Naar inhoud springen

Hebreeënbrief: verschil tussen versies

249 bytes toegevoegd ,  5 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 11:
De brief is geschreven aan de Hebreeën, dat zijn hier Joden, waarschijnlijk woonachtig in Israël, die de Heer Jezus als hun persoonlijke Heiland hadden aanvaard en en door Hem waren aangenomen.<blockquote>''Hebr. 2:16 Want inderdaad, niet engelen neemt Hij aan, maar Hij neemt [het] nageslacht van Abraham aan. (TELOS)''</blockquote>Om hun geloof in de Heer Jezus hadden ze veel vijandschap van hun volksgenoten te verduren. Door smaad en verdrukking waren ze een schouwspel geworden. Hun bezittingen werden hun ontroofd, maar ze hadden deze roof met blijdschap aanvaard (Hebr. 12:32-34), omdat hun oog op het blijvende bezit in Christus was gevestigd.
 
Maar de lijdensweg duurde zo lang, de handen werden slap en de knieën verlamden. De gevarenneiging warenwas aanwezigom terug te keren tot het jodendom, tot de oude rituelen. Sommigen van hen kwamen niet meer in de samenkomst. Een dergelijke neiging om tot de vorige toestand terug te keren zien we ook na de uittocht van het volk Israël uit Egypte. Toen ze benauwd werden wegens de hen achtervolgende Egyptenaren, zeiden ze tegen Mozes: Laat ons teruggaan naar Egypte. 
Gelovigen in Corinthe liepen het gevaar hun dienst aan God te vermengen met afgodische dienst (heidense elementen). De Hebreeën liepen het gevaar terug te vallen in de oude zichtbare onvolmaakte eredienst (judaisme). 
 
Regel 17:
 
== Boodschap ==
De brief is bedoeld als ''vermaning.'' <blockquote>''Heb 13:22 Maar ik vermaan u, broeders, verdraagt <u>het woord van vermaning</u>; immers met weinig woorden heb ik u geschreven.'' (TELOS)</blockquote>Vergelijk: <blockquote>''Heb 12:5 en <u>u hebt de vermaning vergeten</u> die tot u als tot zonen spreekt: ‘Mijn zoon, acht de tuchtiging van de Heer niet gering en bezwijk niet als u door Hem bestraft wordt;'' (TELOS)</blockquote>De christenjoden hadden vermaning, bemoediging nodig en daarom werd deze brief aan hen geschreven, waarin hun oog gericht werd op de Heer Jezus en op de betere dingen. Dit moest de gelovigen bewaren voor teruggang of zelfs afval. Zevenmaal wordt de Heer Jezus hierin als Hogepriester voorgesteld; tien keer wordt het oog gevestigd op het betere, dat hun deel geworden was nu ze christenen waren en dertien maal weerklinkt de oproep "laten wij" of "laat ons" als een aansporing de ingeslagen weg te vervolgen, met alle voorrechten daaraan verbonden. 
 
Waarom was de oude eredienst aan God niet blijvend? Deze dienst was een voorafschaduwing. De offers waren niet volmaakt, hun uitwerking was niet blijvend. Jaarlijks moest op de Grote Verzoendag geofferd worden voor het volk en voor de hogepriester, aan wie ook zonde kleefde. Bloedige offers van dieren kunnen het geweten van de mens niet echt reinigen voor God, hoewel iemand als David weet had van Gods vergeving. De mensen konden God niet echt met een vrij geweten naderen. Waarom zouden de Hebreeën terugkeren naar een zinnebeeld, naar een onvolmaakte dienst? Met Christus waren betere dingen verbonden. Hij is het volmaakte offer en de volmaakte Hogepriester, hoog verheven, tot in de hemel binnengegaan. Zijn offer was eens en voor altijd genoeg; een ander offer is niet meer nodig. Wij hebben een hemels heiligdom, een geestelijk altaar, onze offeranden zijn geestelijk. 
 
Zien op Jezus, onze voorloper en hemelse hogepriester, houdt ons in het spoor. Petrus wandelde op het water zolang hij op Jezus zag, maar toen hij op de woeste golven zag, begon hij te zinken.
 
== Overzicht ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.