Naar inhoud springen

Vrijmetselarij: verschil tussen versies

25 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 15:
'''Levensbeschouwing en -houding.''' "De vrijmetselaar ziet de wereld en het leven als een te voltooien bouwwerk."<ref name=":0" /> "De vrijmetselaar erkent de hoge waarde van de menselijke persoonlijkheid, de gelijkwaardigheid van alle mensen, ieders recht om zelfstandig te zoeken naar waarheid en ieders verantwoordelijkheid voor zijn doen en laten."<ref name=":1" /> Een kenmerk van de vrijmetselarij is dat zij fel anti-dogmatisch is. Zij is tegen elke leerdwang. Ieder mag zijn mening en stellige overtuiging hebben, maar deze niet opdringen of als 'de waarheid' verkondigen. Op de eerste plaats komen verdraagzaamheid, rechtvaardigheid en eenheid van alle mensen. In de samenkomsten van de vrijmetselaren is debat over politiek of godsdienst verboden. Het genootschap is een hechte broederschap met een grote mate van onderlinge hulpverlening.
 
'''GodsbeeldOpperwezen.''' GodHet Opperwezen wordt voorgesteld als de Opperbouwmeester van het heelal. Alle godsdiensten vereren eigenlijk dat ene Opperwezen. Wie Goddat Opperwezen is, dat mogen de vrijmetselaars zelf invullen.
 
'''Oorsprong.''' De vrijmetselarij is ontstaan uit de middeleeuwse gilden van ambachtslieden die aan de bouwen van kathedralen werkten. Het officiële begin van de orde der vrijmetselarij ligt in 1717 in Engeland. In deze 18e eeuw ontstonden verschillende geheime bewegingen en occultistische groepen. De vrijmetselarij draagt dan ook de kenmerken van deze eeuw: humanisme, rationalisme en mystiek.
Regel 25:
'''Grondwet.''' In 1723, zes jaar na het officiële begin van de vrijmetselarij, stelde James Anderson de zogenaamde 'Constituties' op, waarin de afzonderlijke rechten en plichten van de leden zijn beschreven. Op die constituties baseert de moderne vrijmetselarij zich nog steeds. De grondwet van het Grootoosten der Nederlanden zegt in artikel 2: "Vrijmetselarij is de uit de innerlijke drang geboren levenshouding welke zich openbaart in een voortdurend streven naar ontwikkeling van al die eigenschappen van geest en gemoed, die de mens en de mensheid kunnen opvoeren naar hoger geestelijk en zedelijk peil. Zij vindt haar toepassing in de beoefening van de hoogste levenskunst."<ref>Aangehaald in: B. van Gelder en E.G. Hoekstra, ''Spoorzoeken in de bonte wereld van geloven en denken''. (Meulenhoff Educatief: 20e, geheel gewijzigde druk), blz. 177.</ref>
 
'''Interne organisatie.''' De leden zijn plaatselijk of districtsgewijze verenigd tot loges, die groeps­gewijze (veelal landelijk) weer groot-loges of orden vormen. Men kent hogere en lagere graden. Enkele graad kent een inwijding. Velen in de laagste graden beleven de vrijmetselarij als een instelling van liefdadigheidweldadigheid en zijn te goeder trouw.
 
'''Sexen.''' Naast de algemene of mannelijke vrijmetselarij bestaat er sinds 1893 een gemengde vrijmetselarij, waarvan ook vrouwen lid kunnen zijn. En in 1947 werd een louter vrouwelijke orde opgericht.
 
'''Graden.''' De vorming van een vrije, harmonische persoonlijkheid is een lange en zware weg. Daarom onderscheidt men drie graden, namelijk die van leerling, gezel en meester. Elke graad gaat vooraf door een zekere leeftijd.
 
'''Toelating.''' De toelatings- of aannemingsprocedure is lang en zorgvuldig. De meeste mensen die lid worden zijn aangedragen door vrijmetselaars. Een commissie onderzoekt of een kandidaat past in de sfeer die iedere loge kenmerkt. Beide loge en kandidaat moeten het gevoel krijgen dat ze bij elkaar passen<ref name=":1" />.
 
'''Sexen.''' Naast de algemene of mannelijke vrijmetselarij bestaat er sinds 1893 een gemengde vrijmetselarij, waarvan ook vrouwen lid kunnen zijn. En in 1947 werd een louter vrouwelijke orde opgericht.
 
'''Duistere denkbeelden.''' Dat in de vrijmetselarij duistere denkbeelden voorkomen, blijkt uit de volgende citaten van ''hoge'' vrijmetselaars<ref>Aangehaald in: W.J. Ouweneel, ''Domein van de slang; christelijke handboek over occultisme en mysticisme'' (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1978), blz. 250.</ref>.
 
"Een Meester-Metselaar is niet langer een gewoon schepsel, maar een vergoddelijkt mens. God is mens geworden, en de mens is vergoddelijkt." (W.L. Wilmshurst).
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.