Potifar: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
'''Potifar''', ook geschreven ''Potiphar'', was overste der lijfwachten van de Egyptische koning (Gen. 38:36). Jozef diende Potifar als slaaf.
'''Potifar''', ook geschreven ''Potiphar'', was overste der lijfwachten van de Egyptische koning (Gen. 38:36). Hij kocht [[Jozef]] als slaaf uit de hand van Ismaëlieten (Gen. 39:1).


De '''naam''' Potifar betekent, naar het koptisch of Egyptisch, ‘vader van Farao’, d.i. ‘raadgever, vriend van de koning’<ref>Aldus S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld''. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Potiphar. Van Ronkel was hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.</ref>.
De '''naam''' Potifar betekent, naar het koptisch of Egyptisch, ‘vader van Farao’, d.i. ‘raadgever, vriend van de koning’<ref>Aldus S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld''. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Potiphar. Van Ronkel was hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.</ref>.

Huidige versie van 15 dec 2020 om 09:04

Potifar, ook geschreven Potiphar, was overste der lijfwachten van de Egyptische koning (Gen. 38:36). Hij kocht Jozef als slaaf uit de hand van Ismaëlieten (Gen. 39:1).

De naam Potifar betekent, naar het koptisch of Egyptisch, ‘vader van Farao’, d.i. ‘raadgever, vriend van de koning’[1].

Voetnoot

  1. Aldus S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Potiphar. Van Ronkel was hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.