Dienen
Dienen betekent onder meer[1]: behulpzaam, nuttig zijn.
Dienen door Jezus
De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen.
Mr 10:42 En Jezus riep hen bij Zich en zei tot hen: U weet, dat zij die beschouwd worden als oversten van de volken, over hen heersen en hun groten gezag over hen voeren. Mr 10:43 Zo is het echter niet onder u; Mr 10:44 maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienstknecht zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, zal slaaf van allen zijn. Mr 10:45 Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen. (Telos)
Zijn hoogste dienst was de overgave van zijn leven tot een losprijs voor velen (vs. 45). Jezus diende in grote afhankelijkheid van Zijn Vader.
Joh 5:19 Jezus dan antwoordde en zei tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: de Zoon kan niets doen van Zichzelf, tenzij Hij de Vader iets ziet doen; want alles wat Die doet, dat doet ook de Zoon evenzo. (...) Joh 5:30 Ik kan van Mijzelf niets doen; zoals Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, omdat Ik niet mijn wil zoek, maar de wil van Hem die Mij heeft gezonden. (Telos)
Hij diende ons als een knecht (zie lied hierna), ja, als een slaaf (Flp. 2:7 "de gestalte van een slaaf aannemend").
Lied Hij kwam bij ons heel gewoon. Youtube.com: NederlandZingt (EO), 8 april 2020.
Dienen door mensen
Vele vrouwen uit Galilei volgden Jezus naar Jeruzalem "om Hem te dienen".
Mt 27:55 Nu waren daar vele vrouwen die uit de verte toezagen, die Jezus waren gevolgd van Galilea om Hem te dienen; Mt 27:56 onder hen was Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jakobus en Jozef, en de moeder van de zonen van Zebedeus. (Telos)
Zij hadden hem ook in Galilea gediend.
Mr 15:41 die, toen Hij in Galilea was, Hem volgden en Hem dienden, en vele andere vrouwen die met Hem naar Jeruzalem waren opgetrokken. (Telos)
Vele vrouwen dienden de Meester én zijn apostelen. Zij "dienden met hun bezittingen" (Luk. 8:3)
Lu 7:50 Hij nu zei tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede. Lu 8:1 En het gebeurde daarna, dat Hij rondreisde door stad en dorp, terwijl Hij predikte en het evangelie van het koninkrijk van God verkondigde, en de twaalf waren bij Hem, Lu 8:2 en enige vrouwen die van boze geesten en ziekten waren genezen: Maria, Magdalena geheten, van wie zeven demonen waren uitgegaan, Lu 8:3 en Johanna, de vrouw van Chusas, zaakwaarnemer van Herodes, en Susanna, en vele anderen, die hen dienden met hun bezittingen. (Telos)
Onder de vele vrouwen die Hem dienden worden met name genoemd (zie boven):
- Maria Magdalena (Maria van Magdala)
- Johanna, de vrouw van Chusas
- Susanna
- Maria, de moeder van Jakobus (de kleine of de jongere) en Jozef. Deze Maria was de huisvrouw van Klopas.
- Salomé, de moeder van de zonen van Zebedeus (de moeder van Jakobus (de oudere) en Johannes)
Waarmee dienden de vrouwen de Heer Jezus? Ze dienden Hem met hun bezittingen (Luk. 8:3).
Jozef van Arimathea diende Jezus na diens dood.
Mt 27:57 Toen het nu avond was geworden, kwam een rijk man van Arimathea, Jozef geheten, die ook zelf een discipel van Jezus was geworden. Mt 27:58 Deze kwam naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus het hem te geven. Mt 27:59 En Jozef nam het lichaam, wikkelde het in een rein stuk linnen Mt 27:60 en legde het in zijn nieuwe graf, dat hij in de rots had uitgehouwen; en na een grote steen voor de ingang van het graf gewenteld te hebben ging hij weg. (Telos)
Vrouwen dienden hem post mortem door zijn lichaam te balsemen. Paulus had meerdere broeders die hem dienden.
Hnd 19:22 En hij zond twee van hen die hem dienden, Timotheus en Erastus, naar Macedonie en bleef zelf een tijdlang in Asia. (Telos)
Dienen door engelen
Na de verzoekingen in de woestijn van Judea kwamen engelen bij Jezus en dienden Hem.
Mt 4:11 Toen verliet de duivel Hem; en zie, engelen kwamen bij Hem en dienden Hem. (Telos)
Mr 1:13 En Hij was in de woestijn veertig dagen, verzocht door de satan; en Hij was bij de wilde dieren, en de engelen dienden Hem. (Telos)
Engelen dienen ons die behouden worden.
Heb 1:14 Zijn zij niet allen dienende geesten, die tot dienst uitgezonden worden ter wille van hen die de behoudenis zullen beërven? (TELOS)
Over de dienst van engelen, zie Engel.
Nut van dienen
Dienen is nuttig zijn. Wie een ander dient is daardoor ook zichzelf tot nut en voordeel: wie dient, wordt in figuurlijke zin groot.
Mr 10:44 maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienstknecht zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, zal slaaf van allen zijn. (Telos)
Dienen als gave
Het schijnt dat het verlenen van een dienst, een gave kan zijn.
Ro 12:6 Daar wij nu verschillende genadegaven hebben, naar de genade die ons gegeven is, Ro 12:7 hetzij profetie, laat het zijn naar gelang van het geloof; hetzij dienst, in het dienen; hetzij wie leert, in het leren; Ro 12:8 hetzij wie vermaant, in het vermanen; wie meedeelt, in eenvoudigheid; wie leiding geeft, in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid. (Telos)
Dienen door de liefde
Wij worden vermaand elkaar te dienen "door de liefde".
Ga 5:13 Want u bent geroepen om vrij te zijn, broeders; gebruikt echter de vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkaar door de liefde. Ga 5:14 Want de hele wet wordt in een woord vervuld, in dit: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’. (Telos)
Voetnoot
- ↑ VanDale.nl, geraadpleegd 25 juli 2023. Zie daar voor overige betekenissen.