Gog (uit Magog)

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 25 feb 2018 om 18:06 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Gog''' was regent in het land van Magog. In de toekomst zal hij de aanvoerder van de volkeren zijn die het herstelde Israël zullen binnenvallen (Eze 38-39...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Gog was regent in het land van Magog. In de toekomst zal hij de aanvoerder van de volkeren zijn die het herstelde Israël zullen binnenvallen (Eze 38-39). Aan het eind van het Duizendjarig rijk zullen naties optrekken tegen de heiligen en Jeruzalem, wat de Schrift aanduidt met 'Gog en Magog' (Opb. 20:8) 

Magog, in wiens land Gog regeerde, was de zoon van Jafeth. Gog was de ‘hoofdvorst’ of leenheer van Mesech en Tubal (Eze 38:2; 39:1). Ezechiël moest tegen hem profeteren (Eze 38:2v). Gog zal 'in het laatste der jaren' met een grote strijdmacht, vergezeld van vele volken, optrekken tegen Israël, dat hersteld is en in vrede woont. God echter zal Gog in het land Israël straffen en Zich zó grootmaken en bekend worden bij de volken. 

Het gebied van Gog is het land van Magog (Eze 38:2). Dat land ligt, van Israël uit gezien, aan “de zijden van het noorden” (Eze. 38:15; 39:2). Te denken valt aan een landstreek in het tegenwoordige Turkije, Rusland, Oekraïne, Georgië of Armenië of aan het oude Scythië.

Woonplaats van Mesech, Tubal, Gomer, Togarma. 

Magog, Mesech en Tubal waren zonen van Jafeth, de zoon van Noach.

Ge 10:2 De zonen van Jafeth [zijn]: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Thiras. (SV)

Eze 38:2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Gog, het land van Magog, den hoofdvorst van Mesech en Tubal; en profeteer tegen hem, (SV)

Inval in het land Israël

Gog zal met een groot leger Israël binnenvallen. Ezechiel 38 en 39 gewagen daarvan. 

Israels toestand: hersteld, vrede

Wanneer Gog het land Israël binnenvalt, is daar de volgende stand van zaken:

  • God spreekt van “mijn volk Israel” (38:14; 39:7), “mijn land” (38:16). Hij noemt Zichzelf “de heilige in Israel (39:7)”. 
  • De Israëlieten zijn wedergebracht van het zwaard (38:8). Ze waren door het zwaard gevallen. Dat blijkt uit het volgende vers. En na de beschrijving van het oordeel over Gog zegt de Here God: “En de heidenen zullen weten, dat die van het huis Israels gevankelijk zijn weggevoerd om hun ongerechtigheid, omdat zij tegen Mij hadden overtreden, en dat Ik Mijn aangezicht voor hen verborgen heb, en heb ze overgegeven in de hand hunner wederpartijders, zodat zij altemaal door het zwaard gevallen zijn;” (39:21-23)
  • De Israëlieten zijn vergaderd uit vele volken (38:8), “uit de heidenen verzameld” (38:12)
  • Een volk dat vee en have verkregen heeft (38:12). Het is niet arm, maar welvarend. Het heeft zelfs rijkdommen, als we anderen (38:13) mogen geloven: zilver, goud, vee en have.
  • Ze wonen “in het midden van het land” (38:12).
  • Ze wonen veilig en zeker (38:8, 11, 14), “in rust” (38:11). Ze wonen allen “zonder muur” (38:11, Gog merkt dat op). Er is niemand die hen verschrikt (39:26). Het is alsof de huidige afrastering en muur (anno 2011) die Israel heeft gemaakt, weg is. Ze hebben zelfs “geen grendel noch deuren”. Er is kennelijk geen gevaar van terroristische aanslagen meer. Wat een veiligheid, wat een rust en zekerheid!
  • Het land is opgebouwd en hersteld. De bergen van Israël “waren steeds tot verwoesting geweest” (38:8). Het schijnt dat een zeker herstel en opbouw heeft plaatsgehad, want anders zouden de mensen er niet zeker wonen. Er sprake van “de woeste plaatsen die nu bewoond zijn” (38:12).
  • Israël is, althans in de ogen van Gog, een “dorpland” (38:11), een land dat dorpsgewijs bewoond wordt. Niettemin zijn er ook steden in Israel (“de inwoners der steden Israels”, 39:8).

Roeping en vergadering van Gog

God zal Gog als een beest omwenden. De Almachtige legt haken in zijn kaken, 38:4, slaat een zeshaak in hem, 39:2, voert hem uit, trekt hem op (38:4; 39:2). 

God zal Gog aanvoeren tegen Zijn land (Eze 38:16), hem "brengen op de bergen van Israël" (39:2). Waartoe? 'Opdat de heidenen Mij kennen, als Ik aan u, o Gog! voor hun ogen zal geheiligd worden' (Eze 38:16).

Vanwaar zal Gog komen? "Uit de zijden van het noorden” (38:15; 39:2), daar is zijn plaats (“uw plaats”, 38:15).

Zijn leger gaat mee (Eze 38:4). Ze vormen een groot leger (38:4), “een grote vergadering en een machtig heir” (38:15). Vele volken hebben zich tot hem vergaderd (Eze 38:7) en gaan mee. Gog schijnt de aanvoerder te zijn. 

Ze hebben paarden en ruiters (38:4). de volken met Gog “zullen allemaal op paarden rijden” (38:15; vergelijk 39:20). Blijkbaar heeft Gog behalve paarden (39:20) ook vee bij zich, zoals varren “die altemaal gemesten van Basan zijn” (39:18).

De strijders zijn allemaal “volkomen wel gekleed” (38:4). Hun wapens zijn: rondas, schild, zwaarden, bogen en pijlen, handstokken, spiesen (38:4; 39:3, 9). Er zit veel hout in de wapens (39:10). Ze hanteren allemaal zwaarden (38:4). 

Het is een multinationaal leger, er doen meerdere naties mee: 

  • Perzen, Mooren en Puteërs (Eze 38:5). Deze voeren allemaal schild en helm (Eze 38:5). 
  • Gomer en al zijn benden (Eze 38:6).
  • Het huis van Togarma, dat aan de zijden van het Noorden is, en al zijn benden (Eze. 38:6).
  • en andere volken: “vele volken met u" (38:6), d.i. met Gog. “Gij en al uw benden, en vele volken met u” (38:9), “gij en vele volken met u” (38:15), “op hem en op zijn benden en op de vele volken die met hem zullen zijn” (38:22). “gij en al uw benden en de volken die met u zijn” (39:4). Met Gog zijn “de vorsten der aarde” (39:18).

Gog zal optrekken tegen Israël (Eze 38:16) en met een groot leger het land binnenvallen. Wanneer wordt Gog opgeroepen (door God)? “Na vele dagen” (38:8), “in het laatste der jaren” (38:8), 'in het laatste der dagen' (Eze 38:16). “Te dien dage als mijn volk Israel zeker woont.” In een tijd dat het land Israel de bovenvermelde stand van zaken kent. 

Invasie, Gogs beweegreden

Gog en zijn multinationale leger zullen komen in het land Israel (38:8, 39:2, 4 “bergen Israels”), optrekken “tegen het land Israels” (38:18).

Hoe zal Gog en de zijnen komen? Als “een onstuimige verwoesting” (38:9). Als “een wolk om het land te bedekken” (38:9, 16). Die “wolk” kan een symbool zijn van een overweldigende massa.

Wat beweegt Gog? Zie 38:10v. Zijn beweegreden: roof roven en buit buiten (38:12). Israel is een makkelijke prooi. Zo onbeschermd! Dat is de gedachte van Gog. In het land aangekomen zal Gog roven en plunderen, vergelijk 39:10

Maar boven het overleg van Gog staat Gods werk en beweegreden (38:16). In de wereld is (1) Gods naam ontheiligt (vgl. 39:7) en is (2) God onbekend (39:7). Dat is de toestand die God wil veranderen. “Ik zal ijveren voor mijn heilige naam” (39:25). Daartoe gebruikt Hij Gog en die met hem zijn. Het is God die Gog aanvoert tegen Israel en daar oordeelt en ook volken elders oordeelt (39:9). Waartoe? “opdat de heidenen Mij kennen, als Ik aan u, o Gog! Voor hun ogen zal geheiligd worden.” (38:16). “Alzoo zal ik Mij grootmaken en Mij heiligen en bekend worden voor de ogen veler heidenen, en zij zullen weten dat Ik de HEERE ben.” (38:23). “… en zij zullen weten dat ik de HEERE ben.” (39:6). God verklaart: “Ik zal mijn helige naam in het midden van mijn volk Israel bekend maken, en zal mijn heilige naam niet meer laten ontheiligen; en de heidenen zullen weten dat Ik de HEERE ben, de heilige in Israel.” (39:7). God “zal verheerlijkt zijn” (39:13). “… Ik zal mijn eer zetten onder de heidenen; en alle heidenen zullen mijn oordeel zien dat Ik gedaan heb, en mijn hand die Ik aan hen gelegd heb; en die van het huis Israels zullen weten dat Ik de HEERE hunlieder God ben, van dien dag af en voortaan. En de heidenen zullen weten, dat die van het huis Israels gevankelijk zijn weggevoerd om hun ongerechtigheid, omdat zij tegen Mij hadden overtreden, en dat Ik Mijn aangezicht voor hen verborgen heb, en heb ze overgegeven in de hand hunner wederpartijders, zodat zij altemaal door het zwaard gevallen zijn;” (39:21-23). God zal aan de Joden geheiligd zijn voor de ogen van vele heidenen, 39:27. De Joden zullen weten dat de HEERE hun God is, die hen heeft doen wegvoeren onder de heidenen, maar heeft ze weer verzameld in hun land. God zal niemand van de Joden overlaten onder de heidenen, ze keren allen terug.

De openbaring van God is dus ook een openbaring van zijn handelen met Israel. De volken zullen daardoor inzien dat Israel haar ellende (verstrooiing, vervolging, slachtoffers) aan zichzelf te wijten heeft, dat is aan aan onreinheid en haar overtredingen (39:24). Deze openbaring van God zal zeker komen (39:7). “Dit is de dag van welke Ik gesproken heb” (39:7). Het is alsof God zegt: Over die dag heb Ik door meerdere profeten gesproken. Op dit dag zal God verheerlijkt zijn (39:13).

Meerdere profeten hebben van Gog geprofeteerd (niet alleen Ezechiel) dat God Gog zou aanvoeren tegen Israel (38:17). 

In het land aangekomen zal Gog roven en plunderen, vergelijk 39:10

Gods strafgericht

Als Gog tegen Israël aankomt, zal Gods grimmigheid opkomen (Eze. 38:18-19). Er zal vervolgens een "groot beven zijn in het land Israëls" (Eze 38:19v). Dieren en mensen wereldwijd zullen voor Gods aangezicht beven. De bergen, steile plaatsen en alle muren zullen nedervallen. 

God roept een het zwaard over de binnengevallen volken "op al Mijn bergen" in het land van Israël. Met het zwaard zullen ze elkáár aanvallen (Eze 38:21). Behalve het zwaard gebruikt God andere strafmiddelen: pestilentie, hoosbui, hagel, vuur en zwavel (Eze 38:22), alles komt neer op Gog en de volken (38:22). De wapens van Gog zullen niets kunnen uitrichten, God zal ze uit hun handen slaan (39:3). 

Gog en zijn benden en de volken met hem zullen vallen “op de bergen Israels” (39:4), “op het open veld” (39:5). De Israelieten zullen hen beroven en plunderen (39:10). 

De doden zullen door de beesten gegeten worden (39:4, 17, 20), te weten door de vogels en de dieren van het veld. Ook de paarden (39:20) en het meegekomen vee zal gegeten worden (39:19). Dit is Gods slachtoffer, dit is de tafel die Hij bereidt voor de dieren. 

God zendt verder een vuur in Magog en onder degenen die in de eilanden zeker wonen (39:6). 

Zódoende zal God Zich grootmaken en Zich heiligen en bekend worden voor de ogen van vele heidenen (Eze 38:23)

Reiniging van het land

Gog komt om in Israel. Vervolgens moet het land worden “gereinigd” (39:16) van doden en resten van lijken.

Gog wordt begraven in Israel. “Ik zal Gog aldaar een grafstede in Israel geven” (39:11). De plaats zal genoemd worden “het dal van Gogs menigte” (39:11, 15). De begravenis duurt 7 maanden (39:12). Al het volk van het land zal begraven. (39:12). Ten einde van de zeven maanden zal men onderzoek doen naar de reiniging, 39:14. Overgebleven doodsbeenderen zullen worden gemarkeerd, opdat ze worden begraven in het dal van Gods menigte (39:15)

Van het hout der wapenen wordt 7 jaar lang vuur gestookt (39:9) door de Israelieten. 

Wanneer valt Gog het land binnen?

Het schijnt, gezien de beschrijving van de inval en de vredige toestand van Israël, dat God in het begin van het Vrederijk het land Israël binnenvalt. Ook de vredevorst Salomo rekende in het begin van zijn regeringsperiode af met tegenstanders.

Anderen echter plaatsen de inval in de eerste helft van Daniëls jaarweek, wanneer de antichrist, de koning van Israël, een verbond heeft gesloten met het Beest uit de zee. 

Einde Duizendjarig rijk

Wanneer het Duizendjarig vrederijk voleindigd is, zal de satan worden losgelaten. Hij zal de naties uit alle windstreken ten oorlog doen optrekken tegen de heiligen en Jeruzalem. Deze opstand wordt aangeduid als 'Gog en Magog', vermoedelijk omdat zij een herhaling is van de inval door Gog aan het begin van het Duizendjarig rijk, toen Israël van de oorlog hersteld was. 

Opb 20:7 En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, Opb 20:8 en hij zal uitgaan om de naties te misleiden die aan de vier hoeken van de aarde zijn, Gog en Magog, om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand van de zee. Opb 20:9 En zij kwamen op over de breedte van de aarde en omsingelden de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad; en er daalde vuur neer van God uit de hemel en verteerde hen. Opb 20:10 En de duivel die hen misleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel waar zowel het beest als de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden tot in alle eeuwigheid. (TELOS)