Jodengenoot
Een Jodengenoot is een niet-Jood die de Joodse godsdienst is toegedaan. Een synoniem is: proseliet
De vreemdeling (heiden, niet-Jood) die geheel tot het Jodendom overgaat, inclusief besnijdenis en het houden van de Joodse wetten, is 'een proseliet der gerechtigheid' (of 'rechtvaardige vreemdeling', Hebr. Ger Tzedek). De heiden die het monotheïsme van het Jodendom overneemt en bepaalde wetten en eventueel ook enkele gebruiken overneemt, heet een 'proseliet der poort'.
Het Jodendom had in de eerste eeuw een zo diepe indruk op de heidenen gemaakt dat velen Joodse gebruiken, vooral sabbatviering en inachtneming van de spijswetten, overnamen, zonder nochtans tot het Jodendom over te gaan. Zulke mensen worden in het Nieuwe Testament genoemd „godvrezenden". Ze komen voor in Handelingen 13:16, 26, 43, 50; 16:14; 17:4, 14; 18:7.[1]
Op het paasfeest kwamen ook jodengenoten om God te aanbidden. Enkele Griekse proselieten wensten Jezus te zien.
Joh 12:20 Nu waren er enkele Grieken onder hen die opgingen om op het feest te aanbidden; Joh 12:21 dezen dan gingen naar Filippus, die van Bethsaida in Galilea was, en vroegen hem aldus: Heer, wij wensen Jezus te zien. Joh 12:22 Filippus kwam en zei het Andreas; Andreas en Filippus kwamen en zeiden het Jezus. (TELOS)
Voor zulke godvruchtige proselieten was de ruime zogeheten "voorhof van de heidenen" in de tempel van God te Jeruzalem bestemd, overeenkomstig het woord van Salomo in 1 Kon.8:41 vv.
1Kon 8:41 Zelfs ook aangaande den vreemde, die van Uw volk Israël niet zal zijn, maar uit verren lande om Uws Naams wil komen zal; 1Kon 8:42 (Want zij zullen horen van Uw groten Naam, en van Uw sterke hand, en van Uw uitgestrekten arm) als hij komen en bidden zal in dit huis; 1Kon 8:43 Hoor Gij in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom die vreemde tot U roepen zal; opdat alle volken der aarde Uw Naam kennen, om U te vrezen, gelijk Uw volk Israël, en om te weten, dat Uw Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd heb. (SVV)
In het Pisidische Antiochië volgden vele van de Jodengenoten de apostelen Paulus en Barnabas.
Hnd 13:43 En toen de synagoge was uiteengegaan, volgden vele van de Joden en van de godsdienstige proselieten Paulus en Barnabas, die tot hen spraken en hen vermaanden bij de genade van God te blijven. (TELOS)
De Telos-vertaling heeft “proselieten”; Statenvertaling: “Jodengenoten” In de Griekse stad Thessalonika kwam een grote menigte van Jodengenoten - 'godsdienstige' of 'godvrezende' Grieken - op de prediking van de apostel Paulus tot geloof:
Hnd 17:4 En sommigen uit hen werden overtuigd en sloten zich bij Paulus en Silas aan en ook een grote menigte van de godsdienstige Grieken, en van de voorname vrouwen niet weinigen. (TELOS)
In de Griekse stad Athene onderhield Paulus zich in de synagoge met de proselieten.
Hnd 17:17 Hij onderhield zich dan in de synagoge met de Joden en met de godsdienstigen, en op de markt elke dag met hen die hij er aantrof. (TELOS)
Met name genoemden. Jodengenoten genoemd in het Nieuwe Testament zijn Cornelius, Lydia en Titius Justus. Cornelius was een Romeinse hoofdman in de zeestad Caesarea. De heidin Lydia was een purperverkoopster uit Thyatira.
Hnd 16:14 En een vrouw genaamd Lydia, een purperverkoopster van de stad Thyatira, die God vereerde, hoorde toe; en de Heer opende haar hart, zodat zij acht gaf op wat door Paulus werd gesproken. (TELOS)
Titius Justus woonde naast de Joodse synagoge in Korinthe woonde en door de apostel Paulus werd bezocht.
Hnd 18:7 En hij ging vandaar weg en kwam in het huis van iemand genaamd Titius Justus, die God vereerde, wiens huis naast de synagoge stond. (TELOS)
Onkelos (Hebreeuws: אונקלוס) (ca. 35-120), een neef van de Romeinse keizer Titus, is een beroemde Joodse proseliet die bekend is om zijn verklarende vertaling van de Thora in het Aramees.
Voetnoot
- ↑ Leidsche Vertaling (1914). Enige tekst van het commentaar is onder wijziging verwerkt op 31 juli 2023.