Naar inhoud springen

Jozua (boek)/22: verschil tussen versies

3.394 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Jozua commentaar}} == Samenvatting == In 't kort: terugkeer van de Overjordaanse stammen, die bij het huiswaarts gaan een altaar oprichten. Jozua laat de twee-en...')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 4:
In 't kort: terugkeer van de Overjordaanse stammen, die bij het huiswaarts gaan een altaar oprichten. Jozua laat de twee-en-een-halve stammen, onder lofspraak en vermaning, met een deel van de behaalde buit, naar hun erfdeel terugkeren (1-8). Op hun terugtocht bouwen zij een groot altaar (9-10). Als de overige stammen dit horen, rusten zij zich tegen hen ten strijde en vaardigen zij gezanten naar hen af. Dezen vragen opheldering over hun ongeoorloofde daad (11-20). De Overjordaanse stammen verzekeren, dat het altaar niet voor offers bestemd is en alleen dienen moet tot een getuigenis; terwijl zij God aan de wettige plaats willen vereren (21-29). De gezanten nemen met die verzekering genoegen, desgelijks de vergadering van Israël (30-33). De naam van het altaar (34).
 
== Bron12 ==
Joz 22:12  Als de kinderen Israëls [dit] hoorden, zo verzamelde de ganse vergadering der kinderen Israëls te Silo, dat zij tegen hen optrokken met een leger. (CP<ref name=":0">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)
'''Dat zij tegen hen optrokken met een leger.''' Om het erfdeel van de twee-en-een-halve stam zwaar te beschadigen.
 
''Joz 22:33  Het antwoord nu was goed in de ogen van de kinderen Israëls, en de kinderen Israëls loofden God, en zeiden niet [meer] van tegen hen op te trekken met een heir, om het land te verderven, waarin de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad woonden.'' (SV)
 
== 17 ==
Joz 22:17  Is ons de ongerechtigheid van Peor te weinig, van dewelke wij niet gereinigd zijn tot op dezen dag, hoewel de plaag in de vergadering des HEEREN geweest is? (SV)
'''Is ons de ongerechtigheid van Peor te weinig'''. Heugt ons die ongerechtigheid niet meer, die wij weleer bedreven hebben in de dienst van de Moabitisch-Midianitische afgod [[Baäl-Peor]]?
 
''Nu 25:2  En zij nodigden het volk tot de slachtofferen harer goden; en het volk at, en boog zich voor haar goden. (SV)''
 
''De 4:3  Uw ogen hebben gezien, wat God om Baäl-peor gedaan heeft; want alle man, die Baäl-peor navolgde, dien heeft de HEERE, uw God, uit het midden van u verdaan. (SV)''
 
Moeten wij nog meer ongerechtigheid doen, hoewel de plaag voor die zonde in de vergadering van Jahweh geweest is, en 24.000 man weggeraapt heeft? Men moet toch letten op zulke kastijdingen!
 
'''Van dewelke wij niet gereinigd zijn tot op deze dag.''' De betekenis is natuurlijk niet, dat Israël nog niet van die misdaad gezuiverd was, dat die misdaad nog niet was vergeven. Calvijn verklaart het, alsof hij wilde zeggen, dat de herinnering nog niet geheel was begraven in het binnenste, of dat die straf nog niet was vergeten. Anderen zijn van mening, dat Pinehas hier het oog heeft op de schande, die daardoor op Israël was gekomen en nog niet geheel was uitgewist bij de heidense volken, terwijl weer anderen van mening zijn dat de bedoeling van deze woorden is, dat bij Israël nog maar al te zeer een verborgen neiging gevonden werd, om zich van God af te keren en de afgoden aan te hangen.
 
== 31 ==
Joz 22:31  En Pinehas, de zoon van de priester Eleazar, zei tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot de kinderen van Manasse: Heden weten wij, dat Jahweh in het midden van ons is, daar u deze overtreding tegen de HEERE niet begaan hebt; toen hebt ulieden de kinderen Israëls verlost uit de hand van Jahweh. (CP<ref name=":0" />)
'''Toen hebt ulieden de kinderen Israëls verlost uit de hand van Jahweh.''' Toen hebt u - omdat veeleer aan uw handelen een goede gedachte ten grondslag ligt - de kinderen van Israël verlost uit de straffende hand van Jahweh, omdat Hij nu niet het kwaad, door enkelen bedreven, aan de gehele vergadering behoeft te straffen.
 
== Bronnen ==
''Leidsche Vertaling (1914)''. Tekst van de samenvatting van de samenvatting van Joz. 22 is onder wijziging verwerkt op 14 dec. 2020.
 
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Joz. 22:17, 31. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 15 feb. 2021.
 
== Voetnoot ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.