Heiden
Een heiden is iemand die de God van de Joden en de Christenen niet aanbidt, ongeacht of hij al dan niet andere godheden vereert. Een heidin is een heidense vrouw.
De Heer Jezus heeft meermaals van de heidenen gesproken, bijvoorbeeld.
Mt 6:7 Als u bidt, gebruik [dan] geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want zij denken dat zij door de veelheid van hun woorden verhoord zullen worden. (HSV)
Mt 6:32 Want al deze dingen zoeken de heidenen. Uw hemelse Vader weet immers dat u al deze dingen nodig hebt. (HSV)
Mt 18:17 Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn. (HSV)
Mt 20:19 en zij zullen Hem aan de heidenen overleveren om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; maar op de derde dag zal Hij opgewekt worden. (HSV)
In de Griekse grondtekst van het Nieuwe Testament wordt in Mt. 6:7 en Mt. 18:17 het bijvoeglijk naamwoord εθνικος ethni’kos, gebruikt. Dit zijn de enige plaatsen waar dat woord gebruikt wordt. In Mt. 6:32 wordt het zelfstandig naamwoord εθνος ‘ethnos, gebruikt, dat 164 maal in het Nieuwe Testament voorkomt. Het enkelvoud betekent 'volk'. Voorbeelden:
Mt 21:43 Daarom zeg Ik u dat het Koninkrijk van God van u weggenomen zal worden en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan voortbrengt. (HSV)
Mt 24:7 want volk zal opstaan tegen volk en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen hongersnoden en aardbevingen zijn in verschillende plaatsen. (HSV)
Het meervoud van 'ethnos' (= volk) wordt vertaald door 'volken' of 'heidenen', waarbij doorgaans bedoeld worden niet-Joodse volken. Voorbeeld:
Mt 20:25 En toen Jezus hen bij Zich geroepen had, zei Hij: U weet dat de leiders van de volken heerschappij over hen voeren, en de groten gezag over hen uitoefenen. (TELOS)
Mt 24:14 En dit evangelie van het koninkrijk zal over het hele aardrijk worden gepredikt tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde komen. (TELOS)
Mt 28:19 Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen, hen dopend tot de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en hen lerend te bewaren alles wat Ik u heb geboden. (TELOS)
Het woord 'ethnos' wordt evenwel ook voor het volk der Joden gebezigd. Bij voorbeeld:
Lu 7:5 want hij heeft ons volk lief en heeft zelf de synagoge voor ons gebouwd. (TELOS)
Joh 11:48 Als wij Hem zo laten begaan, zullen allen in Hem geloven; en de Romeinen zullen komen en zowel onze plaats als ons volk wegnemen. (TELOS)
In het Grieks van het Nieuwe Testament wordt vaak het woord λαος, la’os, gebruikt om de joden aan te duiden, in onderscheid van de heidenen, die door een meervoud van 'ethnos' worden aangeduid. In volgende verzen bij voorbeeld worden de 'naties' ('volken', 'heidenen') onderscheiden van 'volk(en)' van Israël.
Lu 2:32 een licht tot openbaring voor de naties en tot heerlijkheid voor uw volk Israel. (TELOS)
Hnd 4:27 Want in waarheid zijn in deze stad verzameld tegen uw heilige knecht Jezus, die U hebt gezalfd, zowel Herodes als Pontius Pilatus met de naties en volken van Israel, (TELOS)
Hnd 26:17 terwijl Ik je wegneem uit het volk en uit de volken, tot welke Ik je zend om hun ogen te openen, (TELOS)
Hnd 26:23 dat de Christus moest lijden en dat Hij als eerste uit de opstanding van de doden een licht zou verkondigen zowel aan het volk als aan de volken. (TELOS)
Ro 15:10 En verder zegt hij: ‘Weest vrolijk, volken, met zijn volk’. (TELOS)
Het komt ook voor dat beide 'laos' en 'ethnos' naar het volk der Joden verwijzen:
Joh 11:50 U weet niets, en u bedenkt niet, dat het nuttiger voor ons is dat een mens sterft voor het volk en niet de hele natie verloren gaat. (TELOS)
Het meervoud van 'laos' kan ook naar de volken verwijzen.
Ro 15:11 En verder: ‘Looft de Heer, alle volken, en laten alle naties Hem prijzen’. (TELOS)
Beide woorden 'ethos' en 'laos' worden ook op gelovigen toegepast:
1Pe 2:9 U echter bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een volk tot een eigendom, opdat u de deugden verkondigt van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht, (TELOS)
Na de spraakverwarring van Babel werd de mensheid in verschillende volken en talen verdeeld. Deze verdeling van de volken en landen werd bestuurd door Gods raad aangaande de formering van Abrahams zaad tot Gods eigen volk in een eigen land, en de bestemming van Kanaän, als een middelpunt van de wereld, om voor alle geslachten een zegen te worden, Gen. 12 :1-3.
De Allerhoogste heeft “de landpalen der volken gesteld naar het getal der kinderen Israëls”, Deut. 32:8,9.
Vanuit Kanaän zijn de joden en met hen de Schriften van het Oude Testament, eeuwen vóór Christus onder alle volken verspreid, en vanuit Jeruzalem zijn de apostelen en de gelovigen naar alle windstreken uitgegaan om door het Evangelie van Jezus Christus de zegening van Abraham te brengen aan alle naties.
In de Bijbelse Geschiedenis treedt allerlei rijken en landen op, het eerst het rijk van Babel, onder de Chamiet Nimrod, die later naar Assur ging, en de steden Ninevé, Reoboth-ir, Kalah en Rezen bouwde, Gen. 10. (In Gen. 10:11 moet in plaats van: “uit dit land is Assur uitgegaan” gelezen worden: “Uit dit land is hij (Nimrod) naar Assur gegaan”. Deze betere vertaling, ook in de kanttekeningen aangegeven, werd al door Calvijn voorgestaan. Verg. Micha 5 :5, waar Assyrië het land van Nimrod wordt genoemd).
Daarna: Ur, in Chaldea, waaruit Abraham is geroepen; Mesopotamië met Paddan-Aram, waar Nahor, de broeder van Abraham, bleef wonen; en het land Uz, waar Job leefde. Verder het beloofde land, Kanaän, waar de aartsvaders verkeerden als in een vreemd land; Egypte, waarheen Abraham en Izaäk tijdelijk de wijk namen vanwege de honger, en waar Jakob met zijn geslacht 215 jaar in Gosen gewoond heeft; de woestijn van Arabië, waarin de Israëlieten na de uittocht uit het diensthuis 40 jaar hebben gezworven.
Na de beërving van Kanaän door het volk van God, behalve de landen rondom het land gelegen, treden de landen en rijken van Assyrië, Egypte, Chaldea, Medië en Perzië, en de landen van Alexander de Grote, vooral Syrië en Egypte, op, in verband met de geschiedenis van de openbaring en van het volk van God. Totdat onder het Nieuwe Testament de gehele Romeinse wereld in aanraking komt met Israël en het Evangelie dat vanuit Jeruzalem de wereld der volkeren ingaat.
Tijden der heidenen
De tijden der heidenen of heidenvolken zijn de tijden waarin het volk Israël onderworpen is aan de opeenvolgende heidense rijken.
Lu 21:24 En zij zullen vallen door het scherp van het zwaard en als gevangenen worden weggevoerd onder alle volken; en Jeruzalem zal door de volken worden vertrapt, totdat de tijden van de volken zijn vervuld. (Telos)
Toekomst
In de toekomst zal 'de volheid der heidenen', de grote menigte van heidenen die Christus hebben aangenomen, ingaan in de hemel.
Ro 11:25 Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt, bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. (Telos)
In de toekomst zullen de heidenen, al de niet-Joodse volken der wereld, zich tot God bekeren.
Hag 2:6 (2-7) Want alzo zegt de HEERE der heirscharen: Nog eens, een weinig [tijds] zal het zijn; en Ik zal de hemelen, en de aarde, en de zee, en het droge doen beven. Hag 2:7 (2-8) Ja, Ik zal al de heidenen doen beven, en zij zullen komen [tot] den Wens aller heidenen, en Ik zal, dit huis met heerlijkheid vervullen, zegt de HEERE der heirscharen. (SV)
Jer 3:17 Te dier tijd zullen zij Jeruzalem noemen, des HEEREN troon; en al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden, om des HEEREN Naams wil, te Jeruzalem; en zij zullen niet meer wandelen naar het goeddunken van hun boos hart. (SV)
Jer 16:19 O HEERE! Gij zijt mijn Sterkte, en mijn Sterkheid, en mijn Toevlucht ten dage der benauwdheid; tot U zullen de heidenen komen van de einden der aarde, en zeggen: Immers hebben onze vaders leugen erfelijk bezeten, [en] ijdelheid, waarin toch niets was, dat nut deed. Jer 16:20 Zal een mens zich goden maken? Zij zijn toch geen goden.(SV)
Mal 1:11 Maar van den opgang der zon tot haar ondergang, zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenen; en aan alle plaats zal Mijn Naam reukwerk toegebracht worden, en een rein spijsoffer; want Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenen, zegt de HEERE der heirscharen. (SV)
Een voorafbeelding van de bekering der heidenen en hun verering van de ware God zien we in het bezoek van de magiërs uit het Oosten aan de geboren koning van Israël, de Heer Jezus.
Zie ook
Bron
C. Lindeboom, Bijbelgids, of Handleiding tot het verkrijgen van Bijbelkennis (Middelburg: Stichting de Gihonbron, 2009; bewerking door J. Pluimers van de uitgave uit 1929), blz. 137. Hieruit is, onder toestemming, op 12 april 2013 tekst verwerkt. Deze tekst betreft de verdeling der volken, Gods eigen volk en de zegening van Abraham, rijken en landen.