Jesaja (boek)/Hoofdstuk 6: verschil tussen versies
k
→Jes. 6:5
kGeen bewerkingssamenvatting |
k (→Jes. 6:5) |
||
Regel 1:
<br />{{Commentaar}}
== Jes. 6:1 ==
Jes 6:1 In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik den Heere, zittende op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel. (SV)
Regel 23 ⟶ 24:
Jes 6:5 Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben den Koning, den HEERE der heirscharen gezien. (SV)
'''Wee mij.''' Na het zesvoudig wee in hoofdstuk 5 over de goddelozen en onrechtvaardigen, treft het wee uit zijn mond nu de profeet zelf.
== Voetnoot ==
|