Misbaar

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 28 mei 2016 om 10:55 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Misbaar''' is een luidruchtige uiting van gevoel; luid geschreeuw, geween, getier of lawaai. Het woord komt van het Middelnederlandse ''misbaren'' (= tieren, j...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Misbaar is een luidruchtige uiting van gevoel; luid geschreeuw, geween, getier of lawaai.

Het woord komt van het Middelnederlandse misbaren (= tieren, jammeren), samengesteld uit mis + baren (= tekeergaan, zich gedragen)

Misbaar maken is luid schreeuwen. Synoniem is: tekeergaan. In figuurlijke zin betekent 'misbaar maken': grote ophef maken.

David zegt in Psalm 55 (Statenvertaling) dat hij misbaar bedrijft in zijn klacht.

Ps 55:2 (55-3) Merk op mij, en verhoor mij; ik bedrijf misbaar in mijn klacht, en maak getier; (SV)

De Herziene statenvertaling heeft:

Ps 55:2 (55:3) sla acht op mij en verhoor mij. Ik zwerf rond in mijn klagen en kreun, (HSV)

De Duitse theoloog Karl Auguste Dächsel merkt bij dit vers op, dat de Hebreeuwse woorden Arid beschichi weëhimah aldus zijn te verstaan: "Ik word heen en weer geslingerd in mijn overlegging en moet zuchten". Het eerste woord komt ook voor in Gen. 27:40 en betekent daar, heen en weer zwerven. In het stamverwante Arabisch heeft het daarom ook de betekenis van heen en weer lopen. En dit op het inwendige leven overgebracht, verbonden met het tweede woord, betekent het dus, weifelen, her- en derwaarts geslingerd worden. David wil hiermee zeggen, dat hij door de ellendige omstandigheden, waarin hij verkeert, niet weet, wat hij zeggen moet en onophoudelijk moet zuchten, vanwege het gehoon van de vijand en vanwege de vijandige bejegeningen, die hij ondervinden moet."[1]

De Kanttekenaren verstaan dat David wil zeggen dat de overdenking van al zijn moeilijkheden en gevaren hem onrustig en kermend maakt in het bidden.

Voetnoot

  1. Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Ps. 55:2.