Jakobus 1

Uit Christipedia

Jakobus 1 van de Brief van Jakobus wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.

1

Jak 1:1 Jakobus, slaaf van God en van de Heer Jezus Christus, aan de twaalf stammen in de verstrooiing: gegroet! (Telos)

Aan de twaalf stammen in de verstrooiing. Aan de gelovigen in Christus onder hen, aangezien Jakobus zich voorstelt als een slaaf van de Heer Jezus Christus en hij schrijft aan "mijn broeders". Het is dus een algemene brief aan Joodse gelovigen, niet bepaald gericht aan een plaatselijke gemeente. Zie Brief van Jakobus voor het hoofdartikel over de adressering.

2

Jak 1:2 Acht het enkel vreugde, mijn broeders, wanneer u in allerlei verzoekingen valt, (Telos)

Valt. Niet struikelt of ten val komt, maar terechtkomt of geraakt te midden van verzoekingen; zodanig in iets vallen dat men erdoor omringd is[1].

Verzoekingen. Of: beproevingen. De duivel tracht te verleiden tot zonde, maar God traint ons in het onderscheiden van goed en kwaad, in standhouden en volharden.

5

Jak 1:5  Als nu aan iemand van u wijsheid ontbreekt, laat hij die aan God vragen, die aan allen mild en zonder verwijt geeft en zij zal hem gegeven worden. (Telos)

Als nu aan iemand van u wijsheid ontbreekt. Wijsheid die zegt wat u in deze of gene verzoeking te doen staat.

Voetnoot

  1. Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.