Naar inhoud springen

Jeremia (boek): verschil tussen versies

1.556 bytes toegevoegd ,  2 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 4:
 
Toch is hij het overblijfsel van zijn volk op hun vlucht naar Egypte gevolgd (Jer. 43:6), ondanks de waarschuwingen die hij tot hen richtte. De martelingen die hij heeft moeten ondergaan, zijn een bewijs tot welke dingen zijn ongelovige landgenoten in staat waren.
 
== Zonde van Juda ==
In het boek worden tal van zondige gedragingen en en misstanden in Juda aan de kaak gesteld. Een belangrijke is die van afgoderij. De Judeeërs hadden lief, dienden, wandelden na, zochten, bogen zich neer voor de zon, de maan en de sterren (Jer. 8:2). Zo werd onder meer de Babylonisch-Assyrische godin Isjtar vereerd. Zelfs droegen hele gezinnen hun steentje bij. Tot Jeremia zei God: <blockquote>''Jer 7:17  Ziet gij niet wat zij doen in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem?  Jer 7:18  De kinderen rapen hout, de vaders steken vuur aan en de vrouwen kneden deeg om offerkoeken te maken voor de koningin des hemels en zij brengen plengoffers aan andere goden teneinde Mij te krenken. Jer 7:19  Ben Ik het, die zij krenken? luidt het woord des HEREN. Doen zij het zichzelf niet, tot beschaming van hun aangezicht? Jer 7:20  Daarom, zo zegt de Here HERE: Zie, mijn grimmige toorn giet zich uit te dezer plaatse over mens en dier, over het geboomte des velds en de vrucht van de bodem, en brandt zonder geblust te worden.'' (NBG51)</blockquote>In het huis van God had men afgodsbeelden - verfoeiselen in de ogen van God - geplaatst. <blockquote>''Jer 7:30  Want de kinderen van Juda hebben gedaan, dat kwaad is in Mijn ogen, spreekt de HEERE; zij hebben hun verfoeiselen gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, om dat te verontreinigen.'' (SV)</blockquote>Ten zuiden van Jeruzalem, in het dal Ben-Hinnom, lieten Judeeërs hun kinderen levend verbranden, waardoor ze in dat 'moorddal' (Jer. 7:32) omkwamen. <blockquote>''Jer 7:31  En zij hebben de hoogten van Tofet gebouwd, die in het dal Ben-Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochters in het vuur te verbranden. Dat heb Ik niet geboden en is niet in Mijn hart opgekomen.'' (HSV)</blockquote>Gods volk kende God niet (Jer. 9:3), noch het recht van God niet (Jer. 8:8), ofschoon men meende wijs te zijn en de wet van Jahweh te bezitten (Jer. 8:8). De wijzen hadden Gods woord echter verworpen (Jer. 8:9). De overspelers waren talrijk.<blockquote>''Jer 9:2  Och, had ik in de woestijn [maar] een kamp voor reizigers! Ik zou mijn volk verlaten, ik zou bij hen weggaan, want zij zijn allen overspelers, een trouweloos gezelschap.'' (HSV)</blockquote>Er werd veel gelogen (Jer. 9:3). De Jeruzalemmers hielden vast aan bedrog; profeet en priester, allen pleegden bedrog (Jer. 8: 5v). Mensen konden elkaar niet meer vertrouwen:<blockquote>''Jer 9:4  Laat eenieder voor zijn naaste op zijn hoede zijn, en vertrouw op geen enkele broeder, want elke broeder doet niet anders dan bedriegen, en elke vriend gaat rond [met] lasterpraat.'' (HSV)</blockquote>Iedereen pleegde gierigheid, aasde op winst (Jer. 8:10).<blockquote>''Jer 8:10  ... Want van klein tot groot is ieder van hen uit op winst. Van profeet tot priester, pleegt ieder van hen bedrog.'' (HSV)</blockquote>Men ging voort van boosheid tot boosheid (Jer. 9:3). <blockquote>''Jer 9:3  Zij spannen hun tong [als] hun boog. [Met]leugen en niet met betrouwbaarheid zijn zij in het land sterk geworden, want zij gaan voort van slechtheid tot slechtheid, en Mij kennen ze niet, spreekt de HEERE.'' (HSV) </blockquote>Het volk te Jeruzalem was onbekeerlijk. <blockquote>''Jer 8:5  Waarom keert [dan] dit volk te Jeruzalem af [met] een altoosdurende afkering? Zij houden vast aan bedrog, zij weigeren weder te keren.'' (SV)</blockquote>
 
== Indeling ==
Regel 26 ⟶ 23:
 
De hoofdstukken zijn slechts ten dele naar tijdsorde gerangschikt.
 
== Zonde van Juda ==
In het boek worden tal van zondige gedragingen en en misstanden in Juda aan de kaak gesteld. Ze hangen samen met de onwetendheid en ongehoorzaamheid van het volk.
 
'''Onkunde en onwil.''' Gods volk kende God niet (Jer. 9:3), noch het recht van God niet (Jer. 8:8), ofschoon men meende wijs te zijn en de wet van Jahweh te bezitten (Jer. 8:8). De wijzen hadden Gods woord echter verworpen (Jer. 8:9). Men wandelde naar het goeddunken van het hart (9:14). <blockquote>''Jer 9:6  U woont te midden van bedrog, door bedrog weigeren zij Mij te kennen, spreekt de HEERE.'' (HSV)</blockquote><blockquote>
''Jer 9:13  En de HEERE zeide: Omdat zij Mijn wet, die Ik voor hun aangezicht gegeven had, verlaten hebben, en naar Mijn stem niet gehoord, noch daarnaar gewandeld hebben;'' (SV) </blockquote>
In het boek worden tal van zondige gedragingen en en misstanden in Juda aan de kaak gesteld. Een belangrijke is die van afgoderij'''Afgoderij.''' De Judeeërs hadden lief, dienden, wandelden na, zochten, bogen zich neer voor de zon, de maan en de sterren (Jer. 8:2). ZoMen werd onderopgevoed meermet verering van Baäl (9:14). Aan de verering van de Babylonisch-Assyrische godin Isjtar vereerd. Zelfs droegen hele gezinnen hun steentje bij. Tot JeremiaHierover zei God tot Jeremia: <blockquote>''Jer 7:17  Ziet gij niet wat zij doen in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem?  Jer 7:18  De kinderen rapen hout, de vaders steken vuur aan en de vrouwen kneden deeg om offerkoeken te maken voor de koningin des hemels en zij brengen plengoffers aan andere goden teneinde Mij te krenken. Jer 7:19  Ben Ik het, die zij krenken? luidt het woord des HEREN. Doen zij het zichzelf niet, tot beschaming van hun aangezicht? Jer 7:20  Daarom, zo zegt de Here HERE: Zie, mijn grimmige toorn giet zich uit te dezer plaatse over mens en dier, over het geboomte des velds en de vrucht van de bodem, en brandt zonder geblust te worden.'' (NBG51)</blockquote>In het huis van God had men afgodsbeelden - verfoeiselen in de ogen van God - geplaatst. <blockquote>''Jer 7:30  Want de kinderen van Juda hebben gedaan, dat kwaad is in Mijn ogen, spreekt de HEERE; zij hebben hun verfoeiselen gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, om dat te verontreinigen.'' (SV)</blockquote>Ten zuiden van Jeruzalem, in het dal Ben-Hinnom, lieten Judeeërs hun kinderen levend verbranden, waardoor ze in dat 'moorddal' (Jer. 7:32) omkwamen. <blockquote>''Jer 7:31  En zij hebben de hoogten van Tofet gebouwd, die in het dal Ben-Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochters in het vuur te verbranden. Dat heb Ik niet geboden en is niet in Mijn hart opgekomen.'' (HSV)</blockquote>Gods'''Leugen volken kendebedrog.''' GodEr nietwerd veel gelogen (Jer. 9:3),. nochDe hetJeruzalemmers rechthielden vanvast Godaan nietbedrog; profeet en priester, allen pleegden bedrog (Jer. 8:8 5v),. ofschoonMensen menkonden meendeelkaar wijsniet temeer vertrouwen:<blockquote>''Jer 9:4  Laat eenieder voor zijn ennaaste deop wetzijn vanhoede Jahwehzijn, teen bezittenvertrouw (Jer.op 8:8).geen Deenkele wijzenbroeder, haddenwant Godselke woordbroeder echterdoet verworpenniet (Jer.anders 8:9).dan Debedriegen, overspelersen warenelke talrijkvriend gaat rond [met] lasterpraat.<blockquote>'' Jer 9:25  OchEenieder bedriegt zijn naaste, hadzij ikspreken inniet de woestijnwaarheid. [maar]Zij eenleren kamphun voortong reizigers!leugens Ikte zouspreken, mijnzij volkvermoeien verlaten,zich ikmet zouonrecht bijdoen. henJer weggaan9:6  U woont te midden van bedrog, wantdoor bedrog weigeren zij zijnMij allente overspelerskennen, eenspreekt trouweloosde gezelschapHEERE.'' (HSV)</blockquote>Er'''Haat.''' werdMen veelhield gelogeneen (Jerschijn van vreedzaamheid op. <blockquote>''Jer 9:3). DeHun Jeruzalemmerstong hieldenis vasteen aanmoordende pijl, bedrog; profeetspreekt enhij. priesterMet zijn mond spreekt men van vrede met zijn naaste, allenmaar pleegdenin bedrogzijn (Jer.binnenste 8:legt 5v).men Mensenhem kondeneen elkaarhinderlaag.'' niet(HSV)</blockquote>'''Overspel.''' meerDe vertrouwen:overspelers waren talrijk.<blockquote>''Jer 9:42  LaatOch, eeniederhad voorik zijnin naastede opwoestijn zijn[maar] hoedeeen zijn,kamp envoor vertrouwreizigers! opIk geenzou enkelemijn broedervolk verlaten, wantik elkezou broederbij doethen niet anders dan bedriegenweggaan, enwant elkezij vriendzijn gaatallen rondoverspelers, [met]een lasterpraattrouweloos gezelschap.'' (HSV)</blockquote>'''Winstbejag.''' Iedereen pleegde gierigheid, aasde op winst (Jer. 8:10).<blockquote>''Jer 8:10  ... Want van klein tot groot is ieder van hen uit op winst. Van profeet tot priester, pleegt ieder van hen bedrog.'' (HSV)</blockquote>'''Erger.''' Men ging voort van boosheid tot boosheid (Jer. 9:3). <blockquote>''Jer 9:3  Zij spannen hun tong [als] hun boog. [Met]leugen en niet met betrouwbaarheid zijn zij in het land sterk geworden, want zij gaan voort van slechtheid tot slechtheid, en Mij kennen ze niet, spreekt de HEERE.'' (HSV) </blockquote>'''Onbekeerlijk.''' Het volk te Jeruzalem was onbekeerlijk. <blockquote>''Jer 8:5  Waarom keert [dan] dit volk te Jeruzalem af [met] een altoosdurende afkering? Zij houden vast aan bedrog, zij weigeren weder te keren.'' (SV)</blockquote>
 
== Straf ==
Jeremia voorzegde dat Juda met haar hoofdstad Jeruzalem zou worden verwoest en ontledigd (9:9, 11-12).<blockquote>''Jer 9:9  Zou Ik hun deze dingen niet vergelden? spreekt de HEERE, of zou Mijn ziel zich op een volk als dit niet wreken?'' (...) ''Jer 9:11  Ik zal van Jeruzalem steenhopen maken, een verblijf[plaats] van jakhalzen, Ik zal van de steden van Juda een woestenij maken, zodat niemand er [meer] woont.'' (HSV)</blockquote>
 
== Belangrijke profetieën ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.