Jezus Christus/Zoon van God
Jezus Christus is de Zoon van God. In het Oude Testament getuigt de Messias al:
Ps 2:7 Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. (SV)
Het evangelie naar Marcus vangt aldus aan:
Mr 1:1 Begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God; TELOS)
Eén van de leerlingen, Nathanaël genaamd, zag al vroeg in dat Jezus de Zoon van God is, omdat Jezus zag en wist dat een gewoon mens zou kunnen weten.
Joh 1:49 (1-50) Nathanael antwoordde Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de koning van Israel. (TELOS)
Demonen wisten en erkenden de Heer Jezus als de Zoon van God:
Lu 4:41 En er gingen van velen ook demonen uit, terwijl zij de woorden riepen: U bent de Zoon van God! En Hij bestrafte hen en liet hun niet toe te spreken, omdat zij wisten dat Hij de Christus was. (TELOS)
Lu 8:28 Toen hij nu Jezus zag, schreeuwde hij het uit, viel voor Hem neer en zei met luider stem: Wat heb ik met U te maken, Jezus, Zoon van God de Allerhoogste? Ik bid U, pijnig mij niet. (TELOS)
Nadat Jezus, komend vanaf de berg, over het door een storm opgezweepte meer van Galilea had gelopen, zijn leerling Petrus over het woelige water had doen lopen, de storm had doen bedaren en met Petrus in het schip was geklommen, huldigen zij die in het schip waren Hem en zeiden: 'Werkelijk, U bent Gods Zoon!' (Matth. 14:33). Petrus beleed later dat Jezus de Zoon van God is:
Mt 16:16 Simon Petrus nu antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. (TELOS)
God gaf te kennen dat Jezus Zijn 'geliefde Zoon' is:
Mt 17:5 Terwijl hij nog sprak, zie, een lichtende wolk overschaduwde hen; en zie, een stem uit de wolk, die zei: Deze is mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen gevonden heb, hoort Hem. (TELOS)
Martha, de zus van Lazarus, beleed haar geloof dat Jezus de Zoon van God is:
Joh 11:27 Zij zei tot Hem: Ja Heer, ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, die in de wereld zou komen. (TELOS)
Uit zijn gebed tot de Vader, genoteerd door de apostel Johannes, blijkt dat de Heer de Zoon van God is:
Joh 17:1 Dit sprak Jezus en Hij hief zijn ogen op naar de hemel en zei: Vader, het uur is gekomen: verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijkt; (TELOS)
De Hogepriester der Joden vroeg aan Jezus:
Mt 26:63 Jezus echter zweeg. En de hogepriester antwoordde en zei tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God! Mt 26:64 Jezus zei tot hem: U hebt het gezegd. Ik zeg u evenwel: van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht en zien komen op de wolken van de hemel. (TELOS; vgl. Marc. 14:61)
De Joodse raad vonden Jezus' woorden godslastering en veroordeelden Hem ter dood.
Joh 19:7 De Joden antwoordden hem: Wij hebben een wet en naar die wet behoort Hij te sterven, omdat Hij Zichzelf Gods Zoon heeft gemaakt. (TELOS)
Aan het kruis spotten zijn tegenstanders:
Mt 27:43 Hij vertrouwt op God-laat Hij Hem nu redden als Hij behagen in Hem heeft! Want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. (TELOS)
Door de gebeurtenissen (zonsverduistering, aardbeving) rondom de terechtstelling van Jezus kwam de hoofdman van de Romeinse soldaten en de bewakers tot deze verklaring:
Mt 27:54 Toen nu de hoofdman en zij die met hem Jezus bewaakten, de aardbeving zagen en de dingen die waren gebeurd, werden zij zeer bang en zeiden: Waarlijk, Deze was Gods Zoon! (TELOS; vgl. Marc. 15:39)
Paulus schrijft in het begin van de brief aan de Romeinen:
Ro 1:4 die verklaard is als Gods Zoon in kracht naar de Geest van de heiligheid, door dodenopstanding), Jezus Christus onze Heer (TELOS)
Meer weten
J.G. Bellet, Er is niemand zoals Hij. Uitgeverij Medema, 1979. In het eerste deel van dit boek werkt de schrijver de gedachte uit, dat de Heer Jezus van eeuwigheid af de Zoon van God is. De aanleiding voor het schrijven van dit deel was de dwaalleer dat de Heer Jezus pas bij Zijn vleeswording de Zoon van de Vader is geworden.