Naar inhoud springen

Wonder: verschil tussen versies

6.844 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
Regel 192:
 
== De bewijskracht van het wonder ==
Wonderen kunnen iemands goddelijke zending en hiermede de waarheid van de leer, welke hij als gezant Gods verkondigt, bewijzenbevestigen ofen aan het bewijs ervan bijdragen. Dit blijkt uit de Heilige Schrift. In het vierde hoofdstuk van Exodus lezen wij, dat God aan Mozes beval twee wonderen te doen, opdat het volk van Israël zou geloven, dat God hem verschenen was.
 
Ook Dede Heer Jezus beriep zich voor de waarachtigheid van zijn zending en van zijn leer herhaaldelijk op zijn wonderen. Toen Hij de jongeman van [[Naïn]] uit de dood had opgewekt, zag het volk daarin alom een bewijs van zijn goddelijke zending. Het verheerlijkte God, zegt de evangelist Lukas, het volk riep uit: „Een groot profeet is onder ons opgestaan en God heeft zijn volk bezocht.” (Luk. 7:16)
 
Het bericht van dat wonder kwam ook Johannes de Doper, die in de gevangenis zat, ter ore (Luk. 7:18) en hij zond twee van zijn discipelen tot Jezus om Hem te vragen: "Bent u degene die komen zou of hebben wij een ander te verwachten?” Wat antwoordt Jezus nu? Welk bewijs geeft Hij voor zijne zending? Hij wijst eenvoudig op zijn wonderen: „Gaat”, zo zegt Hij, „en boodschapt aan Johannes wat u gehoord en gezien hebt: blinden zien, kreupelen gaan, melaatsen worden gereinigd, doven horen, doden worden opgewekt.” (Luk. 7:22) De evangelist tekent hierbij aan, dat Jezus op dat uur velen van hun ziekten en kwalen en boze geesten bevrijdde en aan vele blinden het gezicht gaf (Luk. 7:21).
Regel 208:
Op een andere plaats zegt Christus: "De werken, die Ik doe in de naam van Mijn Vader, deze geven getuigenis van Mij” (Joh. 10:25). En: "Indien Ik de werken van Mijn Vaders niet doe, gelooft Mij niet; maar indien Ik ze doe en indien u Mij niet wilt geloven, gelooft aan de werken, opdat u mag kennen en geloven, dat de Vader is in Mij en Ik in de Vader” (Joh. 10:38). „Indien Ik onder hen de werken niet gedaan had, die niemand anders gedaan heeft, zij zouden geen zonden hebben; maar zij hebben die gezien en toch hebben zij Mij en Mijn Vader gehaat.” (Joh. 15:24). „Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is. Zo niet, gelooft dan om de werken.” (Joh. 14:11-12).
 
God ''getuigde'' vanuit de hemel mee door tekenen en wonderen, die Hij bewerkte. <blockquote>''Heb 2:3  hoe zullen wij ontkomen als wij zo’n grote behoudenis veronachtzamen, waarover aanvankelijk gesproken is door de Heer en die aan ons bevestigd is door hen die het gehoord hebben, Heb 2:4  terwijl God bovendien meegetuigde zowel <u>door tekenen als wonderen en allerlei krachten</u> en uitdelingen van de Heilige Geest naar zijn wil.'' (Telos)</blockquote>Hier wordt duidelijk gezegd, dat de wonderen een getuigenis Gods zijn, een bevestiging van de waarheid. Petrus zei: <blockquote>''Hnd 2:22  Mannen van Israel, hoort deze woorden: Jezus de Nazoreeër, een man, door God aan u <u>bevestigd door krachten, wonderen en tekenen die God door Hem in uw midden heeft gedaan</u>, zoals u zelf weet,'' (Telos)</blockquote>Hetzelfde lezen wij in Handelingen 15. Daar wordt van Paulus en Barnabas gezegd, dat zij te [[Iconium]] een geruime tijd verbleven, met vrijmoedigheid leerden en dat de Heer aan het woord van Zijn genade getuigenis gaf, doende tekenen en wonderen door hun handen.
Dat wonderen een (deel)bewijs kunnen zijn voor de goddelijke oorsprong en hiermee voor de waarheid van een geloofsleer, voelt iedereen, de ongelovige zo goed als de gelovige. Wie liever niet heeft dat God bestaat, heeft licht wondervrees. Het ongeloof begrijpt dat een enkel goed bewezen wonder aan alle ongeloofstheorieën met één slag de bodem inslaat. Wonderen kunnen tot (deel)bewijs van een leer of overtuiging strekken. Dat wonderen (enige) bewijskracht kunnen hebben voor de waarheid van een geloofsleer, wordt dan ook vrij algemeen erkend.
 
Johannes besluit zijn evangelie met deze merkwaardige woorden:<blockquote>''Joh 20:30  Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen voor de ogen van zijn discipelen gedaan, die niet geschreven zijn in dit boek; Joh 20:31  maar deze zijn geschreven opdat u gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat u gelovend het leven hebt in zijn naam.'' (Telos)</blockquote>Als men al die teksten bij elkaar beschouwt, kan men toch moeilijk loochenen, dat wonderen een goddelijk getuigenis kunnen zijn voor de zending en leer van hem die de wonderen doet.
Een bovennatuurlijk wonder heeft op zichzelf echter niet voldoende kracht om te bewijzen dat een leraar of gezant van God komt. Het kan een deel van het bewijsmateriaal zijn. "De wondergave is volstrekt geen afdoend bewijs voor de waarheid der leer, welke iemand verkondigt" (H. Bavinck)<ref>''Gereformeerde Dogmatiek'', deel IV (1901), blz. 40.</ref>. Want een wonder kan ook door de satan of een demon wordt verricht. Bijvoorbeeld, in de toekomst worden satanische 'wonderen van de leugen' (2 Thess. 2:9) verricht, die mensen in de leugen doen geloven.<blockquote>''2Th 2:8  En dan zal de wetteloze geopenbaard worden .... 2Th 2:9  hem, wiens komst naar de werking van de satan is met allerlei kracht en tekenen en wonderen van de leugen, 2Th 2:10  en met allerlei bedrog van de ongerechtigheid voor hen die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet hebben aangenomen om behouden te worden. 2Th 2:11  En daarom zendt God hun een werking van de dwaling om de leugen te geloven, 2Th 2:12  opdat allen geoordeeld worden die de waarheid niet hebben geloofd, maar een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid.'' (Telos)</blockquote>De Rooms-Katholieke Kerk beroept zich voor de goddelijkheid van haar (afwijkende) leer herhaaldelijk op wonderen<ref name=":2">Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel (Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922) blz. 45.</ref>, terwijl protestanten zich beroepen op de Heilige Schrift.
 
Dat wonderen een (deel)bewijs kunnen zijn voor de goddelijke oorsprong en hiermee voor de waarheid van een geloofsleer, voelt iedereen, de ongelovige zo goed als de gelovige. Wie liever niet heeft dat God bestaat, heeft licht wondervrees. Het ongeloof begrijpt dat een enkel goed bewezen wonder aan alle ongeloofstheorieën met één slag de bodem inslaat. Wonderen kunnen tot (deel)bewijs van een leer of overtuiging strekken. Dat wonderen (enige) bewijskracht kunnen hebben voor de waarheid van een geloofsleer, wordt dan ook vrij algemeen erkend.
Een roomskatholieke apologeet schreef: "Hiertegenover beweren wij, dat het wonder niet alleen een volstrekt afdoend bewijs levert voor de waarheid van een geloofsleer, maar dat het hiervoor ten slotte het enig afdoend bewijs is. Met andere woorden: opdat men redelijkerwijze een leer als door God op bovennatuurlijke wijze geopenbaard, kan aanvaarden, zijn wonderen een volstrekt noodzakelijke voorwaarde."<ref name=":2" /> Een wonder is echter geen afdoend bewijs. Ook schreef hij: "Welnu, wonderen zijn het uitsluitend eigendom Gods. Niemand kan ze verrichten, tenzij God zelf onmiddellijk tussenbeide treedt. Beweert derhalve iemand, door God gezonden te zijn en verricht hij wonderen, dan draagt zijn zending het goddelijk zegel en eveneens de leer, die hij in qualiteit van Gods gezant verkondigt."<ref name=":3">Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel (Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922) blz. 46.</ref> Het wonder "waarborgt derhalve de goddelijke zending en de daarmede verbonden leer in de meest volstrekte zin."<ref name=":3" /> Deze bewering is om dezelfde oorzaak onjuist: ook gevallen engelen en demonisch begiftigde mensen kunnen wonderen verrichten.
 
 
 
Een bovennatuurlijk wonder heeft op zichzelf echter niet voldoende kracht om te bewijzen dat een leraar of gezant van God komt. Het kan een deel van het bewijsmateriaal zijn. "De wondergave is volstrekt geen afdoend bewijs voor de waarheid der leer, welke iemand verkondigt" (H. Bavinck)<ref>''Gereformeerde Dogmatiek'', deel IV (1901), blz. 40.</ref>. Want een wonder kan ook door de satan of een demon wordt verricht. Bijvoorbeeld, in de toekomst worden satanische 'wonderen van de leugen' (2 Thess. 2:9) verricht, die mensen in de leugen doen geloven.<blockquote>''2Th 2:8  En dan zal de wetteloze geopenbaard worden .... 2Th 2:9  hem, wiens komst naar de werking van de satan is met allerlei kracht en tekenen en wonderen van de leugen, 2Th 2:10  en met allerlei bedrog van de ongerechtigheid voor hen die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet hebben aangenomen om behouden te worden. 2Th 2:11  En daarom zendt God hun een werking van de dwaling om de leugen te geloven, 2Th 2:12  opdat allen geoordeeld worden die de waarheid niet hebben geloofd, maar een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid.'' (Telos)</blockquote>DeIn Rooms-Katholiekehet KerkOude beroeptTestament zichwordt gewaarschuwd voor devalse goddelijkheidprofeten vanof haardromers die een wonder of teken doen (afwijkendekomen) leermet herhaaldelijkde opoproep wonderen<reftot name=":2">Th.de Fdienst aan andere goden. Bensdorp, <blockquote>''Apologetica''.[[Deuteronomium Verzameld13|De 13]]:1 Wanneer een profeet, of dromen-dromer, in het midden van u zal opstaan, en ingeleidu doorgeven M.een Stoks.teken Derdeof deelwonder; (AmsterdamDe 13: N.V.En dat teken of dat wonder komt, dat hij tot u gesproken had, zeggende: Laat ons andere goden, die gij niet gekend hebt, navolgen en hen dienen; De 13:3  Gij zult naar de R.K.woorden Boekvan dien profeet, of naar dien dromen-Centraledromer niet horen; want de HEERE, 1922)uw blz.God, 45verzoekt ulieden, om te weten, of gij den HEERE, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel.'' (SV) </refblockquote>Wanneer daar een bovennatuurlijk wonder gebeurt, terwijlis protestantendit zichgeen beroepenwerk opvan deGod, Heiligemaar Schriftvan een demon.
 
De Heer Jezus heeft in zijn rede over de eindtijd gewaarschuwd voor valse christussen en valse profeten met hun tekenen en wonderen. <blockquote>''Mt 24:24  Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en grote tekenen en wonderen geven om zo mogelijk ook de uitverkorenen te misleiden.'' Mt ''24:25  Zie, van tevoren heb Ik het u gezegd.'' (Telos) </blockquote>De wonderen waarvan de Heer spreekt, zijn geen goddelijke wonderen maar wonderen van demonen.
 
In het boek der Openbaring, hoofdstuk 13, worden als de grootste tekenen van de [[Valse profeet|Valse Profeet]] aangegeven dat hij vuur van de hemel zal doen nederdalen en dat het beeld dat laat maken zal spreken. <blockquote>''Opb 13:13  En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel laat neerdalen op de aarde ten aanschouwen van de mensen. Opb 13:14  En het misleidt hen die op de aarde wonen, door de tekenen die hem gegeven zijn te doen in tegenwoordigheid van het beest, en het zegt tot hen die op de aarde wonen, dat zij voor het beest dat de wond van het zwaard had en weer leefde, een beeld moesten maken. Opb 13:15  En het werd hem gegeven aan het beeld van het beest adem te geven, opdat het beeld van het beest ook zou spreken en maken dat allen die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood zouden worden.'' (Telos)</blockquote>Dat voor zulke dingen geen goddelijke tussenkomst wordt vereist, maar dat ze zeer goed door duivelskunst kunnen geschieden, is duidelijk. Omdat echter zwakke zielen gevaar lopen zich door dergelijke tekenen te laten misleiden, heelt de goddelijke Zaligmaker er ons van te voren voor gewaarschuwd. Het is tevens een les, om maar niet aanstonds al hetgeen ons wonderbaar voorkomt, als een goddelijk wonder te begroeten.
 
Zulks doet echter aan de bewijskracht van de goddelijke wonderen niets af. De goddelijke wonderen zijn, wanneer men de behoorlijke voorzichtigheid in acht neemt, zeer goed van de wonderen van de duivel te onderscheiden. Zulke goddelijke wonderen zijn: blinden doen zien, doven doen horen, kreupelen doen wandelen, de toekomst voorzeggen, doden ten leven wekken, enz. Van verscheidene wondertekens kan met zekerheid uitgemaakt worden, dat zij het vermogen van schepsel (mens, engel, demon) te boven gaan en dus alleen door God kunnen gewerkt worden, bijv. van die wonderen, welke zeker de tussenkomst van een scheppende kracht vereisen, zoals de opwekking van een dode. Een dodelijke wond genezen, zoals bij het [[Beest uit de zee]] zal gebeuren, is nog niet hetzelfde als een dode opwekken.
 
De goddelijke wonderen kenmerken zich ook door de zedelijkheid van hen door wier handen ze gebeuren en door hun overeenstemming met de geopenbaarde waarheid (de Heilige Schrift). Als voorbeeld kunnen wij hier wijzen op het wonderbare dat, naar men zegt, op spiritistische vergaderingen en elders door middel van spiritisme wordt teweeggebracht. Hoewel verschillende hoofdmannen van het spiritisme op bedrog zijn betrapt, kunnen toch alle spiritistische verschijnselen niet met zekerheid als bedrog gebrandmerkt worden. Maar wel blijkt met zekerheid, dat ook het wonderbaarste in het spiritisme onmogelijk goddelijk werk kan zijn. De dwaze, vaak hoogst onzedelijke taal, die de geesten plegen uit te slaan, verraden duidelijk genoeg, dat zij niet van God komen en niet namens God optreden.
 
Zo behouden de goddelijke echte wonderen tegenover alle zogenaamde wonderen van de demonen hun volle bewijskracht.
 
De Rooms-Katholieke Kerk beroept zich voor de goddelijkheid van haar (afwijkende) leer herhaaldelijk op wonderen<ref name=":2">Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel (Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922) blz. 45.</ref>, terwijl protestanten zich beroepen op de Heilige Schrift. Een roomskatholieke apologeet schreef: "Hiertegenover beweren wij, dat het wonder niet alleen een volstrekt afdoend bewijs levert voor de waarheid van een geloofsleer, maar dat het hiervoor ten slotte het enig afdoend bewijs is. Met andere woorden: opdat men redelijkerwijze een leer als door God op bovennatuurlijke wijze geopenbaard, kan aanvaarden, zijn wonderen een volstrekt noodzakelijke voorwaarde."<ref name=":2" /> Een wonder is echter geen afdoend bewijs. Ook schreef hij: "Welnu, wonderen zijn het uitsluitend eigendom Gods. Niemand kan ze verrichten, tenzij God zelf onmiddellijk tussenbeide treedt. Beweert derhalve iemand, door God gezonden te zijn en verricht hij wonderen, dan draagt zijn zending het goddelijk zegel en eveneens de leer, die hij in qualiteit van Gods gezant verkondigt."<ref name=":3">Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel (Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922) blz. 46.</ref> Het wonder "waarborgt derhalve de goddelijke zending en de daarmede verbonden leer in de meest volstrekte zin."<ref name=":3" /> Deze bewering is om dezelfde oorzaak onjuist: ook gevallen engelen en demonisch begiftigde mensen kunnen wonderen verrichten.
 
== Wondervolle perioden ==
Regel 427 ⟶ 443:
Toen Jezus het eerst de 12 apostelen in de steden van Israel zond, rustte Hij ze uit met de macht, om wonderen te doen, als bevestiging van hun hogere zending (Matth. 10: 7-8). De 70 discipelen spraken bij hun terugkeer vol vreugde : „Heer , ook de demonen zijn ons in uw naam onderdanig” (Luk. 10: 16).
 
Van zijn verhoging belooft Jezus de apostelen en allen, die waarlijk aan hem geloven zouden, dat tekenen het woord zouden begeleiden dat zij verkondigen, waarin de kracht van de Allerhoogste zich openbaren zou (Mark. 16: 17, 18, verg. 10: 19). <blockquote>''Mr 16:17  Hen nu die geloven, zullen <u>deze tekenen</u> volgen: in mijn naam zullen zij demonen uitdrijven, in nieuwe talen zullen zij spreken, Mr 16:18  en met hun handen zullen zij slangen opnemen, en als zij iets dodelijks drinken, zal het hun geenszins schaden; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen beter worden. (...) Mr 16:20  En zij gingen uit en predikten overal, terwijl de Heer meewerkte en het woord bevestigde door <u>de tekenen</u> die daarop volgden.'' (Telos)</blockquote>
 
In het begin van de vorming der Gemeente gaf de Heer grote kracht aan Zijn discipelen, die in opdracht van Hem en in afhankelijkheid hun taak vervulden en zowel oordeel als genezing uitvoerden Mark. 16 : 20. Christus heeft alle macht (Matth. 28 : 18). Hij gaf getuigenis aan het evangelie door te geven dat wonderen door de handen van de apostelen gebeurden.<blockquote>''Hnd 14:3 Zij bleven dan geruime tijd met vrijmoedigheid spreken over de Heer, die getuigenis gaf aan het woord van zijn genade door te geven dat tekenen en wonderen door hun handen gebeurden. (TELOS)''</blockquote><blockquote>''Hnd 5:12 Door de handen van de apostelen nu gebeurden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtig in de zuilengang van Salomo; (TELOS)''</blockquote><blockquote>''Heb 2:3  hoe zullen wij ontkomen als wij zo’n grote behoudenis veronachtzamen, waarover aanvankelijk gesproken is door de Heer en die aan ons bevestigd is door hen die het gehoord hebben, Heb 2:4  terwijl God bovendien meegetuigde zowel <u>door tekenen als wonderen en allerlei krachten</u> en uitdelingen van de Heilige Geest naar zijn wil.'' (Telos)</blockquote>De Handelingen der Apostelen vertonen ons dus een deel der vervulling van Christus’ belofte in de wonderen, die Petrus en Paulus en de andere Apostelen (Hand. 5 : 12) verrichtten, (3: 7, 8; 9: 33, 34, 40; 14: 8, 9; 19: 11, 12). Deze betuigen daarbij uitdrukkelijk , dat het niet hun eigen werk was, maar een werking der Godskracht van Christus die zij in het geloof aanvatten en aantrokken (3 : 16). Evenzo hebben andere gelovigen behalve de apostelen in de naam van Jezus wonderen gedaan, zoals de diaken Philippus, Stefanus (8: 6-7; 6 : 6 ; 8: 13). Dit bewijzen de wonderbare genadegaven in de Korinthische gemeente (1 Kor. 1: 7: 12:5, 8-33), in de Romeinse gemeente (Rom. 12 : 6).
 
Drie meldingen van wonderen door Stefanus en Filippus:
Regel 454 ⟶ 470:
# Hand. 19: 12 zieken genezen
# Hand. 20:10-12 Eutychus uit de doden opgewekt
# Hand. 28: 3-6 Paulus door giftige slang gebeten bleef gezond (vgl. Marc. 16:18).
# Hand. 28:8-10 vader van Plubius van koorts bevrijd
 
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.