Jakobus (zoon van Zebedeüs)

Uit Christipedia

Jacobus de zoon van Zebedeüs was één van de twaalf apostelen van de Heer Jezus.

Hij wordt, ter onderscheiding van Jacobus de zoon van Alfeüs, buiten de Bijbel ook genoemd ‘Jacobus de Oudere’ of ‘Jacobus de Meerdere’.

Hij was een zoon van Zebedeüs en Salome, broer van Johannes, die eveneens tot de twaalf behoorde.

Tegelijk met zijn broer door Jezus van achter het visnet tot het apostelambt geroepen, maakte hij met hem en met Petrus het bekende drietal uit, dat het innigst met de Meester verbonden was.

Daar hij op enkele uitzonderingen na overal vóór Johannes genoemd wordt, meent men, dat hij ouder dan deze was.

Indien op grond van Joh. 29: 25 mag aangenomen worden, dat Salome de volle zuster van de moeder van Jezus geweest is, dan waren de beide broeders neven van de Heer.

Hun hartstochtelijke ijver was oorzaak, dat zij door Jezus ‘Boanerges’, d.w.z. ‘zonen van de donder’ genoemd werden.

Met eer wordt overigens Jakobus in de Heilige Schrift vermeld. Zijn einde was de kroon op zijn leven. Hij stierf op het einde van het jaar 43 op bevel van Herodes Agrippa I als martelaar voor zijn geloof.

Hnd 12:1 Omstreeks die tijd nu sloeg koning Herodes de handen aan sommigen van de gemeente om hun kwaad te doen; Hnd 12:2 en hij doodde Jakobus, de broer van Johannes, met het zwaard. Hnd 12:3 Toen hij nu zag dat het de Joden welgevallig was, ging hij verder door ook Petrus gevangen te nemen (het waren nu de dagen van de ongezuurde broden), (TELOS)

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Jacobus' is op 16 aug. 2014 verwerkt.