Job (boek)/Hoofdstuk 36

Uit Christipedia
Job (boek) > Hoofdstuk 36
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Job (boek):


Hoofdstuk 36 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

In de verzen 27 - 33 wijst Elihu op de grootheid van God in de weersverschijnselen.

Job 36:30

Job 36:30  Zie, Hij breidt over hem Zijn licht uit, en de wortelen der zee bedekt Hij. (SV)

Over hem. Versta: de wolk.

Zijn licht. Het weerlicht, dat God doet voortbreken en schieten uit de wolken[1].

Job 37:3  Dat zendt Hij rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht over de einden der aarde. (SV)

Job 37:15  Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? (SV)

Job 37:11  Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. (SV)

Wortelen der zee. Dat is, de gronden der zee, tot welke God het weerlicht doet doorschijnen, zodat zij daarmee schijnen bedekt te wezen[1].

Job 36:31

Job 36:31  Want daardoor richt Hij de volken; Hij geeft spijze ten overvloede. (SV)

Door het weer met zijn bliksem en donder straft Hij de volken en bewijst ze ook weldaden. Immers, door de regen doe God doet vallen groeien de gewassen die tot voedsel strekken.

Job 36:32

Job 36:32  Hij bedekt beide handen met licht en beveelt dat deze treft. (CP)[2]

Licht. Dat is weerlicht.

Job 36:33

Job 36:33  Daarvan verkondigt Zijn geklater, en het vee; ook van den opgaanden damp. (SV)

Zijn geklater, dat is het rollen van de donder, verkondigt het naderen van het onweer. Ook het vee, daar het angstig tesamen loopt en op elkaar dringt, kondigt het onweer aan.[3]

Ook van de opgaande damp geeft het vee tekenen. Het vee heeft niet slechts een voorgevoel van naderende regen, maar zegt ook, voordat de wolken nog opgekomen zijn, dat zij opkomen zullen.[3]

Over deze en andere natuurbeschrijvingen van ons Boek, zegt de theoloog Aloysius Gügler (1782-1827): "De natuur staat hier overal nog in haar vreselijke oorspronkelijke gedaante, gelijk zij pas uit de chaos voortkwam, voor de ziel; het zijn de reuzengebergten, de bruisende wateren, de uitgespannen hemel, de zon, de sterrebeelden, die als wonderen zonder getal op het gemoed aanvallen; het zijn de ontblote afgronden, de uitgebreide nacht, de aan niets hangende aardbol, het in wolken verzamelde water, de bevende zuilen van de hemels, de donder en de aan alle zuilen der aarde schitterende bliksemen, het zijn ontelbare dingen, onnaspeurlijke wonderen, die het opgewekt denkvermogen bezig houden, de natuur ligt in haar oorspronkelijke grootte, in haar oorspronkelijke diepte voor het verwonderd, voor het worstelend gemoed."[4]

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Kanttekeningen van de Statenvertaling.
  2. Vertaling van Christipedia. Geïnspireerd door de aantekening van Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  3. 3,0 3,1 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  4. Citaat ontleend aan: Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op 1 Cor. 16:22. De spelling van het citaat is gemoderniseerd.