Jozua (boek)/6: verschil tussen versies
k
→De omwandeling en inneming (6-21)
k (→Beschouwing) |
|||
Regel 38:
De volgorde van de omgangers in elke tocht om de stad was, van voren naar achteren: krijgsvolk, zwijgend — zeven priesters, blazend op ramsbazuinen — de ark van het verbond — ongewapend volk, zwijgend.
[[Bestand:The Fall of Jericho.jpg|miniatuur|494x494px|De val van Jericho.]]
Dat de goden mee ten strijde trekken, dat wisten ze wel, al verwondert het hun, dat ze in plaats van godenbeelden nu niet anders zien dan een voorwerp, bedekt met een blauw kleed en gedragen door priesters. Maar hier wordt geen krijgsgeschreeuw aan geheven, geen boog gespannen, geen zwaard getrokken. Israëls krijgers wandelen. Zes dagen achtereen wandelen ze éénmaal om de stad, wellicht op boogschots afstand, zeker niet meer dan 250 meter. Op de zevenden dag doen ze dat zevenmaal, zeker geen al te zware taak, gezien de kleine omvang der stad.
|