Gordel
Gordel is de band waarmee het onderkleed om de lendenen werd vastgebonden, in het bijzonder bij de arbeid en op reis, om niet in het gaan verhindering te hebben (Jes. 11: 5. Spr. 31: 17. 1 Kon. 18 : 46. 2 Kon. 4: 29; 9: 1. Ezech. 23: 15 enz.).
De verschillende soorten van gordels zijn door bijzondere namen onderscheiden. De meest algemene Hebreeuwse naam voor de gordel van de mannen (1 Sam. 18: 4. 2 Sam. 18: 11. 1 Kon. 2: 5) en van de vrouwen (Jes. 3: 24), is chagor, chagora. De gordel van de mannen, Hebreeuws esor, is gewoonlijk van leer (2 Kon. 1: 8. Matth. 3: 4. Mark. 1: 6), 1/2 voet breed, met een gesp voorzien, vaak drie en viervoudig boven elkaar liggend ('s nachts ging de Arabier erop liggen) (vgl. Jes. 5: 27. Jer. 13: 1).
Israëlitische vrouwen dreven naar Fenicië handel met gestikte gordels (Spr. 31: 24).
Prachtgordel. De prachtgordel, gewoonlijk iets smaller, van het fijnste katoen (Ezech. 16 : 10) of linnen (Jer. 13: 1), is meestal met goud en zilver gestikt (Dan. 10 : 5. Openb. 1: 13), met een gouden of zilveren gesp, ook met edelgesteenten bezet. Een met goud gestikte gordel was een teken van de vorstelijke waardigheid[1]. Van daar vaak een eregeschenk, waarmede vorstelijke personen elkander begiftigden[2].
Priestergordel. De priestergordel, in het Hebreeuws abnet, eigenlijk „band", was gestikt met de vier heilige kleuren (Exod. 29: 9; 28: 39 ; 39 : 29. Lev. 8: 13), werd niet om de lendenen , maar onder de borst gebonden (Ezech. 44 : 18, niet in het zweet, d.i. niet daar waar men licht zweet) nadat hij vooraf 2-3 keer om het lichaam was gewonden. Volgens joodse overlevering was hij lang en drie vingers breed. De einden hingen van voren tot op de voeten en werden bij het offeren enz. over de schouders geslagen. Hij diende noch, als de gewone gordel, tot het samenhouden van het onderkleed, dat bovendien nauw aansloot, noch om er iets in te steken of daaraan te hangen, maar hij was een teken van de ambtelijke waardigheid (vgl. Jes. 22: 21), een soort van sjerp. Buiten de dienst werd hij niet gedragen (vgl. Openb. 15: 6 vv.).
Johannes zag de Heer Jezus "aan de borst omgord met een gouden gordel" (Opb. 1:13), ten teken van zijn priesterlijke waardigheid.
Opb 1:13 en in het midden van de kandelaars iemand, de Zoon des mensen gelijk, bekleed met een gewaad tot de voeten en aan de borst omgord met een gouden gordel, (Telos)
Vrouwengordel. De gordel van de vrouwen heet in het Hebreeuws kisjoeriem (Jes. 3: 20. Jer. 2: 32). De in Jes. 3: 24 genoemde wijde mantel houdt men ook voor een soort van gordel, een band om de borst. Met de eerstgenoemde gordden de vrouwen zich insgelijks om de lendenen.
Schede van het zwaard. In de gordel hing de schede van het zwaard (Richt. 3: 16. 1 Sam. 25: 13. 2 Sam. 20 : 8, 10). Vroeger stak de Arabier er zijn kromme dolk in.
Tas. Ook diende de gordel als tas voor zweetdoek en schrijfgereedschap (Ezech. 9 : 2), en voor bewaring van het geld; de koopman draagt eraan een buidel met gewichten en een kleine weegschaal (vgl. Matth. 10 : 9. Mark. 6 : 8).
Zinnebeeld
Menigmalen komt de gordel voor in zinnebeeldige toepassing. Van de messias wordt voorzegd:
Jes 11:5 Want gerechtigheid zal de gordel Zijner lendenen zijn; ook zal de waarheid de gordel Zijner lendenen zijn. (SV)
Dat wil zeggen: de kracht van de Messias, waardoor Hij overwint en het Hem opgedragen werk verricht, is zijn gerechtigheid en zijn getrouw vasthouden aan Degene, die Hem heeft gezonden. Zijn optreden zal gekenmerkt zijn door gerechtigheid en waarheid. Vergelijk:
Efe 6:14 Houdt dan stand, uw lendenen omgord met de waarheid, en bekleed met het borstharnas van de gerechtigheid, (Telos)
In Jer. 13 : 11 v. wordt het volk vergeleken met een prachtgordel, waarmee zich God als Zijn Koning heeft omgord (wat betekent dat God zich met het volk ten nauwste verbonden en zijn naam daaraan heeft verheerlijkt), die nu echter door een geheime Babylonische afgodendienst (Jer. 7: 18 enz.) verdorven en onbruikbaar is geworden, — een vergelijking, die door de voorafgaande zinnebeeldige handeling, het verbergen van een gordel in een rotsspleet aan de Eufraat, waar de gordel verteerde, nog aanschouwelijker wordt gemaakt. Een ander beeld is Ezechiel 16 : 10, waar tot de sieraden (d. i. de geestelijke en lichamelijke weldaden : wet, belofte, godsdienst) waarmee Jahweh het volk Israël als zijn bruid versiert, ook de gordel behoort. In Jes. 23: 10 'is er geen gordel meer'.
Jes 23:10 Ga door naar uw land, als een rivier, gij dochter van Tarsis! er is geen gordel meer. (SV)
Dat wil zeggen: u kunt de menigte der vluchtelingen uit de moederstad niet meer bergen, maar u moet de omliggende landstreek overstromen. In Ps. 109: 19
Ps 109:19 Die zij hem als een kleed, waarmede hij zich bedekt, en tot een gordel, waarmede hij zich steeds omgordt. (SV)
is de gordel een beeld van de alle onheilen samenvattende vloek, die op het hoofd van degene komt, die de lijdende rechtvaardige (David, een voorbeeld van de Messias, Achitophel van Judas de verrader) vervolgt.