Naar inhoud springen

Jeremia (boek): verschil tussen versies

6 bytes toegevoegd ,  1 jaar geleden
k
Regel 37:
De maat van Juda's zonden was vol. God liet zich niet meer verbidden. Hij zou Zijn vrede, goedertierenheid en barmhartigheden wegnemen van het volk van Juda (Jer. 16:5). Hij zou hen geen genade geven (Jer. 16:13). <blockquote>
''Jer 16:5  ... want Ik heb van dit volk (spreekt de HEERE) weggenomen Mijn vrede, goedertierenheid en barmhartigheden;'' (SV) </blockquote>
God moest het volk verdrijven. <blockquote>''Jer 15:1  Maar de HEERE zeide tot mij: Al stond Mozes en Samuël voor Mijn aangezicht, zo zou [toch] Mijn ziel tot dit volk niet wezen; drijf ze weg van Mijn aangezicht, en laat ze uitgaan. Jer 15:2  En het zal geschieden, wanneer zij tot u zullen zeggen: Waarhenen zullen wij uitgaan? dat gij tot hen zult zeggen: Zo zegt de HEERE: Wie ten dood, ten dode; en wie tot het zwaard, ten zwaarde, en wie tot den honger, ten honger; en wie ter gevangenis, ter gevangenis! Jer 15:3  Want Ik zal bezoeking over hen doen [met] vier geslachten, spreekt de HEERE: met het zwaard, om te doden; en met de honden, om te slepen; en met het gevogelte des hemels, en met het gedierte der aarde, om op te eten en te verderven. (SV)''</blockquote>Jeremia voorzegde dat Juda met haar hoofdstad Jeruzalem zou worden verwoest en ontledigd, door een vijandelijke macht uit het noorden (9:9, 11-12; 10:22), de Chaldeeën, die Juda zouden wegvoeren (Jer. 9:9,11; 10:22, 24; 13:19-20).<blockquote>''Jer 9:9  Zou Ik hun deze dingen niet vergelden? spreekt de HEERE, of zou Mijn ziel zich op een volk als dit niet wreken?'' (...) ''Jer 9:11  Ik zal van Jeruzalem steenhopen maken, een verblijf[plaats] van jakhalzen, Ik zal van de steden van Juda een woestenij maken, zodat niemand er [meer] woont.'' (HSV)</blockquote><blockquote>''Jer 10:22  Een geluid van een gerucht! Zie, het komt! Een groot gedreun uit het land in het noorden, om de steden van Juda te maken [tot] een woestenij, een verblijf[plaats] van jakhalzen.'' (...) ''Jer 10:25  Stort Uw grimmigheid uit over de heidenvolken die U niet kennen, over de geslachten die Uw Naam niet aanroepen. Zij hebben immers Jakob verslonden, ja, hem verslonden, aan hem een einde gemaakt, en zijn woonplaats verwoest''. (HSV)</blockquote>'''Weg tot lijfsbehoud.''' God gaf de Judeeërs echter de kans om hun leven te behouden: overgave aan de koning van Babel. <blockquote>''Jer 21:8  En tot dit volk zult gij zeggen: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik stel voor ulieder aangezicht den weg des levens en den weg des doods. Jer 21:9  Die in deze stad blijft, zal sterven door het zwaard, of door den honger, of door de pestilentie; maar die er uitgaat en valt tot de Chaldeën, die ulieden belegeren, die zal leven, en zijn ziel zal hem tot een buit zijn.'' (SV)</blockquote>'''Weg tot welvaart.''' Het doen van gerechtigheid zou het huis van koning welvarend maken. <blockquote>''Jer 22:3  Zo zegt de HEERE: Doet recht en gerechtigheid, en redt den beroofde uit de hand des verdrukkers; en onderdrukt den vreemdeling niet, den wees noch de weduwe; doet geen geweld en vergiet geen onschuldig bloed in deze plaats. Jer 22:4  Want indien gijlieden deze zaak ernstiglijk zult doen, zo zullen door de poorten van dit huis koningen ingaan, zittende den David op zijn troon, rijdende op wagens en op paarden, hij, en zijn knechten, en zijn volk. Jer 22:5  Indien gij daarentegen deze woorden niet zult horen, zo heb Ik bij Mij gezworen, spreekt de HEERE, dat dit huis tot een woestheid worden zal.'' (SV)</blockquote>Helaas werden de woorden van God door de dienst van Jeremia niet gehoord.
 
'''Weg tot welvaart.''' Het doen van gerechtigheid zou het huis van koning welvarend maken.
 
<blockquote>''Jer 22:3  Zo zegt de HEERE: Doet recht en gerechtigheid, en redt den beroofde uit de hand des verdrukkers; en onderdrukt den vreemdeling niet, den wees noch de weduwe; doet geen geweld en vergiet geen onschuldig bloed in deze plaats. Jer 22:4  Want indien gijlieden deze zaak ernstiglijk zult doen, zo zullen door de poorten van dit huis koningen ingaan, zittende den David op zijn troon, rijdende op wagens en op paarden, hij, en zijn knechten, en zijn volk. Jer 22:5  Indien gij daarentegen deze woorden niet zult horen, zo heb Ik bij Mij gezworen, spreekt de HEERE, dat dit huis tot een woestheid worden zal.'' (SV)</blockquote>
 
Helaas werden de woorden van God door de dienst van Jeremia niet gehoord.
 
'''Zwaard, honger, pest.''' Zwaard, honger en pest zouden de inwoners van Jeruzalem verteren (Jer. 14:15-16; 21:6-7, 9). <blockquote>''Jer 14:15  Daarom, zo zegt de HEERE over de profeten die profeteren in Mijn Naam, hoewel Ík hen niet heb gezonden, en zij [toch] zeggen: Er zal geen zwaard en honger in dit land zijn. Die profeten zullen zelf door het zwaard en door de honger omkomen. Jer 14:16  En het volk waartegen zij profeteren, zal weggeworpen worden op de straten van Jeruzalem vanwege de honger en het zwaard, zonder dat iemand hen begraaft: hen, hun vrouwen, en hun zonen en hun dochters. Zo zal Ik hun kwaad over hen uitstorten.'' (HSV)</blockquote><blockquote>''Jer 21:6  En Ik zal de inwoners dezer stad slaan, zowel de mensen als de beesten; door een grote pestilentie zullen zij sterven.'' (SV)</blockquote><blockquote>''Jer 21:9  Die in deze stad blijft, zal sterven door het zwaard, of door den honger, of door de pestilentie; maar die er uitgaat en valt tot de Chaldeën, die ulieden belegeren, die zal leven, en zijn ziel zal hem tot een buit zijn.'' (SV)</blockquote>God herhaalt dit dreigement ten tijde van koning [[Zedekia]] (Sedekia).<blockquote>''Jer 24:8  Maar zoals de slechte vijgen, zo slecht, dat zij niet te eten zijn, zo zegt de HERE: Zo zal Ik Sedekia, de koning van Juda, maken en zijn vorsten en het overschot van Jeruzalem, die in dit land zijn overgebleven en die in het land Egypte wonen;  Jer 24:9  Ik zal hen overgeven ter mishandeling, ten verderve, aan alle koninkrijken der aarde, tot een smaad en een spreekwoord, tot spot en vloek op alle plaatsen waarheen Ik hen zal verstrooien.  Jer 24:10  Ik zal onder hen het zwaard, de honger en de pest zenden, totdat zij geheel verdaan zijn van de bodem, die Ik hun en hun vaderen gegeven had.'' (NBG51)</blockquote>'''Smartelijke dood.''' De kinderen zouden delen in het verschrikkelijke lot: ze zouden een smartelijke dood sterven, niet beklaagd noch begraven worden (Jer. 16:4).
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.