Jhwh

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf JHWH)
De naam van God in oud-Hebreeuws (1100 v.Chr. tot 300 n.Chr.), Aramees (10e eeuw v.Chr. tot 1 v.Chr.) en in modern Hebreeuws schrift.

Jhwh, Jhvh, Yhwh of Yhvh, misschien uit te spreken als Jahweh of Jehovah, is de persoonlijke naam of eigennaam van God in het Hebreeuws. 

In het Hebreeuws wordt de eigennaam geschreven als יְהוָה en bevat vier Hebreeuwse letters (medeklinkers). Daar de Joden van rechts naar links lezen kan men de Godsnaam spellen met de namen van de Hebreeuwse letters: jod, hee, waw en hee. De vier letters worden ook wel tetragrammaton genoemd, Grieks voor ‘vier letters’. De vier Hebreeuwse letters zijn door onze Latijnse letters weer te geven als Jhwh of JHVH. De Statenvertaling, de NBG-vertaling uit 1951 en de NBV geven de naam van God weer met HEERE, HERE of HEER (geschreven met hoofdletters, al dan niet met twee of drie é's). 

De oudste vorm van de naam had mogelijk 3 letters, Jhw[1], en is de vierde letter h later als leesmoeder (mater lectionis) toegevoegd. Deze letter als leesmoeder duidt aan dat daar een bepaalde klinker moet worden gelezen, een a of e of soms een o[2]. Zowel de uitspraak 'Jahweh' als 'Jehovah' passen daarbij.

Verkorte vormen van Jahweh zijn Jo, Jah of Jahoe[3]. Zo bevat de naam Jochebed de verkorte vorm 'Jo'. 'Elijah' bevat 'jah' en 'Elijahoe' bevat 'Jahoe'.

'Heer'. In het Grieks van het Nieuwe Testament, in de ons bekende brontekst, komt de eigennaam Jahweh niet voor, hier wordt de Griekse naam voor ‘Heer’ (‘Kyrios’)  gebruikt. Voorbeeld: 
Ro 9:29 En zoals Jesaja tevoren heeft gezegd: ‘Als de Heer Zebaoth ons geen nageslacht had gelaten, dan zouden wij als Sodom geworden zijn en aan Gomorra gelijk gemaakt’. (TELOS)
Paulus gebruikt wel de Hebreeuwse naam 'Zebaoth' (= heirscharen, legerscharen), maar het Griekse woord 'Kyrios' voor Jhwh. 

Uitspraak. De uitspraak van Jhwh is niet zeker, misschien ‘Jahweh’ (of ‘Jahveh’). Deze uitspraak is volgens de meeste deskundigen waarschijnlijker dan 'Jehovah', zie hieronder.

Voorkomen. De naam komt meer dan 6800 keer voor in het OT en is daarmee de meest voorkomende naam voor God.

Jhwh wordt het eerst genoemd in Gen 2:4:
Ge 2:4 Dit [zijn] de geboorten des hemels en der aarde, als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte.
De oudste buitenbijbelse vondst van de naam Jhwh is de Egyptische Soleb-inscriptie, die dagtekent uit de 15e eeuw v. Chr. De inscriptie vermeldt "het land van de nomaden van Jhwh".

'Jhwh' van schepping tot Mozes

Opvallend is dat in het eerste hoofdstuk van Genesis 31x alleen de naam Elohim wordt genoemd. Vanaf Gen. 2:4 tot 4:23 echter vinden we vrijwel steeds de uitgebreide naam Jhwh Elohim. Daarna vinden we de naam Jhwh en Elohim in het boek Genesis niet meer in deze samenstelling.

De naam Jhwh komt de eerste keer voor in Gen 2:4:
Ge 2:4 Dit [zijn] de geboorten des hemels en der aarde, als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte.
Waarom deze naamsuitbreiding van Elohim tot Jhwh Elohim? Jhwh is de naam waarmee God zich te kennen gaf aan het volk dat Hij Zich tot een volk wilde verlossen. In Gen. 2:4 en volgende blijkt dat Elohim geen ander is dan Jahweh. De verheven en vrijmachtige Schepper-God Elohim, de Heer van alle schepselen en de God van de hele wereld, is geen ander dan de Verbondsgod van het volk Israël is. De God van Israël is de Schepper van de wereld.[4] De enige uitzondering op de samenstelling Jhwh Elohim (HEERE God) is het gesprek tussen de slang en de eerste vrouw.
Ge 3:1 De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, hetwelk de HEERE God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: Is het ook, dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs? Ge 3:2 En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten; Ge 3:3 Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs [is], heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft. Ge 3:4 Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven; Ge 3:5 Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. Ge 3:6 En de vrouw zag, dat die boom goed [was] tot spijze, en dat hij een lust [was] voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at. Ge 3:7 Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt [waren]; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten. Ge 3:8 En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan den wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den HEERE God, in het midden van het geboomte des hofs.
De slang en de vrouw spreken alleen van God (Elohim), niet van HEERE (Jhwh) God (Elohim). Later, na de zondeval en wanneer zij haar eerste zoon heeft gebaard, noemt zij God bij de naam Jahweh.
Ge 4:1 En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde, Kain, en zeide: Ik heb een man van den HEERE (Jhwh) verkregen!
Dit is de eerste keer dat iemand de naam Jhwh noemt en tevens de eerste keer dat Jhwh (HEERE) zonder Elohim (‘God’) genoemd wordt.

Wanneer Eva Seth gebaard heeft, spreekt zij van ‘God’, niet van Jahweh.

Ge 4:25 En Adam bekende wederom zijn huisvrouw, en zij baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Seth; want God heeft mij, [sprak] [zij], een ander zaad gezet voor Habel; want Kain heeft hem doodgeslagen.

Verder in Genesis komen Jahweh en Elohim wel vaak voor, maar niet als Jahweh Elohim.

Wie noemen de naam Jhwh nog meer? Men begon de naam van Jahweh aan te roepen ten tijde van Enos, de zoon van Seth.
Ge 4:26 En denzelven Seth werd ook een zoon geboren, en hij noemde zijn naam Enos. Toen begon men den Naam des HEEREN aan te roepen.
Lamech, de zoon van Methusalach en de vader van Noach, noemt ook de naam Jahweh.
Ge 5:29 En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft!
De volgende die de naam Jahweh noemt is Noach:
Ge 9:26 Voorts zeide hij: Gezegend zij de HEERE, de God van Sem; en Kanaan zij hem een knecht!

De volgende die de naam van Jahweh noemt is Abram:

Ge 12:8 En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van Beth–el, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth–el tegen het westen, en Ai tegen het oosten; en hij bouwde daar den HEERE een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan.
Ge 13:4 Tot de plaats des altaars, dat hij in het eerst daar gemaakt had; en Abram heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen.
Ge 14:22 Doch Abram zeide tot den koning van Sodom: Ik heb mijn hand opgeheven tot den HEERE, den allerhoogsten God, Die hemel en aarde bezit;
De volgende die in de geschiedenis van het Oude Testament de naam Jahweh noemt is Sarai:
Ge 16:2 Zo zeide Sarai tot Abram: Zie toch, de HEERE heeft mij toegesloten, dat ik niet bare; ga toch in tot mijn dienstmaagd, misschien zal ik uit haar gebouwd worden. En Abram hoorde naar de stem van Sarai.
Ge 16:5 Toen zeide Sarai tot Abram: Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn dienstmaagd in uw schoot gegeven; nu zij ziet, dat zij ontvangen heeft, zo ben ik veracht in haar ogen; de HEERE rechte tussen mij en tussen u!
In Gen 16:7 is voor de eerste keer sprake van ‘de Engel van Jhwh’:
Ge 16:7 En de Engel des HEEREN vond haar aan een waterfontein in de woestijn, aan de fontein op den weg van Sur.
In de volgende passage spreekt Jhwh over Jhwh.
Ge 18:17 En de HEERE zeide: Zal Ik voor Abraham verbergen, wat Ik doe? Ge 18:18 Dewijl Abraham gewisselijk tot een groot en machtig volk worden zal, en alle volken der aarde in hem gezegend zullen worden? Ge 18:19 Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zoude bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gerichte; opdat de HEERE over Abraham brenge hetgeen Hij over hem gesproken heeft.
De eerste keer dat engelen de naam ‘Jhwh’ noemen is wanneer twee engelen tot Lot spreken over de ondergang van Sodom:
Ge 19:13 Want wij gaan deze plaats verderven, omdat haar geroep groot geworden is voor het aangezicht des HEEREN, en de HEERE ons uitgezonden heeft, om haar te verderven.
De volgende die de naam Jhwh noemt is Lot wanneer hij tot zijn zonen spreekt.
Ge 19:14 Toen ging Lot uit, en sprak tot zijn schoonzonen, die zijn dochteren nemen zouden, en zeide: Maakt u op, gaat uit deze plaats; want de HEERE gaat deze stad verderven. Maar hij was in de ogen zijner schoonzonen als jokkende.
Abraham weer:
Ge 21:33 En hij plantte een bos in Ber–seba, en riep aldaar den Naam des HEEREN, des eeuwigen Gods, aan.
Ge 22:14 En Abraham noemde den naam van die plaats: De HEERE zal het voorzien! Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal het voorzien worden!
De engel van Jhwh spreekt tegenover Abraham van Jhwh.
Ge 22:15 Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van den hemel; Ge 22:16 En zeide: Ik zweer bij Mijzelven, spreekt de HEERE; daarom dat gij deze zaak gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt;
Abraham tot zijn knecht:
Ge 24:3 Opdat ik u doe zweren bij den HEERE, den God des hemels, en den God der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw nemen zult van de dochteren der Kanaanieten, in het midden van welke ik woon; (...) Ge 24:7 De HEERE, de God des hemels, Die mij uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap genomen heeft, en Die tot mij gesproken heeft, en Die mij gezworen heeft, zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land geven! Die Zelf zal Zijn Engel voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn zoon van daar een vrouw neemt.
De knecht van Abraham noemt Jhwh in zijn gebed:
Ge 24:12 En hij zeide: HEERE! God van mijn heer Abraham! doe [haar] mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer.
Ge 24:26 Toen neigde die man zijn hoofd, en aanbad den HEERE; Ge 24:27 En hij zeide: Geloofd [zij] de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen.
Laban tot de knecht van Abraham:
Ge 24:31 En hij zeide: Kom in, gij, gezegende des HEEREN! waarom zoudt gij buiten staan? want ik heb het huis bereid, en de plaats voor de kemelen.
Knecht van Abraham, Laban:
Ge 24:35 En de HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot geworden is; en Hij heeft hem gegeven schapen, en runderen, en zilver, en goud, en knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen. (...) Ge 24:40 En hij zeide tot mij: De HEERE, voor Wiens aangezicht ik gewandeld heb, zal Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw weg voorspoedig maken, dat gij voor mijn zoon een vrouw neemt, uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis. (...) Ge 24:42 En ik kwam heden aan de fontein; en ik zeide: O, HEERE! God van mijn heer Abraham! zo Gij nu mijn weg voorspoedig maken zult, op welke ik ga; (...) Ge 24:44 En zij tot mij zal zeggen: Drink gij ook, en ik zal ook uw kemelen putten; dat deze die vrouw [zij], die de HEERE aan den zoon van mijn heer heeft toegewezen. (...) Ge 24:48 En ik neigde mijn hoofd, en aanbad den HEERE; en ik loofde den HEERE, den God van mijn heer Abraham, Die mij op den rechten weg geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer voor zijn zoon te nemen. (...) Ge 24:50 Toen antwoordde Laban, en Bethuel, en zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken. Ge 24:51 Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek henen; zij zij de vrouw van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken heeft! (...) Ge 24:56 Maar hij zeide tot hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn weg voorspoedig gemaakt heeft! laat mij trekken, dat ik tot mijn heer ga
Izaak:
Ge 26:22 En hij brak op van daar, en groef een anderen put, en zij twistten over dien niet; daarom noemde hij deszelfs naam Rehoboth, en zeide: Want nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt, en wij zijn gewassen in dit land. (...) Ge 26:25 Toen bouwde hij daar een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan. En hij sloeg aldaar zijn tent op; en Izaks knechten groeven daar een put.
Abimelech tot Izaak:
Ge 26:28 En zij zeiden: Wij hebben merkelijk gezien, dat de HEERE met u is; daarom hebben wij gezegd: Laat toch een eed tussen ons zijn, tussen ons en tussen u, en laat ons een verbond met u maken: Ge 26:29 Zo gij bij ons kwaad doet, gelijk als wij u niet aangeroerd hebben, en gelijk als wij bij u alleenlijk goed gedaan hebben, en hebben u in vrede laten trekken! Gij [zijt] nu de gezegende des HEEREN!
Izaak tot Ezau:
Ge 27:7 Breng mij een wildbraad, en maak mij smakelijke spijzen toe, dat ik ete; en ik zal u zegenen voor het aangezicht des HEEREN, voor mijn dood.
Jacob:
Ge 27:20 Toen zeide Izak tot zijn zoon: Hoe is dit, [dat] gij het zo haast gevonden hebt, mijn zoon? En hij zeide: Omdat de HEERE uw God [dat] heeft doen ontmoeten voor mijn aangezicht.
Izaak:
Ge 27:27 En hij kwam bij, en hij kuste hem; toen rook hij de reuk zijner klederen, en zegende hem; en hij zeide: Zie, de reuk mijns zoons is als de reuk des velds, hetwelk de HEERE gezegend heeft.
Jhwh tot Jacob:
Ge 28:13 En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad.
Jacob:
Ge 28:16 Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten!
Ge 28:21 En ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn; zo zal de HEERE mij tot een God zijn!
Lea:
Ge 29:32 En Lea werd bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Ruben; want zij zeide: Omdat de HEERE mijn verdrukking heeft aangezien, daarom zal mijn man mij nu liefhebben. Ge 29:33 En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Dewijl de HEERE gehoord heeft, dat ik gehaat was, zo heeft Hij mij ook dezen gegeven; en zij noemde zijn naam Simeon. (...) Ge 29:35 En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom noemde zij zijn naam Juda. En zij hield op van baren.
Rachel:
Ge 30:24 En zij noemde zijn naam Jozef, zeggende: De HEERE voege mij een anderen zoon daartoe.
Laban:
Ge 30:27 Toen zeide Laban tot hem: Zo ik nu genade gevonden heb in uw ogen; ik heb waargenomen, dat de HEERE mij om uwentwil gezegend heeft.
Jacob:
Ge 30:30 Want het weinige, dat gij voor mij gehad hebt, dat is tot een menigte uitgebroken; en de HEERE heeft u gezegend bij mijn voet; nu dan, wanneer zal ik ook werken voor mijn huis?
Ge 32:9 Voorts zeide Jakob: O, God mijns vaders Abrahams, en God mijns vaders Izaks, o HEERE! Die tot mij gezegd hebt: Keer weder tot uw land, en tot uw maagschap, en Ik zal wel bij u doen!
Jacob op zijn sterfbed:
Ge 49:18 Op uw zaligheid wacht ik, HEERE!
Als Mozes de God van Israël in de woestijn ontmoet, krijgt hij de opdracht om het volk Israel te verlossen. Mozes vraagt met welke naam hij God aan de Israelieten zal noemen. Jhwh antwoordt hem.
Ex 3:13 Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen? Ex 3:14 En God zeide tot Mozes: IK BEN DIE IK BEN! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: IK BEN heeft mij tot ulieden gezonden! Ex 3:15 Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht. Ex 3:16 Ga heen, en verzamel de oudsten van Israel, en zeg tot hen: De HEERE, de God uwer vaderen, is mij verschenen, de God van Abraham, Izak en Jakob, zeggende: Ik heb ulieden getrouwelijk bezocht, en hetgeen ulieden in Egypte is aangedaan; Ex 3:18 En zij zullen uw stem horen; en gij zult gaan, gij en de oudsten van Israel, tot den koning van Egypte, en gijlieden zult tot hem zeggen: De HEERE, de God der Hebreen, is ons ontmoet; zo laat ons nu toch gaan den weg van drie dagen in de woestijn, opdat wij den HEERE, onzen God, offeren!
Mozes:
Ex 4:1 Toen antwoordde Mozes, en zeide: Maar zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen!
Jahweh:
Ex 4:5 Opdat zij geloven, dat u verschenen is de HEERE, de God hunner vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob.

Betekenis

'Hij Die is'

De naam Jhwh houdt waarschijnlijk verband met een oud Hebreeuws werkwoord HWH dat ‘geschieden; blijken; zijn’ betekent. Jhwh betekent dan Hij is of Hij zal zijn of Hij Die is of de Bestaande of de Zijnde of Paraatblijkende.

De bekende Kanttekenaren bij de Statenvertaling verstaan Jhwh als “… den zelfstandige, den zelfwezende, van zichzelven zijnde van eeuwigheid tot eeuwigheid en de oorsprong of oorzaak van het wezen aller dingen, waarom ook deze naam den waren God alleen toekomt.” [9]

Jahweh is een van die oude zelfstandige naamwoorden uit het Hebreeuws, zoals JacobJozefIsraël etc., die afgeleid zijn van de derde persoon onvoltooid verleden tijd. Als de naam een onvoltooid verleden tijd is van het oude Hebreeuwse werkwoord "zijn", dan betekent Jahweh Hij Die is, waarbij de nadruk ligt op het zijn, of simpelweg: De Zijnde.

In Exodus 3 vraagt Mozes naar Gods naam in verband met zijn zending tot het volk Israël en de verlossing van het volk uit de slavernij in Egypte. In Ex 3:15 maakt God Zijn naam bekend.
Ex 3:13 Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen?
(NBG51) Ex 3:14 Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israelieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden.
(STV: Ex 3:14 En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden!)
Ex 3:15 Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Hij die is (Jhwh), de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht.
Merk op dat God drievoudig antwoordt op de vraag naar zijn naam:

(NBG51) Ex 3:14 Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israelieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden. Ex 3:15 Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Hij die is (Jhwh), de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht.

God antwoordt ten eerste: Ehjeh asjer ehjeh, hetgeen letterlijk betekent: "Ik zal zijn die Ik zal zijn". 

God herhaalt dit nog een keer tot Mozes: "Gij moet zeggen tot de Israëlieten: Ehjeh (letterlijk 'Ik zal zijn') heeft mij tot u gezonden."

Vergelijk ook de uitdrukking 'die is en die was' in het Nieuwe Testament: 
Opb 1:4 Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij u en vrede van Hem die is en die was en die komt, en van de zeven Geesten die voor zijn troon zijn,
Opb 1:8 Ik ben de alfa en de omega, zegt de Heer, God, Hij die is en die was en die komt, de Almachtige.
Opb 4:8 En de vier levende wezens hadden elk afzonderlijk zes vleugels, rondom en van binnen waren zij vol ogen en zij hebben geen rust, dag en nacht, en zeggen: Heilig, heilig, heilig, Heer, God de Almachtige, die was en die is en die komt.
Opb 11:17 en zeiden: Wij danken U, Heer, God de Almachtige, die is en die was, dat U uw grote kracht hebt aangenomen en uw koningschap hebt aanvaard.
Merk op het drieledige 'die was - die is - die komt' of 'die is - die was - die komt'. En merk op in Opb 4:8 het drievoudige 'heilig, heilig, heilig'. Vergelijk verder ook:
Jes 41:4 Wie heeft [dit] gewrocht en gedaan, roepende de geslachten van den beginne? Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en met den Laatste ben Ik Dezelfde.

'Ik ben er voor jullie'

De naam kan, in tweede plaats, ook uitdrukken Ik ben er voor jullie[5] of Paraatblijkende[6]. Gods Zijn komt dan in betrekking tot ons mensen, schepselen gemaakt naar Zijn beeld. Deze gedachte vindt steun in het Nieuwe Testament, waar de Heer Jezus behalve goddelijke 'Ik ben (het)' ook 'Ik ben de ... (Brood van het leven, Goede Herder, Deur der schapen, Wijnstok, enz)' woorden spreekt, welke laatste zeggen wat Hij voor ons is. 

Vergelijk ook de uitdrukking 'die is en die was en die komt' in plaats van 'die is en die was en die zal zijn'.
Opb 1:4 Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij u en vrede van Hem die is en die was en die komt, en van de zeven Geesten die voor zijn troon zijn,
Opb 1:8 Ik ben de alfa en de omega, zegt de Heer, God, Hij die is en die was en die komt, de Almachtige.
Opb 4:8 En de vier levende wezens hadden elk afzonderlijk zes vleugels, rondom en van binnen waren zij vol ogen en zij hebben geen rust, dag en nacht, en zeggen: Heilig, heilig, heilig, Heer, God de Almachtige, die was en die is en die komt.
Opb 11:17 en zeiden: Wij danken U, Heer, God de Almachtige, die is en die was, dat U uw grote kracht hebt aangenomen en uw koningschap hebt aanvaard.
'Die komtis Hij die komt tot ons. Deze betrekking van God tot ons zou niet tot uiting komen als gezegd was 'die was en die is en die zijn zal'. Vergelijk verder betreffende wat God is voor ons:
Ps 18:24 De HERE heeft mij vergolden naar mijn gerechtigheid, naar de reinheid mijner handen voor zijn ogen. Ps 18:25 Jegens de getrouwe toont Gij U getrouw, jegens de onberispelijke toont Gij U onberispelijk, Ps 18:26 jegens de reine toont Gij U rein, maar jegens de verkeerde toont Gij U een tegenstander. Ps 18:27 Gij toch verlost het ellendige volk en vernedert de hovaardige ogen.

'Hij veroorzaakt te worden'

Geopperd is dat Jhwh ook een verbuiging kan zijn van het werkwoord HWH (‘hi-wah’), dat betekent: vormen, veroorzaken te zijn. Jhwh betekent dan ‘hij veroorzaakt (zal veroorzaken) te worden.’ Hij die tot aanzijn (bestaan) brengt.

Vergelijk wat over de Zoon wordt gezegd:
Joh 1:1 In het begin was het Woord; en het Woord was bij God, en het Woord was God. Joh 1:2 Dit was in het begin bij God. Joh 1:3 Alle dingen zijn door Hem geworden, en zonder Hem is niet een ding geworden dat geworden is

De naam Jhwh kennen

Reeds Adam en Eva wisten van de naam Jhwh.
Ge 4:1 En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde, Kain, en zeide: Ik heb een man van Jhwh verkregen!
God had Zichzelf, vóór Mozes, al bij meerder gelegenheden als JWHW voorgesteld:
Ge 15:7 Voorts zeide Hij tot hem: Ik [ben] de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.
Ge 28:13 En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad.
Men kende de naam Jhwh. "Kennen" in het "Oude Testament" betekent echter niet alleen "kennen" in de zin van ‘weet hebben van’, maar het betekent ook "door en door kennen," d.w.z. behalve het weten van de naam, ook het doorgronden van de betekenis daarvan, het kennen van de God achter de naam. Het kennen van de betekenis van de naam Jhwh gebeurde later:
Ex 6:2 (6–1) Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, Ex 6:3 (6–2) En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam Jhwh ben Ik hun niet bekend geweest. Ex 6:4 (6–3) En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. Ex 6:5 (6–4) En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. Ex 6:6 (6–5) Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben Jhwh! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; Ex 6:7 (6–6) En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal u tot een God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik Jhwh uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren. Ex 6:8 (6–7) En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik, Jhwh!
Vóór Mozes kende het volk de naam Jhwh, maar wat de naam inhoudt, dat wisten ze nog niet. Maar nu zal God hen bekend maken wat de naam Jhwh inhoudt. Ze kenden God als de Almachtige, die voor hen zorgde. De naam Jhwh, Hij Die is (en Die zal zijn of Die zal blijken te zijn) wordt in Ex. 6 verbonden met de vervulling van Gods beloften. Hij is de onveranderlijke en eeuwige God die trouw is aan Zijn beloften. Hij is de Vervuller van de beloften van Zijn verbond met Abram, Izak en Jacob. Hij zal zijn volk verlossen en naar het beloofde land brengen en zij zullen dit als erfdeel ontvangen en zij zullen Hem tot een volk zijn en Hij zal hen tot een God zijn.
Ex 6:7 (6–6) En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal u tot een God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik Jhwh uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren.
Vergelijk, als het gaat om het kennen van de 'Vader' de volgende OT teksten met de NT teksten daaronder. Men wist van God als Vader, maar de gelovige van het NT kent God als Vader beter en dieper.
Jes 64:8 Doch nu, HEERE! Gij zijt onze Vader; wij zijn leem, en Gij zijt onze pottenbakker, en wij allen zijn Uwer handen werk.
Mal 2:10 Hebben wij niet allen een Vader? Heeft niet een God ons geschapen? Waarom handelen wij [dan] trouwelooslijk de een tegen den ander, ontheiligende het verbond onzer vaderen?
Mt 11:27 Alles is Mij overgegeven door mijn Vader; en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren.
Joh 1:18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is, die heeft Hem verklaard.
Joh 16:3 En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij de Vader niet gekend hebben, noch Mij.

Jezus is Ik-ben, Jhwh

Er is verband tussen Jezus' gebruik van de woorden 'Ik ben' en de Godsnaam Jhwh. Dit verband doet ons Jezus kennen als Jhwh zelf, God geopenbaard in het vlees.

'Ik ben'

In Johannes 8:58 zegt de Heer Jezus van Zichzelf: "Eer Abraham werd, ben ik." Merk op dat de Heer niet zegt: "voor Abraham werd, was ik" maar "ben ik". Jezus stelt zijn bestaan niet enkel in de tijd vóór Abraham, maar kent Zichzelf een onbegonnen en oneindig Zijn toe. Tegenover het geworden-zijn van Abraham stelt Hij zijn eeuwige Zijn. Alle dingen en mensen zijn door Hem geworden (Joh 1), maar Hijzelf is niet geworden. Zijn woord "ik ben" is tevens een zinspeling op de Godsnaam Jhwh, Hij Die is.[7]
Joh 8:52 De Joden dan zeiden tot Hem: Nu weten wij dat U een demon hebt: Abraham is gestorven en de profeten, en U zegt: Als iemand mijn woord bewaart, zal hij de dood geenszins smaken tot in eeuwigheid. Joh 8:53 Bent U soms groter dan onze vader Abraham die gestorven is? Ook de profeten zijn gestorven, Wie maakt U Zichzelf? Joh 8:54 Jezus antwoordde: Als Ik Mijzelf verheerlijk, is mijn heerlijkheid niets; mijn Vader is het die Mij verheerlijkt, van Wie u zegt: Hij is onze God. Joh 8:55 En toch kent u Hem niet, maar Ik ken Hem; en als Ik zeg dat Ik Hem niet ken, zal Ik u gelijk zijn: een leugenaar. Maar Ik ken Hem en bewaar zijn woord. Joh 8:56 Uw vader Abraham verheugde zich erop dat hij mijn dag zou zien, en hij heeft die gezien en zich verblijd. Joh 8:57 De Joden dan zeiden tot Hem: U bent nog geen vijftig jaar en hebt U Abraham gezien? Joh 8:58 Jezus zei tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: voor Abraham werd, ben Ik. Joh 8:59 Zij namen dan stenen op om ze op Hem te werpen. Maar Jezus verborg Zich en ging uit de tempel.
Johannes daarentegen had gezegd dat Jezus er eerder was dan hem.
Joh 1:30 Deze is het van Wie ik zei: Na mij komt een man die mij voor is, want Hij was eerder dan ik.
Uiteraard was Jezus eerder dan Johannes, maar het zijn van de Heer Jezus is een oneindig Zijn. "voor Abraham werd, ben ik". Door het gebruik van de tegenwoordige tijd, 'ik ben' in plaats van 'ik was', roept Jezus de persoonlijke naam van God op. Hij stelt zich gelijk aan de 'Ik ben' in Exodus.
Ex 3:13 Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen?
(NBG51) Ex 3:14 Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israelieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden.
(STV: Ex 3:14 En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden!)
Ex 3:15 Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Jhwh, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht.
"Eer Abraham werd, ben ik." Vergelijk:
Ps 90:2 Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.
"Eer Abraham werd, ben ik." Daar de Heer Jezus het eeuwige Zijn van de Godheid aan zichzelf toekent, merkten de Joden hem aan als een godslasteraar die met de dood door steniging gestraft moest worden. Vergelijk:
Le 24:11 Toen lasterde de zoon der Israelietische vrouw uitdrukkelijk den NAAM, en vloekte; daarom brachten zij hem tot Mozes; de naam nu zijner moeder was Selomith, de dochter van Dibri, van den stam Dan. Le 24:12 En zij leidden hem in de gevangenis, opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring geschieden zou. Le 24:13 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: Le 24:14 Breng den vloeker uit tot buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen hun handen op zijn hoofd leggen; daarna zal hem de gehele vergadering stenigen. Le 24:15 En tot de kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Een ieder, als hij zijn God gevloekt zal hebben, zo zal hij zijn zonde dragen. Le 24:16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; de ganse vergadering zal hem zekerlijk stenigen; alzo zal de vreemdeling zijn, gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden.
"Ik zeg u: voor Abraham werd, ben Ik.Van deze uitspraak zei de Duitse schrijfster Dora Rappard (1842-1923): "O majesteitelijk woord van mijn Koning en Heer, hoe graag buig ik mij voor U en aanbid U. O mochten allen die onze Heiland de wonderbare kroon van zijn eeuwige Zoonschap roven en Hem tot een louter held van deugden willen vernederen, iets van de levende kracht van dit zelfgetuigenis van Jezus bespeuren. Hoe had een mens zó kunnen spreken. met zo'n verheven rust en vanzelfsprekenheid? Vóór de werelden tot aanzijn werden geroepen, vóór mensen werden geschapen, was Hij er al, de eeuwige Zoon van de eeuwige Vader. 'Vóór Abraham was, ben Ik!' spreekt Hij. Zijn leven is een eeuwig Presens. Welk een verheven verbinding van dit woord met dat andere, dat een millenium eerder uit de brandende braamstruik klonk: I k  b e n  d i e  I k b e n !  Dat is mijn Naam, sprak Hij tot Mozes. Geen begin en geen einde heeft onze heerlijke God. Waarlijk, de Heer is een rots voor eeuwig. Bergen mogen wel wijken en heuvels wegvallen, onze Schepper en Ontfermer wankelt niet. Hij is Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid. Zùlk een Heer heeft mijn hart nodig, Eén voor wie ik aanbiddend kan neervallen en spreken: mijn Heer en mijn God! Laat mij uw Majesteit steeds voor ogen staan. U bent hier neergekomen tot ons armen, gevallen, om ons omhoog tot U te trekken.Heer, heb dank!"[8]
Heb 13:7 Houdt uw voorgangers in herinnering die het woord van God tot u gesproken hebben, en volgt, terwijl u het einde van hun wandel beschouwt, hun geloof na. Heb 13:8 Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid. Heb 13:9 Laat u niet meeslepen door allerlei en vreemde leringen; want het is goed dat het hart gesterkt wordt door genade, niet door spijzen, waarvan zij die daarin wandelden, geen nut hadden.

'Ik ben (het)'

Woorden van de Heer Jezus die herinneren aan de Godsnaam en daarop gebaseerd kunnen zijn:
Joh 6:19 En toen zij ongeveer vijfentwintig of dertig stadien hadden geroeid, zagen zij Jezus op de zee lopen en dicht bij het schip komen, en zij werden bang. Joh 6:20 Maar Hij zei tot hen: Ik ben (het), weest niet bang!
'Ik ben (het)' betekent "in de mond van Jezus meer dan b.v. in de mond van de blindgeborene (Joh 9:9). Men hoort er ook de verhevenheid van de oudtestamentische naam van God in."[9] 
Joh 8:24 Ik heb u dan gezegd, dat u in uw zonden zult sterven; want als u niet gelooft dat Ik het ben, zult u in uw zonden sterven.
Deze woorden "Ik ben het" herinneren aan Jes 43:10, waarin God zijn getuigen vraagt te erkennen en te getuigen dat Hij de enige God is, die de gebeurtenissen leidt.
Jes 43:9 Laat al de heidenen samen vergaderd worden, en laat de volken verzameld worden; wie onder hen zal dit verkondigen? Of laat hen ons doen horen de vorige dingen, laat hen hun getuigen voortbrengen, opdat zij gerechtvaardigd worden, en men het hore en zegge: Het is de waarheid. Jes 43:10 Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, [dat] voor Mij geen God geformeerd is, en na Mij geen zijn zal. Jes 43:11 Ik, Ik ben de HEERE, en er is geen Heiland behalve Mij. Jes 43:12 Ik heb verkondigd, en Ik heb verlost, en Ik heb [het] doen horen, en geen vreemd [god] was onder ulieden; en gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben. Jes 43:13 Ook eer de dag was, ben Ik, en er is niemand, die uit Mijn hand redden kan; Ik zal werken, en wie zal het keren?
In de Septuagint, de oude Griekse vertaling van het Oude Testament, komt in Jesaja de uitdrukking 'Ik ben (het)' herhaaldelijk voor als aanduiding voor God. In 'Ik ben (het)' moet een verkorte vorm worden gezien van "Ik ben die Ik ben" (Ex 3:14).[10]
Ex 3:14 Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israelieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden.
Door het overnemen van de uitdrukking "Ik ben (het)" stelt Jezus zich gelijk aan Jhwh God. Bij zijn arrestatie valt op zijn 'Ik ben (het)' de groep soldaten op de grond.
Joh 18:4 Jezus dan, die alles wist wat over Hem zou komen, ging uit en zei tot hen: Wie zoekt u? Joh 18:5 Zij antwoordden Hem: Jezus de Nazoreeer. Jezus zei tot hen: Ik ben (het). En Judas, die Hem overleverde, stond ook bij hen. Joh 18:6 Toen Hij dan tot hen zei: Ik ben het, deinsden zij terug en vielen op de grond. Joh 18:7 Hij vroeg hun dan opnieuw: Wie zoekt u? En zij zeiden: Jezus de Nazoreeer. Joh 18:8 Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd dat Ik (het) ben; als u dan Mij zoekt, laat dezen heengaan;

'Ik ben de ...'

Jhwh zegt:
Jes 41:4 Wie heeft [dit] gewrocht en gedaan, roepende de geslachten van den beginne? Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en met den Laatste ben Ik Dezelfde.
Jes 44:6 Zo zegt de HEERE, de Koning van Israel, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God.
Jes 48:12 Hoor naar Mij, o Jakob! en gij Israel, Mijn geroepene! Ik ben Dezelfde; Ik ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste.
Opb 1:8 Ik ben de alfa en de omega, zegt de Heer, God, Hij die is en die was en die komt, de Almachtige.
Opb 21:6 En Hij (die op de troon zat) zei tot mij: Zij zijn gebeurd! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal hem die dorst heeft, geven uit de bron van het water van het leven om niet. Opb 21:7 Wie overwint, zal deze dingen beerven, en Ik zal Hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn.
Jezus zegt:
Opb 1:17 En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zei: Vrees niet, Ik ben de eerste en de laatste, Opb 1:18 en de levende; en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid, en Ik heb de sleutels van de dood en de hades.
Opb 22:12 Zie, Ik kom spoedig, en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden zoals zijn werk is. Opb 22:13 Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde. (...) Opb 22:16 Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden om u deze dingen te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster. 
In het evangelie naar Johannges wordt de Heer Jezus voorgesteld als de eeuwige Zoon van God. We vinden er wonderlijke uitspraken die heenwijzen naar het goddelijke 'Ik zal zijn die Ik zijn al':
Ik ben het brood des levens, Joh. 6:35
Ik ben het licht der wereld, Joh. 8:12 en 9:5
Ik ben de deur der schapen, Joh. 10:7 en 9
Ik ben de goede herder, Joh. 10:11
Ik ben de opstanding en het leven, Joh. 11:25
Ik ben de weg en de waarheid en het leven, Joh. 14: 6
Ik ben de ware wijnstok, Joh. 15:1 en 5
1Co 1:30 Uit Hem toch bent u in Christus Jezus, die ons geworden is: wijsheid van Godswege, gerechtigheid, heiliging en verlossing; 1Co 1:31 opdat, zoals geschreven staat: ‘Wie roemt, laat hij roemen in de Heer’.
Tenslotte, de volgende uitspraak is alleen maar verklaarbaar als we de goddelijkheid van Jezus aannemen. Hij is eeuwig en alomtegenwoordig.
Mt 28:20 En zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de eeuw.
God zei: "Ik zal zijn die Ik zijn zal" of "Ik ben die Ik ben" (Ex. 3:14). Uiteindelijk zal God  a l l e s  z i j n. Hij zal dat zijn  i n  a l l e n.
1Co 15:28 Maar wanneer Hem alles onderworpen is, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen zijn aan Hem die Hem alles onderworpen heeft, opdat God alles in allen zal zijn.

Uitspraak

Hoe heeft de naam Jhwh oorspronkelijk geluid? Hoe werd Jhwh uitgesproken? Het Hebreeuwse alfabet bestaat alleen uit medeklinkers. Welke klinkers men dient te plaatsen tussen (of naar Hebreeuwse schrijfwijze: onder) de medeklinkers Jhwh om de naam te kunnen uitspreken?

Op deze vragen is geen afdoend antwoord te geven. Het staat allerminst vast staat hoe precies deze naam heeft geklonken. De meest gangbare opvatting is op dit moment dat de Godsnaam moet hebben geluid: "Jahweh" . We zullen hieronder enkele uitspraken bespreken.

'Jehovah'

De naam Jehovah is al eeuwen in gebruik en wordt al gevonden in een 13e eeuws strijdschrift (1270) tegen de Joden. In de 14e eeuw werd de naam gebruikt door de theoloog Porchetus. In de 16e eeuw was de naam welbekend.

In de Talmoed Jerusjalmi (traktaat Sanhedrin X, 1) is een passage waaruit men zou kunnen opmaken dat de Godsnaam als Jehovah uitgesproken moet worden.

In geschriften van Joodse rabbijnen uit vorige eeuwen blijkt dat de klinkers e, o en a gelden als de juiste klinkers bij de medeklinkers Y, h, w, h. De juiste uitspraak is 'Jehovah'[11].

Tegen de uitspraak 'Jehovah' is het volgende ingebracht.

1. De genoemde Talmoed-passage is niet geheel duidelijk en een andere interpretatie ligt meer voor de hand.

2. De naam Jehovah berust op de foutieve lezing van Jhwh met de klinkertekens van het Hebreeuwse Adonaj (“mijn heer”). De Joden waren gewoon om Jhwh niet te noemen maar een andere naam te gebruiken, zoals Adonaj. De Masoreten, oude overschrijvers, hadden de klinkers van Adonaj onder de Godsnaam Jhwh geplaatst om eraan te herinneren dat Jhwh als ‘Adonaj’ moest worden uitgesproken. Joden vermijden al eeuwenlang de naam Jhwh zelf uit te spreken. Wanneer de klinkers a (vervluchtigd tot e), o en a onder de Hebreeuwse medeklinkers Jhwh worden geplaatst, zou men het kunnen lezen als "Jehovah" (Jhwh + klinkers). Maar zó hadden de Masoreten het echter niet bedoeld. Adonaj moest in plaats van Jhwh genoemd worden en niet een vermenging van de klinkers van Adonaj met de medeklinkers van Jhwh.

In veel gevallen vinden we in het OT de samenstelling Adonai Jhwh. Moesten de lezers dan 'Adonai Adonai' zeggen? Nee, in die gevallen werden de klinkers van het woord Elohim ('God') onder Jhwh geplaatst, opdat voor Adonai Jhwh luidop gelezen werd "Adonai Elohim".

Hoe de naam Jhwh ook moet hebben geklonken, het kan niet Jehovah zijn. De klinkers o en a worden namelijk bij één medeklinker geplaatst en wel de w (Hebreeuwse letterwaw). Dit is volgens de Masoretische vocalisatie onmogelijk. De regel is dat er slechts één klinker bij of onder één medeklinker geplaatst mag worden. De plaatsing der klinkers maakt te meer duidelijk aan degeen die Hebreeuws leest: Pas op! Dit kan niet, Jhwh moet anders gelezen (uitgesproken) worden! 

Bovendien is het niet waarschijnlijk dat, wanneer de Masoreten niet wilden dat Jhwh als Jehovah werd uitgesproken, men het zo zou vocaliseren dat een onoplettende lezer het toch als zodanig zou lezen.

De lezing "Jehovah" dient dus om grammaticale redenen afgewezen te worden.

'Jahweh'

De meest gangbare opvatting is op dit moment dat de Godsnaam Jahweh moet hebben geluid. De naam Jahweh is daarom zo opgenomen in de Leidse vertaling, de Canisius vertaling (1936-1940) en de Willibrord vertaling (1961-1975).

Voor Jahweh baseert men zich onder meer op klassieke auteurs uit de eerste eeuwen, zoals Epiphanius, Theodoretus en Clemens van Alexandrië. Deze laatste auteur noemt onder meer de Samaritaanse uitspraak iabe. Deze naam zou dan afgeleid zijn van de oude werkwoordsstam HWH en naar analogie van de vorm van het imperfectum van HJH, zoals dat voorkomt in Ex. 3:15, zijn gevormd.

In Ex 3:15 maakt God Zijn naam bekend. Wanneer Mozes vraagt: "Wat is Uw naam, als het volk er naar vraagt", antwoordt God: "Ehjeh asjer ehjeh", hetgeen letterlijk betekent: "Ik zal zijn die Ik zal zijn". God herhaalt dit nog een keer tot Mozes: "Gij moet zeggen tot de Israëlieten: Ehjeh (letterlijk Ik zal zijn) heeft mij tot u gezonden."

Op grond van de klankovereenkomst met ehjeh wil men dan ook de Godsnaam met Jahweh lezen. Deze uitspraak wordt onder andere verdedigd door professor J.P. Lettinga uit Kampen.

De vraagstelling naar de uitspraak van de Godsnaam wordt ingewikkelder door een andere eigenaardigheid van het Bijbels Hebreeuws. Vanaf de vroegste tijden werd de mogelijkheid aangegrepen om door middel van bepaalde medeklinkers in het ongevocaliseerde Hebreeuws ook klinkers tot uitdrukking te brengen. Deze medeklinkers waren ה (hee) ו (waw) י (jod) en worden leesmoeders (matres lectionis) genoemd. In Jhwh zou de W (waw) of vierde letter H (hee) ook de functie van een klinker kunnen bezitten. Vandaar dat men in de wetenschappelijke literatuur vele mogelijkheden heeft geopperd van hoe de naam oorspronkelijk werd uitgesproken.

'Yahuah, Yehuah'

In zijn proefschrift over de Godsnaam meent M. Reissel dat Jhwh oorspronkelijk Yahuah of Yehuah moet hebben geklonken. Hij baseert zich onder meer op Griekse transcripties, zoals die van Clemens van Alexandrië (ca. 215 na Chr.). Deze schreef (Stromata V, 6 in P.G., IX col. 60) Iasuai = Iaove of Jaou [Yahveh]. Kees Waayman van de Theologische Faculteit in Nijmegen is van mening dat de oorspronkelijke vorm een drieletterwoord JHW moet zijn geweest en als Jahue moet hebben geklonken.

'Jabe'

In Samaritaanse gedichten rijmt Jhwh met woorden welke eindigen op Jahweh. Volgens Eerdmans[12] stelt Theodoret ("Quaestiones 15 in Exodum") dat de Samaritanen de naam Jabai gebruikten en in zijn verhandeling Quaestiones in Exodus schreef Theodoret de Naam als Jabe. Deze passages worden door sommige geleerden gebruikt om de klinkers van het Samaritaanse Jabe in de originele Hebreeuwse medeklinkers te voegen waardoor de uitspraak komt op Yahweh. Maar dit is volgens Eerdmans meer gissen, daar dit niet klopt met andere passages in Theodoret en de historische waarschijnlijkheid negeert. 

Eerdmans toont aan waarom het niet veilig is om de Samaritaanse uitspraak te volgen: 'Ezra ... introduceerde een nieuw alfabet, het zogeheten "quadraat schrift", dat gebruikt werd voor heilige literatuur. De Samaritanen, wier geloof door Ezra werd afgewezen, reageerden door het maken van een ander alfabet voor hun eigen tekst van de Thora. Verder maakten zij hun eigen tempel te Gerizim en hadden hun eigen priesters. Ze zaten de Joden dwars waar ze maar konden. Het Sanhedrin te Jeruzalem gaf door middel van vuren op de heuvels aan wanneer de grote feesten waren begonnen. Daar de Samaritanen op verschillende tijden vuren ontstaken om zodoende de Joodse kalender in verwarring te brengen was het Sanhedrin genoodzaakt om boodschappers te gebruiken. Op basis van deze houding mogen we veilig aannemen dat de Samaritanen hun eigen [afwijkende] uitspraak hadden van de heilige naam. Om deze reden moet de Samaritaanse uitspraak niet worden gehanteerd [door moderne geleerden] als bewijs van de Joodse uitspraak....' Eermans: "Wij leren van deze passages dat Theodoret wist dat de Samaritaanse uitspraak anders was dan die van de Hebreeuwse. De aanwezigheid bij andere oude schrijvers is niet ten gunste van de nieuw uitgevonden term Jahweh, hoewel het algemeen wordt gebruikt in tekstboeken en liederen (pp. 4, 5)."

Eerdmans' onderzoek toont aan dat de moderne uitspraak, welke geleerden afleiden van de Samaritanen zeer waarschijnlijk niet correct is[13].

Andere mogelijkheden

Andere mogelijkheden, gevonden bij de oude schrijvers zijn:

  • Diodorus Siculus schrijft Jao (I, 94);
  • Irenaeus ("Adv. Haer.", II, xxxv, 3, in P. G., VII, col. 840): Jaoth;
  • De Valentijnse ketters (Ir., "Adv. Haer.", I, iv, 1, in P.G., VII, col. 481): Jao;
  • Origines ("in Joh.", II, 1, in P.G., XIV, col. 105): Jao;
  • Porphyrius (Eus., "Praep. evang", I, ix, in P.G., XXI, col. 72): Jeuo;
  • Epiphanius ("Adv. Haer.", I, iii, 40, in P.G., XLI, col. 685): Ja or Jabe;
  • Pseudo-Hieronymus ("Breviarium in Pss.", in P.L., XXVI, 828): Jaho;
  • Jacobus van Edessa (cf.. Lamy, "La science catholique", 1891, p. 196): Jehjeh;

Noemen

In boeken en liederen wordt Gods eigennaam in de uitspraak Jahweh steeds meer gebruikt. Sommigen zijn hier geen enkel kwaad in, terwijl anderen, met name Joden, al gruwen als ze Gods eigennaam horen uitspreken.

Joden spreken de naam Jahweh al vele eeuwen niet meer uit. Ze doen dat uit ontzag voor de heiligheid van God en om te voorkomen dat Zijn naam ijdel wordt gebruikt. Op lastering van de naam van God stond volgens de wet van God de doodstraf:
Le 24:11 Toen lasterde de zoon der Israelietische vrouw uitdrukkelijk den NAAM, en vloekte; daarom brachten zij hem tot Mozes; de naam nu zijner moeder was Selomith, de dochter van Dibri, van den stam Dan. Le 24:12 En zij leidden hem in de gevangenis, opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring geschieden zou. Le 24:13 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: Le 24:14 Breng den vloeker uit tot buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen hun handen op zijn hoofd leggen; daarna zal hem de gehele vergadering stenigen. Le 24:15 En tot de kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Een ieder, als hij zijn God gevloekt zal hebben, zo zal hij zijn zonde dragen. Le 24:16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; de ganse vergadering zal hem zekerlijk stenigen; alzo zal de vreemdeling zijn, gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden. Le 24:17 En als iemand enige ziel des mensen zal verslagen hebben, hij zal zekerlijk gedood worden.
De schrijvers van de antieke Griekse Bijbelvertaling Septuagint spreken in plaats van Jhwh het woord Adonaj (“Mijn Heer”) uit en gebruiken in hun vertaling dan ook consequent het Griekse woord Kyrios (“Heer”). Er zijn echter oude handschriften van de Septuaginta waarin Jhwh voorkomt. Interessant is waardoor ze Leviticus 24:16 vertalen. De Statenvertaling heeft
Le 24:16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; de ganse vergadering zal hem zekerlijk stenigen; alzo zal de vreemdeling zijn, gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden.
De zeventig vertalen "Wie de naam van de HEER noemt, laat hem sterven." Het noemen van de naam wordt zo al strafbaar.[14] 

Het is niet duidelijk wanneer en hoe de Joden gestopt zijn met het uitspreken van de naam. Zeker is dat dit reeds enige eeuwen voor onze jaartelling het uitspreken van de Naam al in onbruik was. Sinds de tweede eeuw voor Christus werd de naam Jhwh niet meer uitgesproken. In plaats van Jhwh spraken de Joden van Adonay ('Heer') of Ha-Shem ('De Naam').

Een uitzondering was het noemen van Jhwh door de Hogepriester in de tempel tijdens de offerdienst op de jaarlijkse Grote Verzoendag. De uitspraak van Jhwh werd van hogepriester op hogepriester overgedragen en voor de rest van de Joden geheimgehouden. Na de verwoesting van de tempel in 70 n.Chr. is de uitspraak verloren gegaan.

De overschrijver(s) van de Dode Zee rol Habakuk, die gedateerd wordt uit de laatste drie eeuwen voor Christus, gebruikt in zijn commentaar de Godsnaam niet, maar vervangen de naam door God. Op de enige plek waar de Godsnaam wel voorkomt, in Habakuk 2 vers 2, staat de naam niet geschreven in het kwadraatschrift, waarin de hele rol is geschreven, maar met de vier letters Jhwh in het oud-Hebreeuwse schrift.

De bekende Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (1e eeuw) meldt dat de Naam niet werd uitgesproken. 

In het Nieuwe Testament, dat geheel of grotendeels in de eerste eeuw geschreven werd in het Grieks, wordt evenals in de Griekse vertaling Septuagint de naam Kyrios ('Heer') gebruikt. Jhwh komt nergens voor in de handschriften van het Nieuwe Testament.

Daar de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament nagenoeg alleen uit medeklinkers bestaat, valt te begrijpen dat een dergelijk schrift problemen kan opleveren voor een juiste uitspraak. Toen het Hebreeuws reeds min of meer een dode taal was geworden zag men steeds meer de noodzaak om de juiste uitspraak van het Hebreeuws te bewaren. De joodse geleerden, ook wel de Masoreten genoemd, waren vanaf de 6de tot en met de 8ste eeuw n.C. bezig met het vocaliseren de bijbeltekst. Het woord Masoreten is afgeleid van een Hebreeuws woord Masora, dat 'overlevering' betekent. Dankzij deze Overleveraars is de tekst van het Oude Testament in een zuivere vorm aan ons overgeleverd.

Dat vocaliseren deden ze door diakritische tekens boven, onder en soms in de letters te plaatsen. Niet alle diakritische tekens zijn vocalen, sommige hebben ook betrekking op de toonhoogte. Dit komt omdat de joden de Bijbel zingen. Door de veelheid van deze diakritische tekens is het begrijpen hiervan voor vele buitenstaanders zeer moeilijk. Temeer daar bij sommige woorden deze tekens een soort notitie betekenen die aanduidde "het geschrevene" of "het gelezene". Dit is vooral gedaan bij woorden welke qua klankkleur later zijn veranderd en waarvan men bang was dat zij verkeerd zouden worden uitgesproken.

Ten tijde van de Masoreten spraken de Joden de Naam van God niet meer uit. Uit angst om het derde gebod te overtreden, waarin staat dat men "de naam van Jhwh uw God niet ijdellijk zult gebruiken" (Ex. 20: 7), zag men er maar helemaal van af om de Naam van God uit te spreken. In plaats daarvan gebruikte men het Hebreeuwse woord Adonaj (‘Mijn heer’) of in de synagoge "Hasjem" ("de Naam").

Toen de Masoreten met hun vocalisatiewerk begonnen stonden zij voor de vraag hoe Jhwh te vocaliseren. Zij mochten Jhwh niet uitspreken (en het is nog maar de vraag of ze nog wisten hoe deze naam uitgesproken moest worden). Ze kozen ervoor om de klinkers van Adonaj onder de medeklinkers van Jhwh te plaatsen. De aanwezigheid van de klinkers van Adonaj dienden ter herinnering en aanwijzing: telkens wanneer men bij Jhwh kwam, realiseerde men zich: Pas op! Deze naam dien ik uit te spreken als Adonaj ("Mijn Heer") en niet anders.

De bekende joodse geleerde Maimonides (12e eeuw na Chr.) zei "niet alleen verboden is om hierop te zweren, maar ook het onnodig noemen van de specifieke Heilige namen, zelfs als men niet zweert."

Ook heden spreken Joden de naam van God niet uit, maar zeggen zij "Ha-Sjem" (“de Naam”) of "Haqqadosj baroech hoe" ("de Heilige, geprezen zij Hij"). Psalm 118: 26 "gezegend hij die komt in de naam des HEEREN" wordt uitgesproken als "Baroech habba besjem Ha-Sjem", letterlijk "Gezegend hij die komt in de naam van de Naam".

De Joden noemen de naam Jhwh niet en gebruiken andere namen voor God:

  • Adonai (‘mijn Heer’) wordt gebezigd bij plechtige voorlezingen, in gebeden etc.
  • Elohiem of in dagelijks gebruik Elokiem
  • Hakadosj Baroech Hoe (“De Heilige, Gezegend is Hij”) wordt gebruikt in religieus-orthodoxe kringen
  • Hasjeem (‘de Naam’) is de meest gebezigde naam in dagelijks, niet-plechtig gebruik
  • El(i) – God
  • Adosjem
  • Sjaddaj
  • Adonai Tsevaot - HEER der legerscharen
  • Jah
  • Eljon
  • Sjalom
  • Sjechina
  • Ehje Asjer Ehje - 'Ik zal zijn die ik zal zijn'
  • God, net zoals anderen het zeggen. Godsdienstige joden schrijven ‘God’ meestal als G-d of, naar het Hebreeuws met apostrof als G’d, dus allebei zonder de 'o', omdat ook 'God', wanneer voluit geschreven, niet uitgewist mag worden.

Vertaling

Hoe kan men de Godsnaam Jhwh het beste vertalen? Er zijn hiervoor verschillende mogelijkheden:

'HEER'

Men kan Jhwh in navolging van de Masoreten lezen met een ander woord, namelijk Adonaj ('Mijn heer') en in de vertaling 'Heer' gebruiken. Dit is door de meeste vertalingen nagevolgd. Zo geeft de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament, Jhwh weer met "Kurios", het Griekse woord voor Heer. Ook de Staten vertaling, de NBG vertaling van 1951 en talrijke andere vertalingen zijn de Septuaginta in dezen nagevolgd. In het Nieuwe Testament, dat in het Grieks geschreven is, vinden we op plaatsen waar naar Jhwh of Adonaj verwezen wordt de naam Kurios.

De klassieke vertaling HE(E)RE heeft de voorkeur voor de vertaling van Jhwh. Temeer daar ook Christus en de discipelen en na hen de eerste christenen de naam als zodanig ('Adonaj' of 'Kyrios') uitspraken. Als we voor deze omschrijving kiezen, bevinden wij ons niet alleen in het spoor van de Reformatie, maar ook in dat van de Oude Kerk, van de apostelen en van Christus zelf.
Joe 2:32 En het zal geschieden, al wie den Naam des HEEREN zal aanroepen, zal behouden worden; want op den berg Sions en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, gelijk als de HEERE gezegd heeft; en dat, bij de overgeblevenen, die de HEERE zal roepen.
Hnd 2:21 En het zal gebeuren dat ieder die de naam van de Heer (Grieks 'Kyrios') aanroept, behouden zal worden’. (aanhaling door Petrus)
Ro 10:13 ‘want ieder die de naam van de Heer (Grieks 'Kyrios') zal aanroepen, zal behouden worden’. (aanhaling door Paulus)

'Jahweh', 'Jehovah'

Men kan Jhwh vertalen zoals men denkt dat het oorspronkelijk werd uitgesproken, bijvoorbeeld als Jahweh, zoals in de Willibrord vertaling of als Jehovah in de Nieuwe-Wereldvertaling van de Jehovah-getuigen. Andere mogelijkheden komen minder vaak voor. In de Verenigde Staten treft men afsplitsingen aan van de Jehovah-getuigen, die zich op grond van de Godsnaam hebben afgescheiden, zoals de Assemblies of Yahweh, de Assemblies of Yahvah en de Assemblies of Yah. Echter in al deze genoemde mogelijkheden moet men dan wel beseffen dat dit afgeleiden dan wel verbasteringen zijn van de oorspronkelijke (onbekende) uitspraak van de Godsnaam.

Het is niet met zekerheid te zeggen wat de juiste uitspraak is. Dit geld niet alleen voor Jahweh, maar ook voor de naam Jehovah. Wanneer men in een vertaling toch kiest voor een keuze, zoals bij de naam Jahweh, loopt men het gevaar dat na verloop van tijd kan blijken dat deze naam niet juist is. Dit is reeds gebeurd bij de naam Jehovah. Gezien de vele opvattingen over de precieze betekenis van Jhwh blijft een vertaling van de Naam dan ook een hachelijke aangelegenheid.

'de Eeuwige'

De Godsnaam Jhwh wordt in Joodse kring veelal vertaald door “de Eeuwige”. De Eeuwige is Hij die er was, er is en er altijd zijn zal en Die altijd dezelfde is, was en zal zijn. Andere veelgebruikte omschrijvingen bij de Joden zijn: "De Naam", "De Onuitsprekelijke", "de Heilige geprezen zij Hij".

'Wezer' e.d.

Tot slot kan men de naam Jhwh vertalen naar de betekenis van de naam Jhwh. Afhankelijk van de exegese van deze naam komt men tot verschillende vertalingen. Marnix van St.Aldegonde vertaalt met "Selfwesige", Buber-Rosenzweig met "ICH-DU-ER" en Waaijman met "Wezer".

Samenstellingen

Jhwh wordt ook in samenstellingen gebruikt, zoals bijvoorbeeld in de namen 'Jhwh der heerscharen', 'Jhwh Onze Gerechtigheid', 'Jhwh Mijn banier' (Jahweh nissi), 'Jhwh Zal Voorzien' (Jahweh-jireh).

Picto-ideografische betekenis

Letters zijn in het grijze verleden ontstaan uit tekeningetjes, symbolen. De Hebreeuwse letter Aleph gaat terug op een symbool voor een ossekop en betekent dan ook: os, sterkte, leider. De Hebreeuwse letter beet (B) betekent: huis. De letter Hee (H) betekent: zie. De letter Waw (W, V) betekent: spijkertoevoegen. De letter Yod betekent: armhandwerkdaad. Volgens sommigen betekenen de Hebreeuwse letters in Jhwh dan ook: Zie de hand, zie de spijker. Dit zou dan heenwijzen naar het kruiswerk van de Heiland. Omdat de oorspronkelijke symbolische betekenis van de letters echter (deels) onzeker is, is ook de picto-ideografische betekenis onzeker[15].

Liederen

Het volgende lied "I Lift My Eyes" (= "Ik hef mijn ogen op") is een lofzang gebaseerd op Psalm 121. Het lied is geschreven door Lydia Walker & Julie Keltonic. Lydia gebruikt de naam Jahweh.

Het volgende Engelstalige lied Yahweh is van de muziekgroep The Hoppers:


'He is ...'


Eric Ludy - He is (The Names of God) – (Return of Majesty Trilogy). Youtube.com:

Ellerslie Discipleship Training, 8 juni 2014. Speelduur: 8 minuten.

Meer informatie

Artikel over JHVH en samenstellingen, met uitspraak (geluid):  http://www.hebrew4christian.org/Names_of_G-d/YHVH/yhvh.html

Artikel in Wikipdia: http://nl.wikipedia.org/wikiJHWH

Zie ook

Bronnen

Een deel van de grondleggende tekst van dit artikel is met toestemming overgenomen van J.P. van de Giessen, Jhwh.

Voetnoten

  1. https://www.jpost.com/archaeology/article-743039
  2. https://nl.wikipedia.org/wiki/Mater_lectionis. Geraadpleegd op 30 juni 2023.
  3. https://www.britannica.com/topic/Yahweh
  4. Eerdmans in zijn artikel "The Name Jahu" (Oudtestamentische Studien, vol. 5, pp. 1-29. Leiden: Brill Press, 1972).
  5. De betekenis Ik ben er voor jullie wordt genoemd door het Hebreeuws-Nederlands Lexicon.
  6. M. Reisel, Observation on the Tetragrammaton (Assen 1957, proefschrift)Volgens Reiser verdient 'Paraatblijkende' de voorkeur.
  7. Aantekeningen bij de Petrus Canisius Bijbel, Joh 8:58.
  8. Uit: Andachten van Christlieb, Keller, Nee, Rosenius, Spurgeon, u.a. Opgenomen in de Online Bible.
  9. Aantekeningen bij de Willibrord Bijbel 1995, Joh. 6:20
  10. Aantekeningen bij de Willibrord Bijbel 1995, Joh. 8:24.
  11. God’s name is not Yahweh – Proof from Jewish Rabbis. Youtube.com: A Rood Awaking! Duur: 55 min. 43 sec.
  12. Eerdmans in zijn artikel "The Name Jahu" (Oudtestamentische Studien, vol. 5, pp. 1-29. Leiden: Brill Press, 1972).
  13. "Did Christ Use Yahweh?" The Good News, November-December, 1972, p. 31.
  14. Zie over hoe de Septuagint tot die vertaling kwam: J.P. van de Giessen
  15. De volgende video van Ichthus Films stelt dat JHWH ideografisch betekent Zie de hand, zie de spijker, zie video (Youtube, 4 minuten, Engels). Een tabel met oude Hebreeuwse pictogrammen en hun betekenis geeft Hebrew4Christians.net: artikel (Engels).