Naar inhoud springen

Job (boek)/Hoofdstuk 36: verschil tussen versies

k
Regel 32:
Over deze en andere natuurbeschrijvingen van ons Boek, zegt de theoloog Aloysius Gügler (1782-1827): "De natuur staat hier overal nog in haar vreselijke oorspronkelijke gedaante, gelijk zij pas uit de chaos voortkwam, voor de ziel; het zijn de reuzengebergten, de bruisende wateren, de uitgespannen hemel, de zon, de sterrebeelden, die als wonderen zonder getal op het gemoed aanvallen; het zijn de ontblote afgronden, de uitgebreide nacht, de aan niets hangende aardbol, het in wolken verzamelde water, de bevende zuilen van de hemels, de donder en de aan alle zuilen der aarde schitterende bliksemen, het zijn ontelbare dingen, onnaspeurlijke wonderen, die het opgewekt denkvermogen bezig houden, de natuur ligt in haar oorspronkelijke grootte, in haar oorspronkelijke diepte voor het verwonderd, voor het worstelend gemoed."<ref>Citaat ontleend aan: Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op 1 Cor. 16:22. De spelling van het citaat is gemoderniseerd.</ref>
 
== Voetnoten. ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.