Hefoffer: verschil tussen versies
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1:
Een '''hefoffer''' was een [[offer]] dat door opheffing, namelijk opwaarts en nederwaarts, de Here God werd aangeboden.
Het hefoffer kon onder meer uit de dankoffers (vredeoffers) worden aangeboden (Ex. 29:28).
'''Hebreeuws woord.''' Het Hebreeuwse woord is תרומה, teroemah of תרמה (Deut 12:11). Het betekent: heroffer, bijdrage, offerande. Het woord komt 76x voor in het Oude Testament. Het [[strongnummer]] is H8641. ▼
▲'''Hebreeuws woord.''' Het Hebreeuwse woord is תרומה, teroemah of תרמה (Deut 12:11). Het betekent:
'''Bewegingen van hef- en beweegoffer.''' Met het heffen is vaak het bewegen verbonden (waarom ook het een en het ander voor het meer algemene toewijden staat, vgl. Exod. 38: 24 met 25 : 3 en Exod. 29 : 28 met Lev. 9: 21 ; 10 : 15), in 't bijzonder bij gaven, die bij de dank voor ondervonden zegen werden gewijd; het bewegen is echter een van het heffen wezenlijk te onderscheiden zinnebeeld, een heen- en weer bewegen in horizontale richting, wellicht naar de vier hemelstreken, om de Heer als de Schepper van alle dingen, gelijk het beffen, om Hem aan te duiden als degene die zich uit de hoogte zegenend openbaart. Een [[beweegoffer]] werd door beweging naar de vier windstreken aangeboden. De beweging van het hefoffers was een verticale, die van het beweegoffer een horizontale.
Regel 9 ⟶ 11:
De zinnebeeldige ceremonie vond plaats:
1. bij vrijwillige gaven, in 't bijzonder voor de bouw en de instandhouding van het heiligdom, bijv. bij de eerste inrichting van de godsdienst (Exod. 25:2 vv.; 35:5 vv.; 36:3 vv.), voor de bouw (1 Kron. 29:2 vv.) en de herstelling (2 Kon. 12:4; 22:4 vv.) van de Salomonische tempel, voor de bouw van de
Hefoffers werden gebracht van de eerstelingen van de veldvruchten en van de wol (Num. 15: 19 vv.; 18 : 12. Deut. 12 : 17 . 18 : 4. 2 Sam. 1: 21. 2 Kron. 31 : 5-10); van de tienden (Num. 18 : 24 vv.), van het aandeel aan de buit (Num. 31: 29 vv.); ook van het priesteraandeel aan het dankoffer, Nazireeëroffer en vuloffer, namelijk de schouder van het hefoffer (hefschouder, het rechte schenkelstuk) (Exod. 29: 27 vv. Lev. 7: 34; 9: 21; 10: 14. Num. 6: 20), die naast de borst van het beweegoffer wordt genoemd.
Regel 17 ⟶ 19:
'''Grootte.''' Ten opzichte van de grootte van het hefoffer bepaalt de wet niets, de [[Talmoed]] daarentegen een middelmaat van 2%, als minimum 1/60, als maximum 1/40 van de opbrengst. Eerst na de levering van het eerstelingshefoffer en het 1/50, dat de Rabbijnen volgens Lev. 19 : 9 voor de armen handen vastgesteld, moest men voor de Levieten de tienden heffen, en dezen brachten volgens de wet weer van hun tienden de tienden als hefoffer aan de priesters.
'''Bewaarplaatsen.''' Ter bewaring van deze gaven dienden in latere tijd zogenaamde kisten, d. voorraadkamers, cellen (Mal. 3: 10 schatkamer), in de nevengebouwen van de tempel, in de Salomonische tempel van Hizkia (2 Kron. 31
== Bronnen ==
|