerste jaar van de koning Kores. D.i. het jaar 539 v.C.[3], toen Kores Babel veroverde. Hij heeft de hele regeringsperiode van koning Nebukadnezar meegemaakt. En hij bleef, nadat hij aan ‘t begin van de ballingschap naar Babel was gekomen (1) tot aan het einde hiervan, namelijk tot het eerste jaar van Kores (2 Kron. 36: 22), zelfs nog langer (Dan. 10:1). De schrijver wil misschien ook te kennen geven, dat Daniël de 70-jarige ballingschap heeft 'uitgezeten'.[8]
Nabeschouwing
Er is sprake van gedwongen assimilatie. De knapen krijgen Babylonische namen en worden onderwezen in de taal en de geschriften van de Chaldeeën. Ze blijven echter trouw aan hun God en Diens geboden. Ten voorbeeld voor ons.
Bron
Roger Liebi, Das Buch Daniël, hoofdstukken 1 t/m 3 (juni 2013). Transcript van een toespraak.
Voetnoten
- ↑ 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
- ↑ 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 2,5 Volgens Roger Liebi, Das Buch Daniël, hoofdstukken 1 t/m 3 (juni 2013). Transcript van een toespraak.
- ↑ 3,0 3,1 Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987).
- ↑ De jaartallen zijn meerendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
- ↑ Zie Hananja
- ↑ Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.
- ↑ Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.
- ↑ Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901). Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 2 jan. 2023.
- ↑ De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).