Husaï
Husaï of Chusai was de getrouwe vriend van David, wiens hulp hem, de koning van Israël, vooral bij de opstand van Absalom te pas kwam.
De Hebreeuwse naam is חושׁי, Choesjay, en betekent "zich haastend"[1]. Het Strongnummer is 02365. De eigennaam komt 14x voor in het Oude Testament. In het Engels luidt zijn naam Hushai.
Husaï was een Archiet of Arkiet, van het geslacht van de Archieten (Arkieten), die hun woonplaats aan de zuidgrenzen van de stam Efraïm tussen Bethel en Ataroth hadden.
Joz 16:2 Vanaf Bethel komt hij uit bij Luz, en gaat vervolgens langs het gebied van de Arkiet, langs Ataroth. (HSV)
Husaï was een vriend van David, 2 Sam. 15:37. Toen David vluchtte voor Absalom, ontmoette Husaï hem op de Olijfberg. Hij had blijkbaar van de noodsituatie vernomen, want hij had zijn mantel gescheurd en had aarde op zijn hoofd; zo kwam hij David tegemoet.
2Sa 15:32 En het gebeurde, toen David op de top van de berg kwam, waar men zich voor God neerbuigt, zie, toen kwam Husai, de Archiet, hem tegemoet, met zijn mantel gescheurd en aarde op zijn hoofd. 2Sa 15:33 En David zei tegen hem: Als u met mij verdergaat, zult u mij tot last zijn, 2Sa 15:34 maar als u naar de stad teruggaat en tegen Absalom zegt: Ik zal uw dienaar zijn, o koning; vroeger ben ik wel dienaar van uw vader geweest, maar nu zal ik uw dienaar zijn-dan kunt u de raad van Achitofel voor mij verijdelen. 2Sa 15:35 Zijn Zadok en Abjathar, de priesters, daar niet bij u? Het zal gebeuren dat u alles wat u vanuit het huis van de koning hoort, aan de priesters Zadok en Abjathar zult vertellen. 2Sa 15:36 Zie, beide zonen van hen zijn daar bij hen: Ahimaäz van Zadok, en Jonathan van Abjathar. Dan moet u alles wat u hoort door hun dienst naar mij toe sturen. 2Sa 15:37 Zo kwam Husai, de vriend van David, de stad binnen toen Absalom in Jeruzalem aankwam. (HSV)
Op het verzoek van de koning David (2 Sam. 15:32v) begaf hij zich naar Jeruzalem, deed zich voor als verbonden aan de partij van Absalom en verijdelde gelukkig de raad van van Achitofel. Deze wilde de gevluchte koning onmiddellijk achtervolgen, Husaï raadde tot uitstel, ten einde meerdere strijdkrachten te kunnen bijeentrekken, en een te zekerder overwinning tegemoet te gaan. Dit redde David, die zich intussen voldoende versterken kon. Toen Absalom de raadgevingen van Husaï wilde opvolgen, deed deze het door Jonathan en Ahimaäz, zonen van de priesters Abjathar en Zadok, aan David weten.
Baäna (of Baëna), de zoon van Husaï, wordt als bestelmeester van Salomo vermeld. Deze vader van Baäna is waarschijnlijk dezelfde als Husaï de Archiet.
Bron
P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Husaï' is op 9 maart 2017 verwerkt.
- ↑ Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.