Hoererij

Uit Christipedia

Hoererij is ontucht, onkuisheid, of, in figuurlijke zin, afgoderij.

Betaalde hoererij ofwel prostitutie is zich met zijn lichaam veil geven voor geld aan elk die wil. Hoeren (prostitués) kunnen op de openbare weg aanzoeken tot hoererij doen. Zie Prostitutie voor het hoofdartikel.

'Hoererij' kan concreet de een of andere onkuise handeling aanduiden.

Mt 15:19  Want uit het hart komen voort boze overleggingen, moorden, overspel, hoererijen, diefstallen, .... (Telos)

In de Statenbijbel (editie 1688):

Mt 15:19 Boose bedenckingen, dootslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, ... (SV, editie 1688)

Tegenstanders van Jezus suggereerden dat Hij uit hoererij, gepleegd door zijn moeder, geboren zou zijn.

Joh 8:41  U doet de werken van uw vader. Zij zeiden dan tot Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij; wij hebben een Vader: God. (Telos)

In de gemeente te Corinthe was een geval van hoererij, te weten incest of overspel met zijn stiefmoeder.

1Co 5:1  Men hoort algemeen van hoererij onder u, en zo’n hoererij als zelfs onder de volken niet bestaat, dat iemand de vrouw van zijn vader heeft. (Telos)

Ook andere gelovigen in die heidense stad hadden hoererij bedreven.

2Co 12:21  dat, als ik weerkom, mijn God mij wat u betreft zal vernederen en ik zal treuren over velen van hen die vroeger hebben gezondigd en nog geen berouw hebben over de onreinheid, hoererij en losbandigheid die zij hebben bedreven. (Telos)

Hoererij is een werk van het vlees, van onze zondige natuur.

Ga 5:19  Nu is het duidelijk wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, (Telos)

Het lichaam is niet voor de hoererij, niet voor geslachtsverkeer met een prostitué of een andere vorm van seksuele ontucht.

1Co 6:13  De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen, maar God zal zowel het een als het ander te niet doen. Maar het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor de Heer, en de Heer voor het lichaam. (Telos)

Hoererij door zijn vrouw kon voor een Israëliet reden zijn om haar te verstoten.

Mt 5:32  Maar Ik zeg u, dat ieder die zijn vrouw verstoot anders dan uit oorzaak van hoererij, maakt dat zij overspel pleegt; en wie een verstotene trouwt, pleegt overspel. (Telos) Mt 19:9  Ik zeg u echter, dat wie zijn vrouw verstoot, niet om hoererij, en met een andere trouwt, overspel pleegt; en wie met een verstoten vrouw trouwt, pleegt overspel. (Telos)

Onthouding. Wij moeten ons onthouden van hoererij, seksuele ontucht.

Hnd 15:20  maar hun aanschrijven zich te onthouden van de verontreinigingen van de afgoden, van de hoererij, van het verstikte en van het bloed. (Telos)

Hnd 15:29  u te onthouden van wat aan de afgoden is geofferd, van het bloed, van het verstikte en van de hoererij. Als u zich daarvoor in acht neemt, zult u wel doen. Vaarwel!’ (Telos)

Hnd 21:25  Wat echter de gelovige volken betreft, wij hebben hun aangeschreven, na besloten te hebben dat zij niets dergelijks moesten onderhouden dan dat zij zich moesten wachten voor wat aan de afgoden is geofferd, voor het bloed, voor het verstikte en voor de hoererij. (Telos)

1Th 4:3  Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u zich onthoudt van de hoererij; (Telos)

Doding. Hoererij, seksuele ontucht hebben wij af te leggen, weg te doen uit ons leven, te 'doden'.

Col 3:5  Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is, (Telos)

Ontvluchten. Vanwege de aantrekking tot hoererij, moeten we deze 'ontvluchten'

1Co 6:18  Ontvlucht de hoererij! Elke zonde die een mens doet, gaat buiten het lichaam om, maar wie hoereert, zondigt tegen zijn eigen lichaam. (Telos)

Hoererij moet helemaal weg zijn.

Efe 5:3  Maar laat hoererij en alle onreinheid of hebzucht onder u zelfs niet genoemd worden, zoals het heiligen past, (Telos)

Figuurlijke zin

In figuurlijke zin bekent 'hoererij': afgoderij of zich verbinden met andere machten dan God. In het Oude Testament wordt dikwijls afgoderij aangeduid als hoererij met afgoden. 'Nahoereren' (Statenvertaling) is ontuchtig of overspelig achterna lopen van afgoden, deze als in hoererij achteraan gaan.

Het meervoud 'hoererijen' slaat op afgodische handelingen.

2Kon 9:22  Het gebeurde nu, toen Joram Jehu zag, dat hij zei: Is het vrede, Jehu? Maar hij zei: Wat vrede, zolang de hoererijen van uw moeder Izebel en haar toverijen zo talrijk zijn? (HSV)

Israël had bij de uittocht uit Egypte niet de afgoderij achtergelaten. Ook tijdens de woestijntocht waren er die offerden aan afgoden en daarmee aan demonen.

Le 17:7  En zij zullen ook niet meer hun slachtofferen den duivelen, welke zij nahoereren, offeren; dat zal hun een eeuwige inzetting zijn voor hun geslachten. (SV)

Dat vers in de Herziene Statenvertaling:

Le 17:7  Zij mogen hun offers niet meer aan de demonen brengen, waar zij als in hoererij achter aangaan. Dit is voor hen een eeuwige verordening, [al] hun generaties door. (HSV)

Eze 23:27  Zo zal Ik uw schandelijkheid van u doen ophouden, mitsgaders uw hoererij, [gebracht] uit Egypteland; en gij zult uw ogen naar hen niet opheffen, en aan Egypte niet meer gedenken. (SV)

In de gemeente te Thyatira was een valse profetes die, in figuurlijke zin, hoererij pleegde en verleidde tot hoererij.

Opb 2:20  Maar Ik heb tegen u, dat u de vrouw Izebel, die zich een profetes noemt, laat begaan; en zij leert en misleidt mijn slaven om te hoereren en afgodenoffers te eten. Opb 2:21  En Ik heb haar tijd gegeven om zich te bekeren en zij wil zich niet bekeren van haar hoererij. (Telos)

Ondanks de oordelen die de aarde in de toekomst zullen treffen, bekeren veel mensen zich niet van hun hoererij.

Opb 9:21  en zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun diefstallen. (Telos)

Babylon. In het laatste Bijbelboek wordt ons een rijke en invloedrijke hoer geschilderd, die de aarde heeft verdorven met haar hoererij (Opb. 19:2).

Opb 17:2  met wie de koningen van de aarde gehoereerd hebben, en zij die de aarde bewonen zijn dronken geworden van de wijn van haar hoererij. (...) Opb 17:4  En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en had een gouden drinkbeker in haar hand, vol gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. Opb 17:5  En op haar voorhoofd was een naam geschreven: Verborgenheid, het grote Babylon, de moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde. (Telos)

Zij zal ten val worden gebracht.

Opb 14:8  En een andere, een tweede engel volgde en zei: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij alle naties heeft laten drinken. (Telos)

Opb 18:3  Want van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij hebben alle naties gedronken en de koningen van de aarde hebben met haar gehoereerd en de kooplieden van de aarde zijn rijk geworden door de macht van haar weelde. (Telos)

Opb 19:2  Want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde heeft verdorven met haar hoererij, en Hij heeft het bloed van zijn slaven van haar hand gewroken. (Telos)

Zie ook

Nahoereren | Ontucht

Bron

Woordenboek der Nederlandsche Taal, s.v. Hoererij