Koningin van de hemel

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 2 feb 2019 om 21:34 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'De '''Koningin van de hemel''' (of ''Koningin des hemels'') is in de Bijbel de godin van de maan, die door Israëlieten werd vereerd. Statenvertaling heeft “Melec...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De Koningin van de hemel (of Koningin des hemels) is in de Bijbel de godin van de maan, die door Israëlieten werd vereerd. Statenvertaling heeft “Melecheth des hemels”, Melecheth = koningin.

De verering van de Koningin des hemels was afkomstig uit Assyrië.

De Koningin van de hemel is zonder twijfel de maangodin, die ten dage van Jeremia onder de naam ‘koningin des hemels’ (vroeger onder de

fenicische naam Astharoth) door de Israëlieten afgodisch werd vereerd. Men bracht haar op haar feesten (de dag van de nieuwe maan, Jer. 2: 24), maanvormige koeken als spijsoffer , ook rook- en dankoffers, op de openbare straat in Jeruzalem en in de steden van Juda.

Met haar komt overeen de mannelijke godheid Bel-samen = Heer des hemels, de zonnegod.

Een aanschouwelijke schildering van de ijver, waarmee haar dienst toen gedreven werd, hoe mannen en vrouwen, vaders en kinderen met elkaar hierin wedijverden, vindt men in Jer. 7:18; 44:17-25. De voor haar door de vaders aangestoken vuren schijnen haar als de vrouwelijke vuurgodin aan te duiden, gelijk Moloch de mannelijke vuurgod van de voor-Aziatische vuurdienst was.

Jer 7:17 Ziet u niet wat zij doen in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem? Jer 7:18 De kinderen sprokkelen hout, de vaders steken het vuur aan en de vrouwen kneden deeg om offerkoeken te maken voor de koningin van de hemel. Zij gieten plengoffers uit voor andere goden, zodat zij Mij tot toorn verwekken. (HSV)

Zelfs in het Egypte, waarheen ze gevlucht waren na de moord op Gedalia, wilden de Joden offers blijven brengen aan de Koningin van de hemel.

Jer 44:15 Toen antwoordden al de mannen die wisten dat hun vrouwen reukoffers brachten aan andere goden, en al de vrouwen die daar stonden, een grote menigte, en heel het volk dat in het land Egypte, in Pathros, woonde, aan Jeremia: Jer 44:16 Wat het woord betreft dat u in de Naam van de HEERE tot ons gesproken hebt-wij zullen niet naar u luisteren. Jer 44:17 Nee, wij zullen beslist alle dingen doen die uit onze mond zijn uitgegaan, door reukoffers te brengen aan de koningin van de hemel en plengoffers voor haar uit te gieten, zoals wij gedaan hebben, wij en onze vaderen, onze koningen en onze vorsten, in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem. Toen werden wij met brood verzadigd, hadden wij het goed en hebben wij geen kwaad gezien. Jer 44:18 Maar van toen af dat wij ermee zijn opgehouden aan de koningin van de hemel reukoffers te brengen en plengoffers voor haar uit te gieten, hebben wij aan alles gebrek gehad en kwamen wij door het zwaard en door de honger om. Jer 44:19 En als wij, [vrouwen], aan de koningin van de hemel reukoffers brengen en plengoffers voor haar uitgieten, gaat het dan buiten onze mannen om dat wij voor haar offerkoeken maken naar haar beeltenis, en voor haar plengoffers uitgieten? (HSV)

In de Rooms-katholieke kerk wordt Maria, de moeder van Jezus, 'koningin van de hemel' genoemd (zie art. Mariaverering). De eerste beginselen van een goddelijke verering van de maagd Maria door de christelijke Kollyridiaanse vrouwen in Arabië in de vierde eeuw staat in verband met het laatste overblijfsel der verering van de Koningin des hemels[1].

“De dweepachtige geestvervoering voor een vrouwelijke godheid, een koningin des hemels, is nu en dan ook nog in de christelijke kerk ontvlamd, niet alleen in de middeleeuwen, maar ook nog in de jongste tijd.”[2]

Bronnen

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. 's Gravenhage: M.J. Visser, 1872. Hieruit is in 2011 tekst opgenomen.

Voetnoten

  1. Aldus Dächsel in: Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar bij Jer. 44:17.
  2. H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K – Z, s.v. Melecheth. 's Gravenhage: M.J. Visser, 1872.