God
God is het Opperwezen dat hemel en aarde, engelen, dieren en mensen gemaakt heeft en Zichzelf geopenbaard heeft in de natuur, in de geschiedenis, in Zijn geschreven Woord (de Bijbel), op het hoogst in Zijn Zoon Jezus Christus en in diens leerlingen, die 'kinderen van God' worden genoemd. Door het geloof in Zijn Zoon wordt God onze hemelse Vader.
Over Gods bestaan, zie artikel Bestaan van God. Over (af)goden, zie artikel Goden.
God is volgens het woordenboek van Van Dale (1964), naar de eerste betekenis van het woord, een 'bovenmenselijk, machtig en aanbiddelijk wezen'. In 2010 zegt het woordenboek: 'het Opperwezen, de Schepper, de Geest waardoor en waarin alles is'.
Persoon. Wij kennen aan God persoonlijkheid of persoonzijn toe, omdat wij ons Hem voorstellen als een levend, zelfbewust wezen.
Geest. God is een oneindige, volmaakte Geest. De Heer Jezus zei dat God geest is, Joh. 4 : 24. Als geestelijk Wezen is Hij onzichtbaar, onstoffelijk en oneindig.
Drievuldigheid. Hij is één Wezen, één Zijnde, nochtans onderscheidt Gods Woord drie Personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Zie Drie-eenheid voor het hoofdartikel.
Namen. In het verleden heeft God zich bekend gemaakt onder verschillende benamingen om daardoor uitdrukking te geven aan Zijn wezen.
Eigenschappen van God
Eigenschappen van God zijn onder meer:
- onafhankelijkheid
- eenvoudigheid
- eeuwigheid
- alomtegenwoordigheid
- onveranderlijkheid
- alwetendheid
- wijsheid
- goedheid
- liefde
- genade
- barmhartigheid
- ontferming
- geduld
- verdraagzaamheid
- lankmoedigheid
- heiligheid
- rechtvaardigheid
- almacht
Gods eigenschappen zijn in de theologie onderscheiden in onmededeelbare en mededeelbare eigenschappen. De onmededeelbare eigenschappen van God, welke Hij nietaan een schepsel kan meedelen, zijn: onafhankelijkheid, eenvoudigheid, eeuwigheid, alomtegenwoordigheid, onveranderlijkheid. De mededeelbare eigenschappen van God, welke Hij aan een schepsel kan meedelen, zijn: alwetendheid, wijsheid, goedheid, liefde, genade, barmhartigheid, ontferming, geduld, verdraagzaamheid, lankmoedigheid, heiligheid, rechtvaardigheid, almacht.
De mededeelbare eigenschappen van God zijn onderverdeeld in:
- de eigenschappen van het Verstand: alwetendheid en wijsheid;
- de eigenschappen van de Wil: goedheid (liefde, genade, barmhartigheid, ontferming, geduld, verdraagzaamheid, lankmoedigheid, enz.); heiligheid (rechtvaardigheid, toorn, enz.);
- de eigenschap van de Macht: almacht.
De eigenschappen en deugden van God moeten door Zijn volk worden verkondigd (1 Petr. 2:9).
Namen van God
De namen van God, de bijvoeglijke naamwoorden en de "God is"-uitdrukkingen in de Bijbel vertellen wie God is.
Spr 30:4 Wie is er naar de hemel opgestegen en [vandaar] neergedaald? Wie heeft de wind in zijn handen verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft alle einden der aarde vastgesteld? Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon, u weet het immers? (HSV)'
In de schepping wordt Gods eeuwige kracht en Zijn Goddelijkheid door alle mensen gekend en doorzien (Rom. 1 : 20), maar bovendien wordt Gods wezen tot uiting gebracht in de namen waarmee Hij zich aan verschillende personen en bij bijzondere omstandigheden heeft bekend gemaakt. In onze bedeling heeft Hij zich als Vader geopenbaard voor hen die in de Heer Jezus Christus als hun persoonlijke Verlosser geloven (Rom. 8 : 14-16).
In de samengestelde namen van God komt dikwijls de eigennaam Jahweh voor. Wij zijn gewoon, in navolging van de Septuagint en andere bijbelvertalingen, de Godsnaam uit te spreken als “HEER” of “HERE”. Hieronder volgt een lijst van namen en aanduidingen van God.
- Elohim = Godheid, God (Gen. 1:1). Elohim is meervoud.
- El = God. El is enkelvoud.
- Jahweh Elohim = Jahweh God (Gen. 2:4)
- Jahweh = Ik zal zijn, die Ik zijn zal (Ex. 3 : 14; 6 : 2)
- El Eljon = God de Allerhoogste (Gen. 14:19)
- El Shaddai = God de Almachtige (Gen. 17:1)
- Jahweh-Jerih = Jahweh zal voorzien (Gen. 22:14)
- Jahweh-Rapha (Nophi) = Jahweh uw Heelmeester (Ex. 15 : 26)
- Jahweh-Nissi = Jahweh mijn Banier (Ex. 17 : 15)
- Naijverige (Ex. 34:14; Statenvertaling: ' IJveraar')
- Jahweh-Shalom = Jahweh is vrede (Richt. 6 : 24)
- Jahweh-Zebaoth = Jahweh der heerscharen (1 Sam. 1 : 3)
- Jahweh-Roï = Jahweh mijn Herder (Ps. 23 : 1)
- Jahweh-Jah = Jahweh de onveranderlijke (Jes. 12 : 2)
- Jahweh-Tsidkenu = Jahweh onze Gerechtigheid (Jer. 23 : 6)
- Jahweh-Shammah = Jahweh is aldaar (Ezech. 48 : 35)
- Vader (2 Kor. 6:18)
- God is waarachtig (Rom. 3 : 4)
- God der volharding(Rom. 15 : 5)
- God der vertroosting (Rom. 15 : 5)
- God van onze Heer Jezus Christus (Rom. 15 : 6 )
- God der hoop (Rom. 15 : 13)
- God van de vrede (Rom. 15 : 33)
- De God aller genade (1 Petr. 5 : 10)
- God is Licht (1 Joh. 1:5)
- God is Liefde (1 Joh. 4 : 8; 16)
In het Hebreeuws, de oorspronkelijke taal van het Oude Testament, worden drie woorden gebruikt die in de Nederlandse bijbels vertaald zijn door 'God': Elohim, El en Eloah.
Elohim wordt veruit het meest gebruikt van de drie en Eloah het minst. Elohim is een meervoud dat samen met enkelvoudige woorden spreekt van de eenheid van de Godheid èn de meerheid in de Godheid, zie Elohim.
De Hebreeuwse eigennaam van God is Jahweh. De naam Jahweh komt zesduizend keer voor in het Oude Testament.
Informatiebronnen:
Lambert Dolphin, The Names of God, http://ldolphin.org/Names.html
El
Het meervoud van El (God, god) is Elim (goden). El komt 226 keer voor.
In het volgende vers komen Elohim en Elim samen voor.
Ps 50:1 Een psalm van Asaf. De God (Elohim) der goden (elim), de HEERE spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang.
Eloah
Eloah is waarschijnlijk de verlengde vorm van El. Sommigen menen dat Eloah het enkelvoud of het tweevoud is van het meervoud Elohim; of dat Elohim het meervoud van Eloah is. Eloah verwijst naar God als de Machtige. Eloah komt 57x voor in het OT, waarvan 4x in Job. De eerste maal vinden we Eloah in Deut. 32:15
De 32:15 Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit (gij zijt vet, gij zijt dik, [ja], [met] [vet] overdekt geworden!); en hij liet God (Eloah) varen, Die hem gemaakt heeft, en versmaadde den Rotssteen zijns heils.
2Kr 32:15 Nu dan, dat Jehizkia ulieden niet bedriege, en dat hij u op zulk een wijze niet opruie, en gelooft hem niet; want geen god (Eloah) van enige natie en koninkrijk heeft zijn volk uit mijn hand en mijner vaderen hand kunnen redden; hoeveel te min zal uw God (Elohim) u uit mijn hand kunnen redden?
Ps 18:31 (18–32) Want wie is God (Eloah), behalve de HEERE? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God (Elohim)
Meer informatie
http://www.hebrew4christians.com/Names_of_G-d/Eloha/eloha.html
Elah
Elah is het Aramese woord voor 'God' of 'god'. Het is Aramese equivalent van het Hebreeuwse Eloah. Elah komt 78x voor in het OT, 77x in Ezra en Daniel, 1x in Jeremia, de eerste maal in Ezr. 4:24
Ezr 4:24 Toen hield het werk op van het huis Gods (Elah), Die te Jeruzalem [woont], ja, het hield op tot in het tweede jaar van het koninkrijk van Darius, den koning van Perzie.
Ezr 6:12 De God (Elah) nu, die Zijn Naam aldaar heeft doen wonen, werpe ter neder alle koningen en volken, die hun hand zullen uitstrekken, om te veranderen [en] te verderven dit huis Gods (Elah), dat te Jeruzalem is. Ik, Darius, heb het bevel gegeven, dat het spoediglijk gedaan worde.
Elah wordt ook voor de afgoden gebruikt.
Jer 10:11 (Aldus zult gijlieden tot hen zeggen: De goden (Elah), die den hemel en de aarde niet gemaakt hebben, zullen vergaan van de aarde, en van onder dezen hemel.)
Da 2:11 Want de zaak die de koning begeert, is te zwaar; en er is niemand anders, die dezelve voor den koning te kennen [kan] geven, dan de goden (Elah), welker woning bij het vlees niet is.
Da 3:28 Nebukadnezar antwoordde en zeide: Geloofd zij de God (Elah) van Sadrach, Mesach en Abed–nego, Die Zijn engel gezonden, en Zijn knechten verlost heeft, die op Hem vertrouwd hebben, en des konings woord veranderd, en hun lichamen overgegeven hebben, opdat zij geen god (Elah) eerden noch aanbaden, dan hun God (Elah).
Da 4:8 Totdat ten laatste Daniel voor mij inkwam, wiens naam Beltsazar is, naar den naam mijns gods (Elah), in wien ook de geest der heilige goden (Elah) is; en ik vertelde den droom voor hem, [zeggende]:
God (Elah) is een God der goden (Elah), de allerhoogste God:
Da 2:47 De koning antwoordde Daniel en zeide: Het is de waarheid, dat ulieder God (Elah) een God (Elah) der goden (Elah) is, en een Heere der koningen, en Die de verborgenheden openbaart, dewijl gij deze verborgenheid hebt kunnen openbaren.
JHWH
JHWH, misschien uit te spreken als Jahweh, is de eigennaam van God, de naam die ook het meest voor God gebruikt wordt. Als de nakomelingen van Jakob door Zijn macht verlost zullen worden uit de slavernij van Egypte noemt Hij zich tegenover Mozes: "Ik zal zijn, die ik zijn zal" (Ex, 3:14, 6:2), een omschrijving, die door de naam Jahweh tot uitdrukking is gebracht.
Zie JHWH voor het hoofdartikel over deze naam.
Adon, Adonai
God wordt in het Hebreeuwse Oude Testament enkele malen met de titel Adon ('Heer') genoemd, doch meestal met de titel Adonai, dat letterlijk 'mijn Heren' betekent. Deze merkwaardige titel kan uitdrukken dat God de allerhoogste Heer is, de Heer der heren. Deze meervoudsvorm doet, in het licht van de openbaring in het Nieuwe Testament, ook denken aan het feit dat God Drie in Eén is. Zie voor een bespreking van de Hebreeuwse woorden Adon en Adonai: Adon.
Eeuwig
Wij noemen God eeuwig, omdat wij geloven, dat Hij nooit een begin gehad heeft of een einde zal nemen. Hij staat boven de tijd.
Atheisten stellen aan Godgelovigen graag de vraag: Waar kwam God vandaan? Uit het woord van God, de Bijbel, weten we dat God zonder begin en zonder einde is, Hij is eeuwig.
Ps 90:2 Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.
Opb 1:8 Ik ben de alfa en de omega, zegt de Heer, God, Hij die is en die was en die komt, de Almachtige.
Opb 21:6 En Hij zei tot mij: Zij zijn gebeurd! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal hem die dorst heeft, geven uit de bron van het water van het leven om niet.
Opb 22:13 Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.
God is niet begonnen te bestaan, Hij is niet voortgebracht, Zijn bestaan is niet veroorzaakt. Hij bestaat noodzakelijk, kan niet anders dan bestaan, en wel op grond van Zijn eigen Wezen, Zijn eigen natuur. God heeft Zelf geen andere maker of schepper nodig gehad voor Zijn bestaan.
De eeuwigheid van God, die zonder begin of einde in de tijd is, kan ook worden beredeneerd. De tijd is - volgens wetenschappelijk inzicht - met het heelal ontstaan. De oorzaak van het heelal en daarmee van de tijd, kan niet iets zijn dat in de tijd is, het moeten een buitentijdelijke oorzaak zijn. Deze buitentijdelijke oorzaak noemen wij God. God is dus a-temporeel: niet-tijdelijk, niet aan de tijd gebonden. Hij staat buiten de tijd, hij is 'beginloos'.
Enigheid van God
God is uniek, Hij is de enige God.
De 4:35 U is het getoond, opdat gij wetet, dat de HEERE die God is; er is niemand meer dan Hij alleen! (...) De 4:39 Zo zult gij heden weten, en in uw hart hervatten, dat de HEERE die God is, boven in den hemel, en onder op de aarde, niemand meer! (SV)
De 32:39 Ziet nu, dat Ik, Ik DIE ben, en geen God met Mij, Ik dood en maak levend; Ik versla en Ik heel; en er is niemand, die uit Mijn hand redt! (SV)
1Sa 2:2 Er is niemand heilig, gelijk de HEERE; want er is niemand dan Gij, en er is geen rotssteen, gelijk onze God! (SV)
2Sa 22:32 Want wie is God, behalve de HEERE, en wie is een rotssteen, behalve onze God? (SV)
Jes 37:16 O HEERE der heirscharen, Gij, God van Israël, Die tussen de cherubim woont! Gij Zelf, Gij alleen zijt de God van alle koninkrijken der aarde; Gij hebt den hemel en de aarde gemaakt! (SV)
Jes 43:10 Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, dat voor Mij geen God geformeerd is, en na Mij geen zijn zal. (SV)
Jes 44:6 Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God. (...) Jes 44:8 Verschrikt niet, en vreest niet; heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen: is er ook een God behalve Mij? Immers, is er geen andere rotssteen: Ik ken er geen? (SV)
Jes 45:5 Ik ben de HEERE, en niemand meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent. Jes 45:6 Opdat men wete, van den opgang der zon en van den ondergang, dat er buiten Mij niets is, Ik ben de HEERE, en niemand meer. (SV)
Jes 45:21 Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: wie heeft dat laten horen van ouds her? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? en er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God, en een Heiland, niemand is er dan Ik. Jes 45:22 Wendt U naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God, en niemand meer. (SV)
1Ti 1:17 De Koning der eeuwen nu, de onvergankelijke, onzichtbare, enige God, zij eer en heerlijkheid tot in alle eeuwigheid! Amen. (Telos)
Eenheid van God
God is één.
De 6:4 Hoor, Israel: de HERE is onze God; de HERE is één! (NBG51)
Mr 12:29 Jezus antwoordde: Mr 12:30 Het eerste is: ‘Hoor, Israel, de Heer, onze God, de Heer is één; en u zult de Heer, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht’. Mr 12:31 Het tweede is dit: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’. Er is geen ander gebod groter dan deze twee. Mr 12:32 En de schriftgeleerde zei tot Hem: Juist, Meester, U hebt naar waarheid gezegd dat Hij één is en er geen ander is buiten Hem; (TELOS)
Jahweh is één (Deut. 6:4). In plaats van 'één' kan men ook vertalen ‘één en dezelfde, óf ‘de enige'[1]. Hij is de enige God, er is geen andere god buiten Hem (vgl. Mr. 12:32).
De 4:35 U is het getoond, opdat gij wetet, dat de HEERE die God is; er is niemand meer dan Hij alleen! (SV)
Andere goden mogen we daarom geen plaats geven.
De 5:7 Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. (SV)
De heidenen hebben vaak verschillende goden voor verschillende levensgebieden en omstandigheden. En soms wordt dezelfde god op de ene plaats zus en op een andere plaats weer anders voorgesteld en vereerd.[1] God de Vader en de Zoon zijn één. Zij zijn niet identiek, maar wel een eenheid. Deze eenheid bestaat hierin dat de vader in de Zoon is en de Zoon in de Vader (Joh. 10:37; 17:31)). De eenheid komt hierin tot uiting dat de Zoon de werken van de Vader doet (Joh. 10:37).
Joh 10:30 Ik en de Vader zijn een. Joh 10:31 De Joden namen opnieuw stenen op om Hem te stenigen. Joh 10:32 Jezus antwoordde hun: Vele goede werken heb Ik u getoond van mijn Vader; om welk van die werken stenigt u Mij? Joh 10:33 De Joden antwoordden Hem: Niet om een goed werk stenigen wij u, maar om lastering en omdat U die een mens bent, Uzelf God maakt. Joh 10:34 Jezus antwoordde hun: Staat er niet geschreven in uw wet: ‘Ik heb gezegd: U bent goden’? Joh 10:35 Als Hij hen goden noemt tot wie het woord van God kwam (en de Schrift kan niet verbroken worden), Joh 10:36 zegt u van Hem die de Vader heeft geheiligd en in de wereld gezonden: U lastert, omdat Ik gezegd heb: Ik ben Gods Zoon? Joh 10:37 Als Ik niet de werken van mijn Vader doe, gelooft Mij niet; Joh 10:38 maar als Ik ze doe en u Mij niet gelooft, gelooft dan de werken, opdat u erkent en weet dat de Vader in Mij is en Ik in de Vader. Joh 10:39 Zij trachtten dan opnieuw Hem te grijpen, en Hij ontkwam uit hun hand. (Telos)
Joh 17:20 En Ik vraag niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven, Joh 17:21 opdat zij allen een zijn, zoals U, Vader, in Mij en Ik in U, opdat ook zij in Ons een zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden. Joh 17:22 En de heerlijkheid die U Mij hebt gegeven, heb Ik hun gegeven, opdat zij een zijn zoals Wij een zijn: Joh 17:23 Ik in hen en U in Mij; opdat zij volmaakt zijn tot een, opdat de wereld erkent dat U Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad zoals U Mij hebt liefgehad. (Telos)
Joh 14:9 Jezus zei tot hem: Ben Ik zo lange tijd bij u en heb je Mij niet gekend, Filippus? Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien; hoe zeg je dan: Toon ons de Vader? (Telos)
Joh 15:24 Als Ik niet de werken onder hen had gedaan die niemand anders heeft gedaan, hadden zij geen zonde; maar nu hebben zij zowel gezien als gehaat zowel Mij als mijn Vader. (Telos)
Drie in Een (drie-eenheid)
God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn drie Personen. We moeten ze van elkaar onderscheiden. Toch vormen zij een éénheid. De Schriftgegevens leiden tot de conclusie dat ook de Zoon, door de Vader gezonden, en de Heilige Geest individuele goddelijke Personen zijn. Over de Godheid van Jezus Christus, zie art. Godheid van Jezus Christus.
Zij zijn drie en niettemin één. Vandaar de theologische termen "Drieëenheid", "Drieënigheid", "Drievuldigheid", "Triniteit" (van Lat. trinitas). Deze woorden komen niet in de Bijbel voor, maar ze duiden wel juist de openbaring van de drie-enige God aan.
In het begin sprak God:
Ge 1:26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen! (HSV)
De Drie-eenheid wordt in het Oude Testament onder meer aangeduid door de Hebreeuwse Godsnaam Elohim, een meervoudsvorm, die in onze Bijbels door het enkelvoudige 'God' wordt vertaald. Na de zondeval sprak God:
Ge 3:22 Toen zei de HEERE God: Zie, de mens is geworden als één van Ons, omdat hij goed en kwaad kent. Nu dan, laat hij zijn hand niet uitsteken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij eeuwig zou leven! (HSV)
God spreekt ook in Gen. 11:7, in de geschiedenis van de spraakverwarring, in de wij-vorm.
Ge 11:5 Toen daalde de HEERE neer om de stad en de toren te zien die de mensenkinderen aan het bouwen waren, Ge 11:6 en de HEERE zei: Zie, zij vormen één volk en hebben allen één taal. Dit is het begin van wat zij gaan doen, en nu zal niets van wat zij zich voornemen te doen, voor hen onmogelijk zijn. Ge 11:7 Kom, laten Wij neerdalen en laten Wij hun taal daar verwarren, zodat zij geen van allen elkaars taal zullen begrijpen. Ge 11:8 Zo verspreidde de HEERE hen vandaar over heel de aarde, en zij hielden op met het bouwen van de stad. (HSV)
Meer informatie:
- Engels artikel http://www.biblestudyproject.org/God-the-Trinity-messianic.htm
- Engels artikel over de Drie-eenheid in het OT: http://www.christian-thinktank.com/trin02.html
Onveranderlijk
Als de Oneindige is God boven alle verandering verheven. Hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid volmaakt.
Om te onderstrepen, dat God de Onveranderlijke is zal eenmaal het ganse volk Israël vol verrukking kunnen juichen "Jahweh-Jah" d.i.
"de Here Here" is mijn sterkte en psalm. Dit zal plaats vinden als Israël, verlost van de vijanden, in vrede zal leven.
Jes 12:1 Op die dag zult u zeggen: Ik dank U, HEERE, dat U toornig op mij geweest bent, [maar] Uw toorn is afgekeerd en U troost mij. Jes 12:2 Zie, God is mijn heil, ik zal vertrouwen en geen angst hebben, want mijn kracht en psalm is de HEERE HEERE (Jahweh Jah), en Hij is mij tot heil geworden. Jes 12:3 U zult met vreugde water scheppen uit de bronnen van het heil. (HSV)
Grootheid
God groot, onvergelijkbaar groot. Hij is groter dan de (af)goden. Groot is Zijn heerlijkheid, kracht, werk, woord, goedertierenheid, barmhartigheid, weldadigheid en trouw. Zijn naam worde groot gemaakt!
Ps 34:3 (34-4) [Gimel]. Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen. (SV)
Zie Grootheid van God voor het hoofdartikel.
Alomtegenwoordig
Uit de erkenning dat God de Enige en Oneindige is, volgt dat Hij ook alomtegenwoordig is. God is overal aanwezig, Hij is alom tegenwoordig.
Ps 139:5 Gij omgeeft mij van achteren en van voren en Gij legt uw hand op mij. Ps 139:6 Het begrijpen is mij te wonderbaar, te verheven, ik kan er niet bij. Ps 139:7 Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht? Ps 139:8 Steeg ik ten hemel; Gij zijt daar. Of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde; Gij zijt er; {} Ps 139:9 nam ik vleugelen van de dageraad, ging ik wonen aan het uiterste der zee, Ps 139:10 ook daar zou uw hand mij geleiden, uw rechterhand mij vastgrijpen. (NBG51)
God is tegelijkertijd op zijn troon in de hemel en in zijn huis op aarde.
Mt 23:21 En wie zweert bij het tempelhuis, zweert daarbij en bij Hem die daarin woont. Mt 23:22 En wie zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij Hem die daarop zit. (TELOS)
Toen de Heer Jezus op aarde rondwandelde, woonde God in de tempel te Jeruzalem. Thans woont Hij in de gemeente van Christus, „een woonplaats van God in de Geest" (Ef. 2:22).
Alziend
Job 28:24 Want Hij schouwt tot aan de einden der aarde, Hij ziet onder al de hemelen. (SV)
Spr 15:3 De ogen des HEREN zijn aan alle plaatsen, opmerkzaam acht gevend op kwaden en goeden. (SV)
2Kr 16:9 Want des HEREN ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen wier hart volkomen naar Hem uitgaat. ... (NBG51)
Zac 4:10 ... Deze zeven zijn de ogen des HEREN, die de ganse aarde doorlopen. (SV)
Almachtig
God is almachtig. Door de almacht van God verstaan wij dat alles van Hem afhangt en dat Hij alles doet wat Hem behaagt. Hij is de onbeperkte Gebieder over natuur en geschiedenis. Hij kan alles wat Hij wil, maar Hij wil niet alles wat Hij kan. Met Zijn almacht staat Hij iedere gelovige terzijde. Hijzelf heeft gezegd, tot Abraham: "Zou er iets voor de HEERE te wonderlijk zijn?" (Gen. 18:14). Aan Abram verscheen God als de Almachtige (Gen. 17:1).
Zie Almacht van God voor het hoofdartikel over dit onderwerp
Kracht
God wordt 'de kracht' genoemd door de Heer Jezus:
Mr 14:61 Hij echter zweeg en antwoordde niets. Opnieuw ondervroeg de hogepriester Hem en zei tot Hem: Bent U de Christus, de Zoon van de Gezegende? Mr 14:62 Jezus nu zei: Ik ben het. En u zult de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht en zien komen met de wolken van de hemel. (Telos)
Heilig
Wij noemen God heilig, omdat Hij volmaakt goed is, zuiver, afgezonderd van alles wat kwaad, onrein, verkeerd is. De serafs die Jesaja boven de troon van God zag, riepen elkaar toe dat Jahweh der heerscharen heilig is:
Jes 6:3 En de een riep tot den ander, en zeide: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol! (SV)
God, die heilig, onberispelijk en onstraffelijk is, wenst ons mensen zodanig te maken, in overeenstemming met Zichzelf.
Col 1:21 En u, die er vroeger vreemd aan was en vijandig gezind was door uw boze werken, heeft Hij echter nu verzoend Col 1:22 in het lichaam van zijn vlees door de dood, om u heilig, onberispelijk en onstraffelijk voor Zich te stellen; (Telos)
Only a holy God[2]
Who else commands all the hosts of heaven |
Who else could rescue me from my failing "Only A Holy God" Praise And Harmony from Resurrecting God. Youtube.com: The Acappella Company, 31 mei 2019. Duur: 4 min 37 sec. |
Liefde
God is Licht en Liefde. Hij is de bron van liefde.
Vader
De Heer Jezus leert zijn leerlingen te bidden tot 'onze Vader in de hemelen'. Door het geloof in de Heer Jezus, de geestelijke geboorte uit God en door de Heilige Geest kennen wij God als Vader. Zie God de Vader voor het hoofdartikel.
Schepper
God is de Schepper van hemel en aarde (Gen. 1:1). Zo wordt Hij ons voorgesteld in de bijbel, het woord van God. Hij geeft aan allen leven, adem, ja alle dingen zijn door Hem (Hand. 17:25). Hij is een Onderhouder van alle mensen (1 Tim. 4:10). Hij geeft van de hemel regen en vruchtbare tijden (Hand. 14:17). Hij laat Zijn zon opgaan over bozen en goeden (Matth. 5:45).
Voor een powerpointpresentatie over God als Schepper, zie presentatie (22 sheets, gemaakt in 2004)
Verborgenheid
God houdt zich verborgen, Hij is in het verborgen,
Mt 6:6 Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader die in het verborgen is; en uw Vader die in het verborgen kijkt, zal het u vergelden. (Telos)
Hoewel Hij verborgen is, openbaar Hij openbaart zich ook en laat zich niet onbetuigd. Job verwees naar Gods verborgenheid toen hij sprak:
Job 23:8 Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet. Job 23:9 Als Hij ter linkerhand werkt, zo aanschouw ik Hem niet; bedekt Hij Zich ter rechterhand, zo zie ik Hem niet. Job 23:10 Doch Hij kent den weg, die bij mij is; ... (SV)
1Ti 1:17 De Koning der eeuwen nu, de onvergankelijke, onzichtbare, enige God, zij eer en heerlijkheid tot in alle eeuwigheid! Amen. (Telos)
Gods verborgenheid zal echter voleindigd worden: Hij zal tot de mensheid komen en zich openbaren.
Opb 10:7 maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij zal bazuinen, zal ook de verborgenheid van God voleindigd worden, zoals Hij aan zijn slaven, de profeten, heeft verkondigd. (Telos)
Opb 1:4 Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij u en vrede van Hem die is en die was en die komt, en van de zeven Geesten die voor zijn troon zijn, (...) Opb 1:7 Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben; en alle stammen van het land zullen over Hem weeklagen. Ja, Amen. Opb 1:8 Ik ben de alfa en de omega, zegt de Heer, God, Hij die is en die was en die komt, de Almachtige. (Telos)
Opb 4:8 En de vier levende wezens hadden elk afzonderlijk zes vleugels, rondom en van binnen waren zij vol ogen en zij hebben geen rust, dag en nacht, en zeggen: Heilig, heilig, heilig, Heer, God de Almachtige, die was en die is en die komt. (Telos)
Wanneer de God van Israël in heerlijkheid gekomen en geopenbaard is, zullen de Israëlieten Hem allen kennen. Er zal geen ongelovige meer zijn.
Jer 31:34 Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken. (NBG51)
Allerhoogste
God wordt vaak de hoge, de verhevene, de hoogste, de allerhoogste genoemd (Hebr. 7: 1; Ps. 99 : 2; 113: 4-6; 138: 6; 148: 13; Job 36: 22; Jes. 2: 11; 12:4).
Jes 57:15 Want zo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoge hemel en in het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om levend te maken de geest van de nederigen, en om levend te maken het hart van de verbrijzelden. (HSV)
God is de Allerhoogste. "Allerhoogste" is in het Hebreeuws eljon (elyon). El Eljon = God de Allerhoogste. De Naardense vertaling vertaalt door "God-in-den-hoge". De naam Eljon duidt een wezen aan dat al het andere overtreft en waarmee niets te vergelijken is. De eerste maal in de Bijbel wordt God de "Allerhoogste" genoemd in Gen. 14:18.
Ge 14:18 En Melchizedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij was een priester van God, de Allerhoogste. Ge 14:19 En hij zegende hem en zei: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit! Ge 14:20 En geloofd zij God, de Allerhoogste, Die overgeleverd heeft uw tegenstanders in uw hand! En hij gaf hem van alles een tiende deel. (HSV)
De koning Melchizedek van Salem heeft God als de Allerhoogste God gekend en Hem als priester gediend (Gen. 14:9). Boven Hem is niets en niemand denkbaar. De tweede keer, kort na de ontmoeting met Melchizedek, wordt "God de Allerhoogste" gebezigd door Abram:
Ge 14:21 De koning van Sodom zei tegen Abram: Geef mij de mensen, maar houd de bezittingen voor uzelf. Ge 14:22 Maar Abram zei tegen de koning van Sodom: Ik zweer bij de HEERE, God, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit, Ge 14:23 dat ik niets, van draad tot schoenriem toe, ja, niets van alles wat van u is, zal nemen, zodat u niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt. (HSV)
Onze God heeft een hoge (machtige) hand; de kinderen Israëls waren door een hoge hand uitgegaan (Exod. 14: 8). Hij is hoog in zijn kracht (Job 36: 22), Zijn rechterhand is hoog verheven. Hij heeft haar, als een krijgsheld, dreigend omhoog geheven (Ps. 89 : 14). Zij kan spoedig alles veranderen (Ps. 77: 11. Dan. 4: 14; 5: 21).
Hij openbaart mede zijn verhevenheid boven de dode afgoden van de heidenen, en boven de hele schepping. Hij is oneindig groot, hetzij men ziet op zijn eigenschappen, hetzij op zijn werken, of op zijn troon in de hemel.
De grote koning Nebukadnezar moest erkennen dat God de Allerhoogste heerser is over het het koningschap van de mensen.
Da 4:25 Men zal u namelijk uit de [mensenwereld] verstoten, en u zult uw verblijf hebben bij de dieren van het veld. Men zal u gras te eten geven, zoals [aan] runderen, en u zult bevochtigd worden door de dauw van de hemel. Zeven tijden zullen over u voorbijgaan, totdat u erkent dat de Allerhoogste Heerser is over het koningschap van de mensen en dat geeft aan wie Hij wil. (HSV)
Volgens sommige uitleggers[3] is "Allerhoogste" een titel van God in het toekomstige vrederijk.
Lu 1:32 Deze zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en de Heer, God, zal Hem de troon van zijn vader David geven, (TELOS)
Heerser
God is de Heerser over alle koninkrijken der wereld.
2Kr 20:6 En hij zeide: O, HEERE, God onzer vaderen, zijt Gij niet de God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over alle koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand zich tegen U stellen kan. (SV)
De grote koning Nebukadnezar moest erkennen dat God de Allerhoogste heerser is over het het koningschap van de mensen. Daniël zei tegen hem:
Da 4:25 Men zal u namelijk uit de [mensenwereld] verstoten, en u zult uw verblijf hebben bij de dieren van het veld. Men zal u gras te eten geven, zoals [aan] runderen, en u zult bevochtigd worden door de dauw van de hemel. Zeven tijden zullen over u voorbijgaan, totdat u erkent dat de Allerhoogste Heerser is over het koningschap van de mensen en dat geeft aan wie Hij wil. Da 4:26 Dat er ook gezegd is dat men de stam [met] de wortels van de boom moest laten [staan] - uw koningschap zal bestendig zijn nadat u erkend zult hebben dat de [God] van [de hemel] de Heerser is. (HSV)
Genadig
God is genadig: Hij is geneigd om de onwaardige wel te doen, genade te bewijzen. Dat deed Hij aan Zijn weerspannige volk in de woestijn.
Ne 9:17 En zij hebben geweigerd te horen, en niet gedacht aan Uw wonderen, die Gij bij hen gedaan hadt, en hebben hun nek verhard, en in hun wederspannigheid een hoofd gesteld, om weder te keren tot hun dienstbaarheid. Doch Gij, een God van vergevingen, genadig en barmhartig, lankmoedig, en groot van weldadigheid, hebt hen evenwel niet verlaten.
God is ook genadig jegens zondaars die hun zonden belijden en in Jezus Christus geloven. Hij spreekt hen, onwaardigen, niet alleen van straf vrij, maar maakt ze bovendien tot Zijn kinderen.
Barmhartig
God is barmhartig: Hij is geneigd om de ellendige en lijdende, die hulp behoeft, wel te doen. Hij wordt door onze ellende geroerd en bewogen om ons te helpen.
Ps 78:34 Als Hij hen doodde, zo vraagden zij naar Hem, en keerden weder, en zochten God vroeg; Ps 78:35 En gedachten, dat God hun Rotssteen was, en God, de Allerhoogste, hun Verlosser. Ps 78:36 En zij vleiden Hem met hun mond, en logen Hem met hun tong. Ps 78:37 Want hun hart was niet recht met Hem, en zij waren niet getrouw in Zijn verbond. Ps 78:38 Doch Hij, barmhartig zijnde, verzoende de ongerechtigheid, en verdierf hen niet; maar wendde dikwijls Zijn toorn af, en wekte Zijn ganse grimmigheid niet op. Ps 78:39 En Hij dacht, dat zij vlees waren, een wind, die henengaat en niet wederkeert. Ps 78:40 Hoe dikwijls verbitterden zij Hem in de woestijn, deden Hem smart aan in de wildernis!
Zie ook artikel Genadig, over het verschil tussen barmhartig en genadig.
Voorzienigheid
Door de voorzienigheid van God hebben wij te verstaan, dat Gods zorg en bestuur over alles gaat, zodat er niets gebeurt zonder zijn wil.
In verbinding met de Godsnaam Jahweh noemt Abraham Hem, nadat Hijzelf voorzien had in een plaatsvervangend offer voor Izaäk, de zoon van Abraham; "Jahweh Jireh" d.i. "Jahweh zal voorzien". De gelovigen hebben in de loop der eeuwen telkens ervaren, dat God uitkomst heeft geschonken in moeilijke omstandigheden. Maar bovenal heeft Hij uitkomst gegeven en redding geschonken aan hen, toen Hij Zijn eigen Zoon niet spaarde voor het oordeel. Zie verder bij art. JHWH Zal Voorzien.
De erkenning dat God alles bestuurt sluit de vrijheid en verantwoordelijkheid van de mens niet uit, Hnd. 2. 23, 38.
'Toeval' Op een vrijdagavond in Putten zag ik Andrzej, een Poolse jongeman, verward rondlopen; hij vertelde me in gebrekkig Engels dat hij op zoek was naar een vriend, een landgenoot. Ik praatte met hem, gaf hem een folder in zijn taal en sprak met hem over de zoekende liefde van God. Hij was zo verbaasd over de folder in zijn eigen taal dat hij zijn hart begon uit te storten. Hij was zojuist ontslagen en nu zonder werk, zonder huisvesting en zonder geld. Na een tijdje liep hij weg om zijn vriend te gaan zoeken. Even later bedacht ik me dat ik hem wilde helpen door hem wat geld te geven en ik ging naar hem op zoek. Ik zag hem opeens aan de overkant van het plein lopen, waarop ik hem riep. Hij kwam naar me toelopen. Op datzelfde moment hoorden we allebei een heel hard geklop tegen een bovenraam. Toen we omhoog keken, zag Andrzej dat het precies de vriend was die hij zocht. Hij was zo ondersteboven van dit ‘toeval’ dat hij me maar bleef bedanken. En terwijl hij stond te dansen van emotie zei hij: “Bestaat God dan echt?” Ik antwoordde: “Andrzej , God zoekt jouw aandacht door de omstandigheden in je leven. Hij wil dat je Hem toelaat in je leven, zodat Hij je leven totaal kan veranderen.” Hij nam een Pools Nieuw Testament van me aan en terwijl hij me nogmaals bedankte, beloofde hij het te gaan lezen. (Bron: nieuwsbrief van een Nederlandse straatevangelist, jan. 2017.)
Herder
Een van de lieflijkste woorden heeft David genoemd als zijn hart jubelt "Jahweh Roi" d.i. "de HEERE is mijn herder" (Ps. 23:1). Met herderlijke zorg houdt Hij zich bezig met de gelovigen, die Hij Zijn schapen noemt en die Hij eenmaal met elkaar zal verenigen rondom de Heer Jezus, de goede Herder (Exech. 34:23); de Enige.
Heiland
God is de Heiland van Israël.
Ps 106:21 Zij vergaten God, hun Heiland, Die grote dingen gedaan had in Egypte;
Jes 43:3 Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige Israëls, uw Heiland; Ik heb Egypte, Morenland en Seba gegeven [tot] uw losgeld in uw plaats. (SV)
Jes 45:15 Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God Israëls, de Heiland. (SV)
Jes 45:21 Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: wie heeft dat laten horen van ouds her? [Wie] heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? en er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God, en een Heiland, niemand is er dan Ik. (SV)
Hos 13:4 Ik ben toch de HEERE, uw God, van Egypteland af; daarom zoudt gij geen God kennen dan Mij alleen, want er is geen Heiland dan Ik. (SV)
God is de Heiland van de gelovigen.
1Ti 1:1 Paulus, apostel van Christus Jezus naar het bevel van God, onze Heiland, en van Christus Jezus, onze hoop, (TELOS)
1Ti 2:3 Dit is goed en aangenaam voor God, onze Heiland, (TELOS)
Tit 1:3 die mij is toevertrouwd naar het bevel van God, onze Heiland; (TELOS)
Tit 2:10 niet te ontvreemden, maar alle goede trouw te bewijzen, opdat zij de leer van God, onze Heiland, in alles versieren. (TELOS)
God is de Heiland van afzonderlijke mensen. Maria, de moeder van Jezus, zei:
Lu 1:47 en mijn geest verheugt zich over God, mijn Heiland, (TELOS)
Helper
God is ons een Helper. Hij is een Helper van de wees.
Ps 10:14 Ú ziet het [wél], want U aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geeft; op Ú verlaat de arme zich, U bent geweest een Helper van de wees. (HSV)
David, wetend dat zijn verblijfplaats bekend was gemaakt aan Saul, vertrouwde op God zijn Helper, die hem ondersteunde.
Ps 54:4 Zie, God is mijn Helper, de Heere is onder hen die mijn ziel ondersteunen. (HSV)
Heb 13:6 zodat wij vrijmoedig mogen zeggen: ‘De Heer is mij een helper en ik zal niet vrezen; wat zal een mens mij doen?’ (TELOS)
Paulus verkreeg hulp van God om aan Jood en heiden het evangelie te verkondigen:
Hnd 26:22 Daar ik nu hulp van God heb verkregen, sta ik tot op deze dag en getuig voor klein en groot, zonder iets te zeggen buiten wat de profeten en Mozes hebben gesproken dat zou gebeuren: (TELOS)
Meer over dit onderwerp
Noor van Haaften, God is mijn helper. Kampen: Voorhoeve, 2015. Pagina's: 96.
Heelmeester
Terwijl de nakomelingen van Jakob, als een verlost volk, zich in de woestijn bevinden en het aanwezige water niet te drinken was, omdat het bitter was, toonde Hij dit bittere water zoet te kunnen maken, zodat het drinkbaar werd. Bij deze gelegenheid noemt God zichzelf: "Jahweh Ropheke" d.i. "Jahweh uw Heelmeester".
Ex 15:26 Hij zei: Als u aandachtig luistert naar de stem van de HEERE, uw God, en doet wat juist is in Zijn ogen, als u Zijn geboden gehoorzaamt en al Zijn verordeningen in acht neemt, dan zal Ik geen enkele van de ziekten over u brengen die Ik over Egypte gebracht heb, want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester. (HSV)
Dikwijls heeft Hij de moeilijkheden willen gebruiken om daardoor Zijn zegen te kunnen schenken en maakt Hij het bittere zoet.
Woonplaats van God
God woont, heeft gewoond of zal wonen:
- in de hemel
- in het Vaderhuis
- in de tabernakel
- in de tempel van Salomo
- bij de verbrijzelde en nederige van geest
- in de Here Jezus
- in de wedergeboren mens
- in de gemeente van Christus
- in het nieuwe Jeruzalem
- in de tempel van het vrederijk
God woont in de hemel.
Ps 2:2 De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde: Ps 2:3 Laten wij Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen! Ps 2:4 Die in de hemel woont, zal lachen, de Heere zal hen bespotten. Ps 2:5 Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, in Zijn brandende [toorn] hun schrik aanjagen. Ps 2:6 Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg. (HSV)
Opvallend is het bewustzijn van de koning Salomo, die Jahweh, de God van Israël. een huis op aarde gebouwd had:
1Kon 8:30 Luister dan naar de smeekbede van Uw dienaar en Uw volk Israël, die zij op deze plaats zullen bidden. En U, luister in Uw woonplaats, in de hemel, ja luister, en vergeef. 1Kon 8:39 luistert Ú dan in de hemel, Uw vaste woonplaats, vergeef, en grijp in, en geef eenieder naar al zijn wegen, [U], Die zijn hart kent. U alleen kent immers het hart van alle mensenkinderen, 1Kon 8:43 luistert Ú dan in de hemel, Uw vaste woonplaats, en doe overeenkomstig alles wat de vreemdeling tot U roepen zal, opdat alle volken van de aarde Uw Naam kennen en U vrezen, zoals Uw volk Israël, en erkennen dat Uw Naam is uitgeroepen over dit huis dat ik gebouwd heb. 1Kon 8:49 luistert U dan in de hemel, Uw vaste woonplaats, naar hun gebed en hun smeekbede en verschaf hun recht. (HSV)
Vgl. 2 Kron. 6:21, 30, 33, 39. God woont in het Vaderhuis. Dat is ook de bestemming van de kinderen van God, de gelovigen. De Here Jezus heeft gezegd:
Joh 14:2 In het huis van mijn Vader zijn vele woningen; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om u plaats te bereiden. Joh 14:3 En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben. Joh 14:4 En waar Ik heenga, weet u, en de weg weet u. (TELOS)
De alomtegenwoordige God woont in de hemel en ook op aarde. In de oude dag was de tabernakel, gemaakt naar een voorbeeld door God getoond, en vervolgens de tempel te Jeruzalem het huis van God op aarde. David verlangde een huis voor God te bouwen, maar moest dat aan zijn Salomo overlaten.
Nu 35:34 Verontreinig dus het land niet waarin u woont, in het midden waarvan Ik woon; immers Ik, de HEERE, woon in het midden van de Israëlieten. (HSV)
Hnd 7:44 Onze vaderen hadden de tent van het getuigenis in de woestijn, zoals Hij bevolen had die tot Mozes zei, dat hij die moest maken naar het voorbeeld dat hij had gezien. Hnd 7:45 En onze vaderen, na die te hebben ontvangen, brachten haar binnen met Jozua bij de inbezitneming van het land van de volken die God van voor onze vaderen uitdreef; tot op de dagen van David, Hnd 7:46 die genade vond voor God, en vroeg een woonplaats te mogen vinden voor het huis van Jakob. Hnd 7:47 Salomo echter bouwde Hem een huis. Hnd 7:48 Maar de Allerhoogste woont niet in met handen gemaakte tempels, zoals de profeet zegt: Hnd 7:49 ‘De hemel is Mij een troon en de aarde een voetbank voor mijn voeten. Wat voor huis zult u Mij bouwen, zegt de Heer, of wat is de plaats van mijn rust? Hnd 7:50 Heeft niet mijn hand dit alles gemaakt?’ (TELOS)
God woont ook bij de verbrijzelde en nederige van geest.
Jes 57:15 Want zo zegt de Hoge en Verhevene, Die [in] de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon [in] de hoge [hemel] en [in] het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om levend te maken de geest van de nederigen, en om levend te maken het hart van de verbrijzelden. (HSV)
Toen de Heer Jezus op aarde was, woonde God in hem. En ook nu, terwijl Hij als verheerlijkte mens in de hemel is, is dat zo.
Col 2:9 Want in Hem woont de hele volheid van de Godheid lichamelijk, (TELOS)
In de tegenwoordige bedeling van de genade is de gemeente van Jezus Christus het huis van God.
1Co 3:16 Weet u niet, dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? 1Co 3:17 Als iemand de tempel van God verderft, God zal hem verderven. Want de tempel van God is heilig, en dat bent u.
Efe 2:19 Dus bent u geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar u bent medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, Efe 2:20 opgebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus Zelf hoeksteen is, Efe 2:21 in Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, opgroeit tot een heilige tempel in de Heer; Efe 2:22 in Wie ook u mee opgebouwd wordt tot een woonplaats van God in de Geest. (TELOS)
Ook woont God, door de Geest, in elke individuele gelovige
Ro 8:9 Maar u bent niet in het vlees maar in de Geest, als inderdaad Gods Geest in u woont; maar als iemand de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe. Ro 8:11 En als de Geest van Hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij die Christus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest die in u woont. 2Ti 1:14 Bewaar het goede jou toevertrouwde pand door de Heilige Geest die in ons woont. Jak 4:5 Of meent u dat de Schrift tevergeefs spreekt? Begeert de Geest die in ons woont, met afgunst? (TELOS)
De heer Jezus, die een goddelijke Persoon is, heeft vóór zijn terugkeer naar de hemel tegen zijn leerlingen gezegd:
Joh 14:23 Jezus antwoordde en zei tot hem: Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren, en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en woning bij hem maken. (TELOS)
Nadat de gemeente is opgenomen, zal God opnieuw en eveneens in een stenen huis wonen. Zie artikel Tempel
Zijn spreken
God spreekt tot de mens.
Heb 1:1 Nadat God vroeger vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij in het laatst van deze dagen tot ons gesproken in de Zoon, (TELOS)
God heeft gesproken met Mozes, de leider van het volk Israël. God sprak met hem, onder andere, van boven het verzoendeksel, van tussen de twee cherubs.
Nu 7:89 En wanneer Mozes de tent van ontmoeting binnenging om met Hem te spreken, hoorde hij een stem tot hem spreken van boven het verzoendeksel, dat op de ark van de getuigenis ligt, van tussen de twee cherubs. Zo sprak Hij tot hem. Nu 8:1 De HEERE sprak tot Mozes: Nu 8:2 Spreek tot Aäron en zeg tegen hem: Wanneer u de lampen aansteekt, moeten de zeven lampen licht verspreiden in de richting van de voorzijde van de kandelaar. (HSV)
God spreekt ook door anderen tot ons, zoals in Num. 8:2, waar Mozes wordt bevolen zekere woorden tot zijn broer Aäron, de hogepriester, te spreken. Het doorgeven van Gods geopenbaarde woorden is de dienst van een profeet:
Heb 1:1 Nadat God vroeger vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij in het laatst van deze dagen tot ons gesproken in de Zoon, (TELOS) Jak 5:10 Broeders, neemt als voorbeeld van het lijden en het geduld de profeten, die in de naam van de Heer gesproken hebben. (TELOS)
God kennen
Natuurlijke Godskennis
De mens kan door openbaring van Godswege, door de kracht van zijn natuurlijke rede, het bestaan van God met zekerheid kennen en wel uit Gods schepselen. Deze waarheid wordt duidelijk geleerd in de Heilige Schrift. De apostel Paulus spreekt duidelijk, dat wij Gods eeuwige kracht en Goddelijkheid kennen, door twee middelen: 1e. openbaring van Godswege en wel 2e. door onze rede, ons 'inzicht'. Dat we kennis van God kunnen verkrijgen door het licht van de natuurlijke rede is een waarheid die door de Heilige Schrift en het gezond verstand betuigd wordt.
Ro 1:18 Want toorn van God wordt van de hemel geopenbaard over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen die de waarheid in ongerechtigheid bezitten; Ro 1:19 omdat wat van God gekend kan worden, onder hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard Ro 1:20 - want van de schepping van de wereld af worden wat van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, uit zijn werken met inzicht doorzien -, opdat zij niet te verontschuldigen zijn, Ro 1:21 omdat zij, hoewel zij God kennen, Hem als God niet verheerlijkt of gedankt hebben, maar in hun overleggingen zijn zij tot dwaasheid vervallen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden. Ro 1:22 Bewerend wijzen te zijn, zijn zij dwaas geworden Ro 1:23 en hebben de heerlijkheid van de onvergankelijke God vervangen door iets dat lijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren. Ro 1:24 Daarom heeft God hen in de begeerten van hun harten overgegeven aan onreinheid, om hun lichamen onder elkaar te onteren; Ro 1:25 zij die de waarheid van God vervangen hebben door de leugen en het schepsel geëerd en gediend hebben boven de Schepper, die gezegend is tot in eeuwigheid. Amen. (Telos)
'De waarheid' van vers 18 is de waarheid dat er een goddelijke en machtige Schepper is. Deze waarheid is ons bekend, is voor de ogen van onze geest geplaatst. Wat voor onze lichamelijke ogen onzichtbaar is van God, heeft Hij ons geopenbaard. Van de schepping der wereld en der mensen af worden Gods bestaan en Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid uit Zijn scheppingswerken met het verstand gezien. Daarom zijn de heidenen onverschoonbaar, omdat zij, hoewel God kennende, Hem echter niet als God hebben verheerlijkt en gedankt.
In het apocriefe boek Wijsheid 13:5 lezen wij: "Want uit de grootte en schoonheid der schepselen wordt hun oorspronkelijke werkmeester beschouwd, daarbij vergeleken zijnde."
Iedereen die zijn verstand gebruikt en nadenkt over onze ondervinding, kan inzien dat de domme stof onmogelijk op eigen gelegenheid de heerlijke kunststukken heeft kunnen construeren, die wij bewonderen in de ons omringende zichtbare natuur en niet het minst in ons eigen menselijk lichaam. Met andere woorden, ieder mens, die zijn verstand normaal laat werken, begrijpt dat de diepste grond der dingen niet in de domme stof moet gezocht worden, maar in een verstandelijke kracht, waaraan de verstandeloze stof onderworpen is. Terecht zegt de Romeinse advocaat, staatsman en filosoof Cicero (106-43 v.C.): "Als wij in de natuur dingen zien, die het menselijk vernuft zo voortreffelijk niet kan maken, dan is het duidelijk, dat zij door iets hogers dan menselijk vernuft gemaakt zijn"[4] Het gezond verstand ziet duidelijk in, dat de redeloze stof onmogelijk op eigen gelegenheid de heerlijke wereldorde heeft kunnen voortbrengen; maar dat zij moet afhangen van een eindeloos groot verstand.
Ook ziet ons gezond verstand in dat, als er dingen bestaan, er noodzakelijk minstens één ding moet zijn, wat altijd bestaan heeft, m.a.w. niet gemaakt is, geen oorzaak heeft, maar noodzakelijk bestaat, kortom, uit zich zelf bestaat. Uit zich zelf, natuurlijk niet in die zin dat het zichzelf zou gemaakt hebben, maar dat het van eeuwigheid bestaat zonder hogere oorzaak, m.a.w. absoluut onafhankelijk is in zijn bestaan. Als er immers niet altijd iets bestaan had, had er nooit iets tot bestaan kunnen komen. Uit niets komt niets voort. Nemen we zo'n eeuwig zijnde niet aan, dan komen we in een eindeloze keten van oorzaak en gevolg terecht.
Nu ziet ons gezond verstand óók in, dat de wereld, waartoe ook wijzelf behoren, ónmogelijk dat eerste, dat noodzakelijke, dat uit zich zelf bestaande, dat absoluut onafhankelijk wezen zijn kan. Immers, de zichtbare wereld is samengesteld uit wezens, zijnden, die, alle onder allerlei opzichten veranderlijk, toevallig, contingent, kortom afhankelijk zijn in hun bestaan. Derhalve moet er boven, onderscheiden van de zichtbare wereld, een noodzakelijk, een absoluut onafhankelijk wezen zijn.
Dat God door het natuurlijk licht van de menselijke rede uit de schepselen te kennen is, wordt eveneens geleerd door kerkleraars als Justinus (c. 100 – c. 165), Gregorius de Grote (c. 540 - 604), Johannes Damascenus (676 - 749) en Bernardus van Clairvaux (1090-1153)[5].
Heilige Schrift
Een onmisbaar middel om méér van God te leren kennen is de Heilige Schrift, waardoor God tot ons spreekt en Zichzelf nader openbaart.
Christus
De heerlijkste openbaring van God aan ons mensen is Jezus Christus. Deze is de afdruk van Gods wezen.
Heb 1:3 Deze, die de uitstraling is van zijn heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen ..., (Telos)
Joh 14:9 Jezus zei tot hem: Ben Ik zo lange tijd bij u en heb je Mij niet gekend, Filippus? Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien; hoe zeg je dan: Toon ons de Vader? (Telos)
Joh 15:24 Als Ik niet de werken onder hen had gedaan die niemand anders heeft gedaan, hadden zij geen zonde; maar nu hebben zij zowel gezien als gehaat zowel Mij als mijn Vader. (Telos)
2Co 4:4 ... Christus, die het beeld van God is, ... (Telos)
Col 1:15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van de hele schepping, (Telos)
Ten dele
Ons kennen van God door de natuurlijke rede is ten dele, wij kennen zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, maar niet, bijvoorbeeld, Zijn raad. Ons kennen van God door de Woordopenbaring (de Heilige Schrift) is ook ten dele.
1Co 13:9 Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele, 1Co 13:10 maar wanneer het volmaakte is gekomen, zal wat ten dele is, te niet gedaan worden. (...) 1Co 13:12 Want wij kijken nu door een spiegel, wazig, maar dan van aangezicht tot aangezicht, nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen zoals ik ook gekend ben. (Telos)
Valsheid en afwijking
Ons kennen is ten dele. Daar komt bij dat goddeloosheid en ongerechtigheid de natuurlijke kennis omtrent God verdringen en ons voeren tot een valse voorstelling van God, tot verering van schepselen in plaats van de Schepper. Door hun ongerechtigheid beletten mensen dat hetgeen zij door het natuurlijk licht van hun rede inzagen, doorwerkt op hun gedrag.
In het apocriefe Boek der Wijsheid, ook genoemd Wijsheid van Salomo, staat: „Dwaas, voorzeker, zijn alle mensen, die God niet kennen en die uit de zichtbare goederen Hem, die is, niet konden begrijpen; die, geen acht gevend op de werken, de Werkmeester niet erkenden; maar òf het vuur, òf de wind, òf de snelle lucht, òf de sterrenhemel, òf het geweldige water, òf zon en maan voor de wereldbeheersers, voor goden aanzagen. Hielden zij nu dingen, behagen scheppend in hun schoonheid, voor goden, dan hadden zij moeten inzien, hoeveel schoner hun Gebieder is; want Hij, die de oorsprong is der schoonheid, schiep dit alles. Of verwonderden zij zich over hun kracht en werkdadigheid, dan hadden zij daaruit moeten verstaan, hoeveel machtiger hun Schepper is. Want uit de grootheid en de schoonheid van het geschapene, kan de Schepper daarvan klaarblijkelijk verstaan worden." (Wijsheid 13:1-5)
Daar komt nog bij dat de duivel, "de God van deze eeuw", de gedachten kan verblinden en Gods woord kan tegenspreken, belachelijk maken, bestrijden.
2Co 4:4 in wie de God van deze eeuw de gedachten van deze ongelovigen verblind heeft, opdat de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is, hen niet zou bestralen. (Telos)
God zien
God is onzichtbaar (1 Tim. 1:17; Col. 1:15).
1Ti 1:17 De Koning der eeuwen nu, de onvergankelijke, onzichtbare, enige God, zij eer en heerlijkheid tot in alle eeuwigheid! Amen. (Telos)
Niemand, geen mens, heeft ooit God de Vader gezien (Joh. 1:18).
Joh 1:18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is, die heeft Hem verklaard. (Telos)
1Jo 4:12 Niemand heeft ooit God aanschouwd. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en zijn liefde is in ons volmaakt. (Telos)
1Ti 6:16 Hij die alleen onsterfelijkheid heeft, die een ontoegankelijk licht bewoont, die geen mens gezien heeft of zien kan. Hem zij eer en eeuwige kracht! Amen. (Telos)
God zei tegen Mozes:
Ex 33:20 Hij zeide verder: Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien, en leven. (SV)
God openbaarde zich op de berg Horeb, maar het volk Israël zag Hem niet.
De 4:12 Zo sprak de HEERE tot u uit het midden des vuurs; gij hoordet de stem der woorden; maar gij zaagt geen gelijkenis, behalve de stem. (SV)
Alleen de Zoon kent Hem en heeft Hem gezien (Joh. 6:46).
Mt 11:27 Alles is Mij overgegeven door mijn Vader; en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren. (Telos)
Lu 10:22 Alles is Mij overgegeven door mijn Vader, en niemand weet Wie de Zoon is dan de Vader, en Wie de Vader is dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren. (Telos)
Joh 6:46 Niet dat iemand de Vader heeft gezien, dan alleen Hij die van God is gekomen; Deze heeft de Vader gezien. (Telos)
Onze Heer Jezus Christus is het beeld van de onzichtbare God (Col. 1:15), Hij heeft Hem verklaard (Joh. 1:18), zijn naam geopenbaard aan de leerlingen (Joh. 17:6). Hij openbaart Hem (Matth. 11:27). Hij heeft de naam van de Vader bekend gemaakt en zal die bekend maken (Joh. 17:26).
Joh 14:9 Jezus zei tot hem: Ben Ik zo lange tijd bij u en heb je Mij niet gekend, Filippus? Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien; hoe zeg je dan: Toon ons de Vader? (Telos)
Joh 17:26 En Ik heb hun uw naam bekend gemaakt en zal die bekend maken, opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is en Ik in hen. (Telos)
Col 1:15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van de hele schepping, (Telos)
Toen Jesaja God zag, zag hij de Zoon van God.
Joh 12:41 Dit zei Jesaja omdat hij zijn heerlijkheid zag en van Hem sprak. (Telos)
3Jo 1:11 Geliefde, volg niet het kwade na maar het goede. Wie goed doet, is uit God; wie kwaad doet, heeft God niet gezien. (Telos)
Dat wil zeggen: een kwaaddoener heeft God of Zijn beeld niet gekend.
God gezien
Sommige mensen hebben God gezien. De eerste Adam zag God in de hof van Eden. De laatste Adam, Jezus, is het beeld van God en was en is als Zoon van God bij de Vader in de hemel. Mozes heeft de achterzijde van God gezien op de berg Horeb.
Ex 33:23 En wanneer Ik Mijn hand zal weggenomen hebben, zo zult gij Mijn achterste delen zien; maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden! (SV)
Ook sprak Mozes met God en zag Zijn gelijkenis.
Nu 12:8 Van mond tot mond spreek Ik met hem, en door aanzien, en niet door duistere woorden; en de gelijkenis des HEEREN aanschouwt hij; waarom dan hebt gijlieden niet gevreesd tegen Mijn knecht, tegen Mozes, te spreken? (SV)
Job heeft God gezien.
Job 42:5 Met het gehoor des oors heb ik U gehoord; maar nu ziet U mijn oog. (SV)
Jacob heeft God gezien en met Hem geworsteld.
Ge 32:30 En Jakob noemde den naam dier plaats Pniël: Want, zeide hij ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest. (SV)
Gideon heeft de engel van Jahweh, dat is Jahweh zelf, gezien:
Ri 6:12 Toen verscheen hem de Engel des HEEREN, en zeide tot hem: De HEERE is met u, gij, strijdbare held! (...) Ri 6:14 Toen keerde zich de HEERE tot hem, en zeide: Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israël uit der Midianieten hand verlossen; heb Ik u niet gezonden? (...) Ri 6:22 Toen zag Gideon, dat het een Engel des HEEREN was; en Gideon zeide: Ach, Heere, HEERE! daarom, omdat ik een Engel des HEEREN gezien heb van aangezicht tot aangezicht. Ri 6:23 Doch de HEERE zeide tot hem: Vrede zij u, vrees niet, gij zult niet sterven. (SV)
Jesaja heeft God (de Zoon) zien zitten op zijn hoge en verheven troon.
Jes 6:1 In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik den Heere, zittende op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel. (SV)
Ware God
De God van Israël en van Jezus Christus, in wie Hij zich geopenbaard heeft, is de enige waarachtige God.
Een toets voor beweringen dat deze of gene god de ware God is, is de tijd[6]. Valse goden vergaan met de volkeren die hen vereerden en ophielden te bestaan. Bijvoorbeeld de god Dagon is vergaan, met de Filistijnen die hem vereerden. Maar de God van Israël, wiens naam is 'Ik ben', bestaat nog altijd en tot in eeuwigheid.
Zie Goden voor het hoofdartikel.
Meer weten
Hugo Bouter, Dankt met blijdschap de Vader. Den Haag, Uitgeverij Initiaal, zonder jaar. Pagina's: 64. ISBN 90-74319-23-8. Een bijdrage aan de groei van kennis aangaande God de Vader. De schrijver behandelt zeven aspecten van Gods Vaderschap. "Zo wordt Gods véélzijdige liefde groter voor ons en begrijpen wij ook beter de rijkdom van het kindschap van de gelovige." Het boekje is uitverkocht, maar een latere, uitgebreide uitgave is verschenen onder de titel 'Abba, Vader', zie hierna.
Hugo Bouter, Abba, Vader; meditaties over de rijkdommen van Gods Vadernaam. Boeken om de Bijbel, 2e herziene druk 2004. Pagina's: 94. ISBN-10: 9070926431. Download van OudeSporen.nl. Een bijdrage aan de groei van kennis aangaande God, die wij onze Vader mogen noemen door de Heer Jezus Christus. Gods Geest roept met ons: Abba, Vader! Het boek behandelt achtereenvolgens verscheidene aspecten van Gods vaderschap. Naar voren komen Gods véélzijdige en véélkleurige liefde voor ons, alsmede de vele rijkdommen van het kindschap en zoonschap van de gelovige.
James Packer, God leren kennen. Novapress, 1995. Pagina's: 277. Over het hoe en waarom van de kennis van God, de eigenschappen van God, en de zegeningen die zijn weggelegd voor de mens die Gods kind is.
Over de gaven die God ons schenkt, zie Gaven van God.
Engels
Steven J. Lawson, Made in Our Image: The Fallacy of the User-Friendly God. Uitgever: Multnomah, 2000. Pagina's: 224. Over de tegenwoordige neiging om God voor te stellen als een grootvader die zijn kleinkinderen verwent, die liefdevol is en niet boos wordt; een God die ons mensen nodig heeft, e.d.
Bronnen
In dit artikel is, onder toestemming, in mei 2011 tekst gebruikt uit: H. Moll, Wat zegt Gods Woord over …? Deel 4, blz. 7-8: 'De namen van God'. Oostburg: Uitgeverij Pieters, z.j. In 2012 is tekst gebruikt uit Deel 1, blz. 5-6.
Het Guldenboekje; Eenige bijzonderheden uit den Bijbel en uit de Leer en de Gebruiken der Kerk, voor Catechesatiën, Scholen met den Bijbel en Huisgezinnen. Door een Predikant. Gorinchem: J.H. Knierum, 1938. Uit blz. 4 is enige tekst genomen.
K.G.F.W. Ham, Leerboekje over den christelijken godsdienst. Dit is deel D van de serie Handleidingen bij het godsdienstonderwijs. Schoonhoven: S. & W.N. van Nooten, 1880. Blz. 8 -11. Hiervan is enige tekst verwerkt op 15 juli 2015.
H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Hoog, sub III. Tekst hiervan is op 20 april 2018 verwerkt in verband met het onderwerp 'God de Allerhoogste'.
Th. F. Bensdorp, Apologetica. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Tekst van blz. 232-239, over het kennen van God, is onder wijziging verwerkt op 18 sept. en 30 nov. 2022.
Voetnoten
- ↑ 1,0 1,1 Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987), commentaar bij Deut. 6:4.
- ↑ Nederlandse vertaling door Christipedia
- ↑ Als Ger de Koning. Bijbelstudieconferentie te Helvoirt, 2018.
- ↑ Uit: De Natura Deorum. Over de aard der goden. Aangehaald in: Th. F. Bensdorp, Apologetica. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Blz. 234.
- ↑ Th. F. Bensdorp, Apologetica. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. (Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922), blz. 233.
- ↑ 20161030 The Oldest Yahweh Inscription 2 Kings Joel Kramer. Youtube.com: Lighthouse Church - Twin Falls, 30 okt. 2016. Duur: 54 min. 1 sec. Voordracht door archeoloog Joel Kramer over de Soreb-inscriptie en over de tijd als toets voor het werkelijk bestaan van goden.