Naar inhoud springen

Jeremia (boek): verschil tussen versies

3.257 bytes toegevoegd ,  2 jaar geleden
k
Regel 32:
'''Onkunde.''' Gods volk kende God niet (Jer. 9:3), noch het recht van God niet (Jer. 8:8), ofschoon men meende wijs te zijn en de wet van Jahweh te bezitten (Jer. 8:8). De wijzen hadden Gods woord echter verworpen (Jer. 8:9). Men had God vergeten (13:25) en wandelde naar het goeddunken van het hart (9:14). Men vertrouwde op leugen (13:25). <blockquote>''Jer 9:6  U woont te midden van bedrog, door bedrog weigeren zij Mij te kennen, spreekt de HEERE.'' (HSV)</blockquote><blockquote>
''Jer 9:13  En de HEERE zeide: Omdat zij Mijn wet, die Ik voor hun aangezicht gegeven had, verlaten hebben, en naar Mijn stem niet gehoord, noch daarnaar gewandeld hebben;'' (SV) </blockquote>
'''God verlaten.''' Juda had God verlaten, Zijn verbond met hen verlaten, verzaakt. <blockquote>''Jer 15:6  Gij hebt Mij verlaten, spreekt de HEERE; gij zijt achterwaarts gegaan; daarom zal Ik Mijn hand tegen u uitstrekken en u verderven; Ik ben des berouwens moede geworden.'' (SV) </blockquote><blockquote>''Jer 16:10  En het zal geschieden, als gij dit volk al deze woorden zult aanzeggen, en zij tot u zeggen: Waarom spreekt de HEERE al dit grote kwaad over ons, en welke is onze misdaad, en welke is onze zonde, die wij tegen den HEERE, onzen God, gezondigd hebben?  Jer 16:11  Dat gij tot hen zult zeggen: Omdat uw vaders Mij verlaten hebben, spreekt de HEERE, en hebben andere goden nagewandeld, en die gediend, en zich voor die nedergebogen; maar Mij verlaten, en Mijn wet niet gehouden hebben;'' (SV)</blockquote><blockquote>''Jer 22:8  Dan zullen veel heidenen voorbij deze stad gaan, en zullen zeggen, een ieder tot zijn naaste: Waarom heeft de HEERE alzo gedaan aan deze grote stad?  Jer 22:9  En zij zullen zeggen: Omdat zij het verbond des HEEREN, huns Gods, hebben verlaten, en hebben zich voor andere goden nedergebogen, en die gediend.'' (SV)</blockquote>'''Afgoderij.''' De Judeeërs hadden lief, dienden, wandelden na, zochten, bogen zich neer voor: de zon, de maan en de sterren (Jer. 8:2). Men werd opgevoed met verering van Baäl (9:14). Er werden in Juda véél goden en altaren gevonden en véél burgers vereerden die valse goden. <blockquote>''Jer 13:27  uw overspeligheid en uw gehinnik, uw schandalige hoererij. Op de heuvels [en] in het veld heb Ik uw afschuwelijke [afgoden] gezien. ...'' (HSV) </blockquote><blockquote>''Jer 11:13  Immers, het aantal van uw goden is [even groot als] uw steden geworden, Juda, en u hebt [evenveel] altaren gemaakt voor die schande [als] het aantal straten van Jeruzalem, altaren om reukoffers te brengen aan de Baäl. (...) Jer 11:15  Wat heeft Mijn beminde in Mijn huis [te doen], terwijl zij de schanddaad [met] velen doet, en het [offer]vlees van het heiligdom van u zal wijken? [Ja,] wanneer u kwaad [doet], dan springt u op van vreugde.'' (HSV) </blockquote>Aan de verering van de Babylonisch-Assyrische godin Isjtar droegen hele gezinnen hun steentje bij. Hierover zei God tot Jeremia: <blockquote>''Jer 7:17  Ziet gij niet wat zij doen in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem?  Jer 7:18  De kinderen rapen hout, de vaders steken vuur aan en de vrouwen kneden deeg om offerkoeken te maken voor de koningin des hemels en zij brengen plengoffers aan andere goden teneinde Mij te krenken. Jer 7:19  Ben Ik het, die zij krenken? luidt het woord des HEREN. Doen zij het zichzelf niet, tot beschaming van hun aangezicht? Jer 7:20  Daarom, zo zegt de Here HERE: Zie, mijn grimmige toorn giet zich uit te dezer plaatse over mens en dier, over het geboomte des velds en de vrucht van de bodem, en brandt zonder geblust te worden.'' (NBG51)</blockquote>In het huis van God had men afgodsbeelden - verfoeiselen in de ogen van God - geplaatst. <blockquote>''Jer 7:30  Want de kinderen van Juda hebben gedaan, dat kwaad is in Mijn ogen, spreekt de HEERE; zij hebben hun verfoeiselen gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, om dat te verontreinigen.'' (SV)</blockquote>Op de daken van huizen werden reuk- en plengoffers gebracht. <blockquote>''Jer 19:13  De huizen van Jeruzalem en de huizen van de koningen van Juda zullen [even] onrein worden als de plaats van Tofet, met alle huizen waar zij op de daken ervan reukoffers hebben gebracht aan heel het leger aan de hemel en plengoffers hebben uitgegoten voor andere goden.'' (HSV) </blockquote>Ten zuiden van Jeruzalem, in het dal Ben-Hinnom, lieten Judeeërs hun kinderen levend verbranden, waardoor ze in dat 'moorddal' (Jer. 7:32) omkwamen. <blockquote>''Jer 7:31  En zij hebben de hoogten van Tofet gebouwd, die in het dal Ben-Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochters in het vuur te verbranden. Dat heb Ik niet geboden en is niet in Mijn hart opgekomen.'' (HSV)</blockquote>'''Land ontheiligd.''' Door hun afgoden en afgodenoffers hadden de Judeeërs het land, dat Gods land en Zijn erfenis land is, ontheiligd. <blockquote>''Jer 16:18  Daarom zal Ik eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden, omdat zij Mijn land ontheiligd hebben; zij hebben Mijn erfenis met het dode lichaam van hun verfoeiselen en van hun gruwelen vervuld.'' (CP<ref>Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>) </blockquote>'''Ongehoorzaamheid aan God.''' Het volk heeft de wet van God niet gehouden.<blockquote>''Jer 16:10  En het zal geschieden, als gij dit volk al deze woorden zult aanzeggen, en zij tot u zeggen: Waarom spreekt de HEERE al dit grote kwaad over ons, en welke is onze misdaad, en welke is onze zonde, die wij tegen den HEERE, onzen God, gezondigd hebben?  Jer 16:11  Dat gij tot hen zult zeggen: Omdat uw vaders Mij verlaten hebben, spreekt de HEERE, en hebben andere goden nagewandeld, en die gediend, en zich voor die nedergebogen; maar Mij verlaten, en <u>Mijn wet niet gehouden hebben</u>; Jer 16:12  En gijlieden erger gedaan hebt dan uw vaderen; want ziet, gijlieden wandelt, een iegelijk naar het goeddunken van zijn boos hart, <u>om naar Mij niet te horen</u>. (SV)''</blockquote>'''Ongerechtigheid.''' <blockquote>''Jer 22:3  Zo zegt de HEERE: Doet recht en gerechtigheid, en redt den beroofde uit de hand des verdrukkers; en onderdrukt den vreemdeling niet, den wees noch de weduwe; doet geen geweld en vergiet geen onschuldig bloed in deze plaats.'' (SV)</blockquote>'''Leugen en bedrog.''' Er werd veel gelogen (Jer. 9:3). De Jeruzalemmers hielden vast aan bedrog; profeet en priester, allen pleegden bedrog (Jer. 8: 5v). Mensen konden elkaar niet meer vertrouwen:<blockquote>''Jer 9:4  Laat eenieder voor zijn naaste op zijn hoede zijn, en vertrouw op geen enkele broeder, want elke broeder doet niet anders dan bedriegen, en elke vriend gaat rond [met] lasterpraat. Jer 9:5  Eenieder bedriegt zijn naaste, zij spreken niet de waarheid. Zij leren hun tong leugens te spreken, zij vermoeien zich met onrecht doen. Jer 9:6  U woont te midden van bedrog, door bedrog weigeren zij Mij te kennen, spreekt de HEERE.'' (HSV)</blockquote>'''Haat.''' Men hield een schijn van vreedzaamheid op. <blockquote>''Jer 9:8  Hun tong is een moordende pijl, bedrog spreekt hij. Met zijn mond spreekt men van vrede met zijn naaste, maar in zijn binnenste legt men hem een hinderlaag.'' (HSV)</blockquote>'''Overspel.''' De overspelers waren talrijk.<blockquote>''Jer 9:2  Och, had ik in de woestijn [maar] een kamp voor reizigers! Ik zou mijn volk verlaten, ik zou bij hen weggaan, want zij zijn allen overspelers, een trouweloos gezelschap.'' (HSV)</blockquote>'''Winstbejag.''' Iedereen pleegde gierigheid, aasde op winst (Jer. 8:10).<blockquote>''Jer 8:10  ... Want van klein tot groot is ieder van hen uit op winst. Van profeet tot priester, pleegt ieder van hen bedrog.'' (HSV)</blockquote>'''Valse profeten.''' Er waren valse profeten die door valse gezichten en bedriegerijen van hun eigen hart het volk een valse vrede beloofden. <blockquote>''Jer 14:13  Toen zei ik: Ach, Heere HEERE, zie, die profeten zeggen tegen hen: U zult geen zwaard zien en honger zult u niet krijgen, maar Ik zal u een duurzame vrede geven in deze plaats. Jer 14:14  De HEERE zei tegen mij: Die profeten profeteren vals in Mijn Naam. Ik heb hen niet gezonden, Ik heb hun geen opdracht gegeven en Ik heb niet tot hen gesproken. Zij profeteren u een leugenvisioen, waarzeggerij, holle praat en bedrog van hun [eigen] hart.'' (HSV) </blockquote>'''Erger.''' De Judeeërs deden erger kwaad dan hun voorvaders. <blockquote>''Jer 16:10  En het zal geschieden, als gij dit volk al deze woorden zult aanzeggen, en zij tot u zeggen: Waarom spreekt de HEERE al dit grote kwaad over ons, en welke is onze misdaad, en welke is onze zonde, die wij tegen den HEERE, onzen God, gezondigd hebben?  Jer 16:11  Dat gij tot hen zult zeggen: Omdat uw vaders Mij verlaten hebben, spreekt de HEERE, en hebben andere goden nagewandeld, en die gediend, en zich voor die nedergebogen; maar Mij verlaten, en Mijn wet niet gehouden hebben; Jer 16:12  En gijlieden erger gedaan hebt dan uw vaderen; want ziet, gijlieden wandelt, een iegelijk naar het goeddunken van zijn boos hart, om naar Mij niet te horen. (SV)'' </blockquote>Men ging voort van boosheid tot boosheid (Jer. 9:3). <blockquote>''Jer 9:3  Zij spannen hun tong [als] hun boog. [Met]leugen en niet met betrouwbaarheid zijn zij in het land sterk geworden, want zij gaan voort van slechtheid tot slechtheid, en Mij kennen ze niet, spreekt de HEERE.'' (HSV) </blockquote>'''Halsstarrig.''' De Judeeërs waren hardnekkig, halsstarrig. <blockquote>''Jer 19:15  Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Ziet, Ik zal over deze stad, en over al haar steden, al het kwaad brengen, dat Ik over haar gesproken heb; omdat zij hun nek verhard hebben, om Mijn woorden niet te horen.'' (SV) </blockquote>'''Onbekeerlijk.''' Het volk te Jeruzalem was onbekeerlijk. <blockquote>''Jer 8:5  Waarom keert [dan] dit volk te Jeruzalem af [met] een altoosdurende afkering? Zij houden vast aan bedrog, zij weigeren weder te keren.'' (SV)</blockquote>
 
== Straf ==
De maat van Juda's zonden was vol. God liet zich niet meer verbidden. Hij zou Zijn vrede, goedertierenheid en barmhartigheden wegnemen van het volk van Juda (Jer. 16:5). Hij zou hen geen genade geven (Jer. 16:13). <blockquote>
''Jer 16:5  ... want Ik heb van dit volk (spreekt de HEERE) weggenomen Mijn vrede, goedertierenheid en barmhartigheden;'' (SV) </blockquote>
God moest het volk verdrijven. <blockquote>''Jer 15:1  Maar de HEERE zeide tot mij: Al stond Mozes en Samuël voor Mijn aangezicht, zo zou [toch] Mijn ziel tot dit volk niet wezen; drijf ze weg van Mijn aangezicht, en laat ze uitgaan. Jer 15:2  En het zal geschieden, wanneer zij tot u zullen zeggen: Waarhenen zullen wij uitgaan? dat gij tot hen zult zeggen: Zo zegt de HEERE: Wie ten dood, ten dode; en wie tot het zwaard, ten zwaarde, en wie tot den honger, ten honger; en wie ter gevangenis, ter gevangenis! Jer 15:3  Want Ik zal bezoeking over hen doen [met] vier geslachten, spreekt de HEERE: met het zwaard, om te doden; en met de honden, om te slepen; en met het gevogelte des hemels, en met het gedierte der aarde, om op te eten en te verderven. (SV)''</blockquote>Jeremia voorzegde dat Juda met haar hoofdstad Jeruzalem zou worden verwoest en ontledigd, door een vijandelijke macht uit het noorden (9:9, 11-12; 10:22), de Chaldeeën, die Juda zouzouden wegvoeren (Jer. 9:9,11; 10:22, 24; 13:19-20).<blockquote>''Jer 9:9  Zou Ik hun deze dingen niet vergelden? spreekt de HEERE, of zou Mijn ziel zich op een volk als dit niet wreken?'' (...) ''Jer 9:11  Ik zal van Jeruzalem steenhopen maken, een verblijf[plaats] van jakhalzen, Ik zal van de steden van Juda een woestenij maken, zodat niemand er [meer] woont.'' (HSV)</blockquote><blockquote>''Jer 10:22  Een geluid van een gerucht! Zie, het komt! Een groot gedreun uit het land in het noorden, om de steden van Juda te maken [tot] een woestenij, een verblijf[plaats] van jakhalzen.'' (...) ''Jer 10:25  Stort Uw grimmigheid uit over de heidenvolken die U niet kennen, over de geslachten die Uw Naam niet aanroepen. Zij hebben immers Jakob verslonden, ja, hem verslonden, aan hem een einde gemaakt, en zijn woonplaats verwoest''. (HSV)</blockquote>Door'''Weg tot lijfsbehoud.''' God gaf de hongerJudeeërs enechter hetde zwaardkans zouom menhun wordenleven te behouden: overgave aan de koning van verteerdBabel. <blockquote>''Jer 1421:158  En Daarom,tot zodit volk zult gij zeggen: Zo zegt de HEERE: overZiet, deIk profetenstel dievoor profeterenulieder aangezicht den weg des levens en den weg des doods. Jer 21:9  Die in Mijndeze Naamstad blijft, hoewelzal Íksterven hendoor niethet hebzwaard, gezondenof door den honger, of door de pestilentie; maar die er uitgaat en zijvalt [toch]tot zeggen:de ErChaldeën, zaldie geenulieden zwaardbelegeren, die zal leven, en hongerzijn inziel ditzal landhem tot een buit zijn.'' Die(SV)</blockquote>'''Weg profetentot zullenwelvaart.''' zelfHet doordoen hetvan zwaardgerechtigheid enzou doorhet dehuis hongervan omkomenkoning welvarend maken. <blockquote>''Jer 1422:163  EnZo hetzegt volkde waartegenHEERE: zijDoet recht en profeterengerechtigheid, zalen weggeworpenredt wordenden opberoofde uit de stratenhand vandes Jeruzalemverdrukkers; vanwegeen onderdrukt den vreemdeling niet, den wees noch de hongerweduwe; doet geen geweld en hetvergiet zwaard,geen zonderonschuldig datbloed iemandin hendeze begraaftplaats. Jer 22: henWant indien gijlieden deze zaak ernstiglijk zult doen, hunzo vrouwenzullen door de poorten van dit huis koningen ingaan, zittende den David op zijn troon, rijdende op wagens en hunop zonenpaarden, hij, en hunzijn dochters.knechten, Zoen zalzijn Ikvolk. hunJer kwaad22:5  overIndien hengij uitstorten.''daarentegen (HSV)</blockquote>Dedeze kinderenwoorden zoudenniet delenzult inhoren, hetzo verschrikkelijkeheb lot:Ik zebij zoudenMij eengezworen, smartelijkespreekt doodde stervenHEERE, nietdat beklaagddit nochhuis begraventot een woestheid worden (Jerzal.'' 16:4(SV)</blockquote>Helaas werden de woorden van God door de dienst van Jeremia niet gehoord.
 
'''Zwaard, honger, pest.''' Zwaard, honger en pest zouden de inwoners van Jeruzalem verteren (Jer. 14:15-16; 21:6-7, 9). <blockquote>''Jer 14:15  Daarom, zo zegt de HEERE over de profeten die profeteren in Mijn Naam, hoewel Ík hen niet heb gezonden, en zij [toch] zeggen: Er zal geen zwaard en honger in dit land zijn. Die profeten zullen zelf door het zwaard en door de honger omkomen. Jer 14:16  En het volk waartegen zij profeteren, zal weggeworpen worden op de straten van Jeruzalem vanwege de honger en het zwaard, zonder dat iemand hen begraaft: hen, hun vrouwen, en hun zonen en hun dochters. Zo zal Ik hun kwaad over hen uitstorten.'' (HSV)</blockquote><blockquote>''Jer 21:6  En Ik zal de inwoners dezer stad slaan, zowel de mensen als de beesten; door een grote pestilentie zullen zij sterven.'' (SV)</blockquote><blockquote>''Jer 21:9  Die in deze stad blijft, zal sterven door het zwaard, of door den honger, of door de pestilentie; maar die er uitgaat en valt tot de Chaldeën, die ulieden belegeren, die zal leven, en zijn ziel zal hem tot een buit zijn.'' (SV)</blockquote>'''Smartelijke dood.''' De kinderen zouden delen in het verschrikkelijke lot: ze zouden een smartelijke dood sterven, niet beklaagd noch begraven worden (Jer. 16:4).
Heel Juda zou worden weggevoerd. <blockquote>''Jer 13:19  De steden in het Zuiderland zijn gesloten, niemand is er die opendoet. Heel Juda is weggevoerd, volledig weggevoerd. Jer 13:20  Sla uw ogen op en zie wie daar uit het noorden komen! ...'' (HSV)</blockquote>Jeruzalem zou worden geplunderd, leeggeroofd. <blockquote>''Jer 20:5  Ook zal Ik geven al het vermogen dezer stad, en al haar arbeid, en al haar kostelijkheid, en alle schatten der koningen van Juda, Ik zal ze geven in de hand hunner vijanden, die zullen ze roven, zullen ze nemen, en zullen ze brengen naar Babel.'' (SV)</blockquote>'''Verstrooiing.''' God zou Juda verstrooien als een stoppel door de wind weggeblazen. <blockquote>''Jer 13:24  Ik zal hen verspreiden als stoppels die wegstuiven door de woestijnwind.'' (HSV)</blockquote><blockquote>''Jer 18:17  Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien voor het aangezicht des vijands; ...'' (SV)</blockquote>'''Naar een onbekend land.''' De overlevende Judeeërs zouden uit het land worden geworpen en in een onbekend land terechtkomen. Daar zouden zij tot straf andere goden dienen, daar zij in het heilige land vreemde goden hadden gediend.<blockquote>''Jer 16:13  Daarom zal Ik ulieden uit dit land werpen, in een land, dat gij niet gekend hebt, gij noch uw vaders; en aldaar zult gij andere goden dienen, dag en nacht, omdat Ik u geen genade zal geven.'' (SV)</blockquote>Ook zullen zij daar hun vijanden dienen. <blockquote>''Jer 17:4  Dan zult u - en dat om uzelf - uw erfelijk bezit, dat Ik u gegeven heb, met rust moeten laten, want Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land dat u niet kent. ...'' (HSV)</blockquote>Het onbekende land is het land van Babel, zoals de oppertoezichthouder van de tempel, [[Pashur]], te horen kreeg.<blockquote>''Jer 20:4  Want zo zegt de HEERE: Zie, Ik stel u tot een schrik voor uzelven en voor al uw liefhebbers; die zullen vallen door het zwaard hunner vijanden, dat het uw ogen aanzien; en Ik zal gans Juda geven in de hand des konings van Babel, die hen naar Babel gevankelijk zal wegvoeren, en slaan hen met het zwaard.'' ''Jer 20:5  Ook zal Ik geven al het vermogen dezer stad, en al haar arbeid, en al haar kostelijkheid, en alle schatten der koningen van Juda, Ik zal ze geven in de hand hunner vijanden, die zullen ze roven, zullen ze nemen, en zullen ze brengen naar Babel.'' (SV)</blockquote>
 
Heel'''Plundering Judavan Jeruzalem.''' Jeruzalem zou worden weggevoerdgeplunderd, leeggeroofd. <blockquote>''Jer 1320:195  DeOok stedenzal inIk geven al het Zuiderlandvermogen zijndezer geslotenstad, niemanden isal erhaar diearbeid, opendoet.en Heelal Judahaar iskostelijkheid, weggevoerden alle schatten der koningen van Juda, volledigIk weggevoerd.zal Jerze 13:20 geven Slain uwde ogenhand ophunner envijanden, ziedie wiezullen daarze uitroven, hetzullen noordenze komen!nemen, ..en zullen ze brengen naar Babel.'' (HSVSV)</blockquote>'''Verbranding van Jeruzalem.''' De stad zou wordendoor geplunderd,de leeggeroofdChaldeeën met vuur worden verbrand. <blockquote>''Jer 2021:510  Ook zalWant Ik gevenheb alMijn hetaangezicht vermogentegen dezerdeze stad, gesteld ten kwade en alniet haarten arbeidgoede, enspreekt alde haarHEERE; kostelijkheid,zij enzal allegegeven schattenworden derin koningende hand des konings van JudaBabel, Iken hij zal ze gevenmet vuur verbranden.'' (SV) </blockquote>'''Wegvoering.''' Heel Juda zou worden weggevoerd. <blockquote>''Jer 13:19  De steden in dehet handZuiderland hunnerzijn vijandengesloten, niemand is er die zullenopendoet. zeHeel rovenJuda is weggevoerd, zullenvolledig zeweggevoerd. nemen,Jer 13:20  Sla uw ogen op en zullenzie zewie brengendaar naaruit Babelhet noorden komen! ...'' (SVHSV)</blockquote>'''Verstrooiing.''' God zou Juda verstrooien alszoals een stoppel door de wind wordt weggeblazen. <blockquote>''Jer 13:24  Ik zal hen verspreiden als stoppels die wegstuiven door de woestijnwind.'' (HSV)</blockquote><blockquote>''Jer 18:17  Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien voor het aangezicht des vijands; ...'' (SV)</blockquote>'''Naar een onbekend land (Babel).''' De overlevende Judeeërs zouden uit het land worden geworpen en in een onbekend land terechtkomen. Daar zouden zij tot straf andere goden dienen, daar zij in het heilige land vreemde goden hadden gediend.<blockquote>''Jer 16:13  Daarom zal Ik ulieden uit dit land werpen, in een land, dat gij niet gekend hebt, gij noch uw vaders; en aldaar zult gij andere goden dienen, dag en nacht, omdat Ik u geen genade zal geven.'' (SV)</blockquote>Ook zullen zij daar hun vijanden dienen. <blockquote>''Jer 17:4  Dan zult u - en dat om uzelf - uw erfelijk bezit, dat Ik u gegeven heb, met rust moeten laten, want Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land dat u niet kent. ...'' (HSV)</blockquote>Het onbekende land is het land van Babel, zoals de oppertoezichthouder van de tempel, [[Pashur]], te horen kreeg.<blockquote>''Jer 20:4  Want zo zegt de HEERE: Zie, Ik stel u tot een schrik voor uzelven en voor al uw liefhebbers; die zullen vallen door het zwaard hunner vijanden, dat het uw ogen aanzien; en Ik zal gans Juda geven in de hand des konings van Babel, die hen naar Babel gevankelijk zal wegvoeren, en slaan hen met het zwaard.'' ''Jer 20:5  Ook zal Ik geven al het vermogen dezer stad, en al haar arbeid, en al haar kostelijkheid, en alle schatten der koningen van Juda, Ik zal ze geven in de hand hunner vijanden, die zullen ze roven, zullen ze nemen, en zullen ze brengen naar Babel.'' (SV)</blockquote>De (meeste) ballingen zouden hun geboorteland niet meer aanschouwen. <blockquote>''Jer 22:10 Weent niet over den dode, en beklaagt hem niet; weent vrij over dien, die weggegaan is, want hij zal nimmermeer wederkomen, dat hij het land zijner geboorte zie.'' (SV)</blockquote>
 
== Hervergadering voorzegd ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.