Heidendom
Heidendom kan betekenen[1]: 1. heidens geloof en daaruit voortvloeiend gedrag, synoniem paganisme; 2. de gezamenlijke heidenen ('heidendom' als verzamelnaam).
Heidendom, naar de tweede betekenis, is de vereniging van alle volken - zowel vroegere als latere - welke de God niet volgens de openbaring‚ maar naar hun eigen denken en bijzondere begrippen vereerd hebben of nog vereren. Joden en christenen zijn dus, in de eerste plaats, hieronder niet begrepen.
Men is ook niet gewoon, daaronder de moslims te verstaan, hetzij omdat zij wel een enig opperst Wezen, de God van Abraham, vereren, een strikt monotheïsme huldigen, zodat deze leer het hoofdpunt van hun geloofsbelijdenis uitmaakt, hetzij‚ en dit is misschien de ware reden, omdat hun godsdienst stukken van de Woordopenbaring, de Heilige Schrift, heeft overgenomen, zij het in vermenging met valse denkbeelden.
Een praktisch geval van heidendom speelde zich af in de stad Lystra (gelegen in het huidige Turkije). Hier genas de apostel Paulus, door de kracht van God, een man die kreupel was van de moederschoot af. De heidenen reageerden aldus:
Hnd 14:11 En de menigten, die zagen wat Paulus gedaan had, verhieven hun stem en zeiden in het Lycaonisch: De goden zijn aan mensen gelijk geworden en naar ons afgedaald. Hnd 14:12 En zij noemden Barnabas Zeus en Paulus Hermes, omdat hij het woord voerde. Hnd 14:13 En de priester van Zeus, [wiens tempel] vóór hun stad lag, bracht ossen en kransen bij de poorten en wilde samen met de menigten offeren. Hnd 14:14 Maar toen de apostelen Barnabas en Paulus [dat] hoorden, scheurden zij hun kleren, stortten zich in de menigte en riepen: Hnd 14:15 Mannen, waarom doet u dit? Ook wij zijn mensen net zoals u, en wij verkondigen u [juist] dat u zich van deze zinloze [dingen] moet bekeren tot de levende God, Die de hemel, de aarde, de zee en alles wat erin is, gemaakt heeft. Hnd 14:16 Hij heeft in de tijden die achter [ons] liggen al de heidenen hun [eigen] wegen laten gaan, Hnd 14:17 hoewel Hij Zichzelf toch niet onbetuigd liet door goed te doen: Hij gaf ons vanuit de hemel regen en vruchtbare tijden en verzadigde ons hart met voedsel en vreugde. Hnd 14:18 En door dit te zeggen, konden zij de menigten er [maar] nauwelijks van weerhouden, aan hen te offeren. (HSV)
"Hoewel Hij Zichzelf tot niet onbetuigd liet door goed te doen," zegt vs. 17. Hij gaf de heidenen niet Zijn woord, Hij gaf het aan de Israëlieten. De heidenen gaf Hij wel voedsel en vreugde.
Verhouding tot naaste begrippen
Inhoudelijk aangrenzende begrippen zijn afgodendienst, afgoderij en beeldendienst. Heidendom kan als zinverwant met afgoderij enz. geacht worden, wanneer men daaronder niet de gezamenlijke, niet aan de Woordopenbaring (Bijbel) gelovende, volken ‚ maar hun godsdienst verstaat, in zoverre deze van de geopenbaarde afwijkt. Heidendom zou, in deze betekenis, de oefening van een godsdienst zijn, die niet de ware Woordopenbaring van God (er)kent. Heidendom, in de godsdienstige zin, heeft met afgodendienst enz. gemeenschappelijk de godsdienstige verering van wezens, aan welke geen goddelijke eer toekomt.
Afgoderij is de verering van valse goden. Afgodendienst is zulk een verering, in zoverre de valse goden, door afbeelding, tot zinnelijke voorwerpen van eerdienst gemaakt worden. Beeldendienst is de verering welke men de beelden, als in zich zelf iets goddelijks hebbend‚ bewijst.
De oude Perzen‚ die zon en maan vereerden, waren voorzeker heidenen; en men kan hun eerdienst‚ als tot valse goden gericht‚ afgoderij noemen. 'Afgodendienst' zou hier geen passende benaming zijn, omdat zij van hun goden geen beeltenis afgodisch vereerden; en om dezelfde reden was hun verering nog veel minder beeldendienst.
Daarentegen zou ware godsverering in beeldendienst kunnen ontaarden, wanneer men God of engelen of eerwaarde stervelingen heeft afgebeeld en vergeet dat de waardering, die zij verdienen, aan hen toekomt en niet aan hun afbeeldingen. Om de menselijke neiging tot beeldendienst, om deze zwakheid, heeft God in de wet van Mozes de afbeelding van levende wezens verboden.
Strijd tegen het heidendom
De geestelijke strijd van het christendom tegen het heidendom is[2]:
- een strijd tegen mensenvergoding, daar het de menswording van God predikt;
- een strijd tegen elke natuurdienst, daar het de levende God verkondigt als de Heer van de Schepping
- een strijd tegen het wandelen in eigen wegen, daar het een wandelen eist naar de geboden van God (Hand. 14:11-18, bovenaangehaald).
Verheidensing
Wanneer een cultuur gevormd door het christendom, christelijke overtuigingen, normen en waarden opgeeft en weer meer heidens wordt, spreekt men van verheidensing of paganisering. Dan wordt de Bijbel niet meer gelezen en geloofd, mensen en de natuur krijgen een verering die God toekomt, men wandelt in eigen wegen en handelt naar eigen goeddunken.
Een heidense wereld die massaal christelijke overtuigingen, normen en waarden aanneemt, ondergaat een proces van kerstening of christianisering.
Toekomst
Het heidendom bereikt een climax in de verering van het Beest, die zichzelf tot God verklaart. Zijn verering door de wereldlingen zal worden afgedwongen.
Wanneer Christus terugkomt en in heerlijkheid geopenbaard, volgt op de genoemde climax een dramatisch einde van het heidendom. De schellen zullen van de ogen vallen, alle volken zullen God erkennen en kennen, en de wet zal van Sion (Jeruzalem, de hoofdstad van de wereld) uitgaan.
Zie ook
Bron
Petrus Weiland, Kunstwoordenboek, of: Verklaring van allerhande vreemde woorden, benamingen, gezegden en spreekwijzen, die, uit verscheidene talen ontleend, in de zamenleving en in geschriften, betreffende alle vakken van kunsten, wetenschappen en geleerdheid voorkomen (1821) s.v. Afgodendienst, afgoderij, beeldendienst, heidendom. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 5 juli 2023.
Voetnoot
- ↑ Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.
- ↑ Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901). Enige tekst van het commentaar op Hand. 14:17 is onder wijziging verwerkt op 5 juli 2023.