Naar inhoud springen

GEZAG en/in DIENSTBAARHEID m/v: verschil tussen versies

vervolg verbeteringen
(vervolg verbeteringen. ik moet leren omgaan met het pc.progamma)
(vervolg verbeteringen)
Regel 144:
Apostel Petrus zegt tegen Saffira ‘Hoe hebben jullie kunnen overeenkomen om de Geest van de Here te verzoeken. Zie de voeten van hen die je man hebben begraven zijn aan de deur en ze zullen ook jou uitdragen. en zij viel terstond neder voor zijn voeten en blies de adem uit. Apostel Petrus zegt in Han. 8:20 tegen Simon (de tovenaar) ‘uw geld zij met u ten verderve.’ Apostel Paulus in 1Kor.5:4, Wanneer wij vergaderd zijn, jullie en mijn geest met de kracht van onze Here Jezus, leveren wij in de naam van de Here Jezus deze man aan de satan over tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in den dag des Heren. Ook Apostel Judas in zijn brief heeft straffe uitspraken over ongeregelden in de gemeente.
 
E. HOUDING VAN GEZAGSDRAGERS / LEIDINGGEVENDEN > >
 
Jezus zelf brengt een heel typerend verschil aan van gezagsdragers in de wereld en gezagsdragers in de gemeente over de andere discipelen. Gezagsdrager in het koninkrijk van God. In Mat.20:25-28 geeft Jezus aan hoe je dat moet zijn. ‘Doch Jezus riep hen tot Zich en zeide: Je weet dat de regeerders der volken heerschappij over hen voeren en de rijksgroten oefenen macht over hen. Zo is het onder  jullie niet . Maar wie onder jullie groot wil worden, zal jullie dienaar zijn, en wie onder jullie de eerste wil zijn, zal jullie slaaf zijn. En Jezus voegt daar bij de sterkste motivatie die er voor Hem maar bestaat:. ‘gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losprijs voor velen’. Gezag hebben, leiding geven is dus bepaald niet zoals het normaal in de wereld gebeurt, geen heerschappij voeren, geen macht uitoefenen. Maar juist een houding van dienen. Maar ook als je gezag ontvangen hebt dan dien je daar mee de anderen. Als je in de gemeente van Christus gezag hebt, dan is dat ook niet om heerschappij te voeren of macht uit te oefenen, maar om iedereen te dienen in de gemeente. ‘Weid Mijn lammeren, hoed Mijn schapen’ zei Jezus tegen Petrus, ……Joh.21:15-17.. Als apostel kreeg hij deze opdracht om als herder de schapen te weiden, dat is voor hun welstand te zorgen. gezagsdrager of leider zijn betekent voor het zo goed mogelijk zorgen voor de gemeente, de gelovigen, de heiligen in Christus, zoals de Bijbel dat noemt. Als je verlangt de eerste te zijn dan moet je eerst beginnen om slaaf voor allen te zijn. Leren wat het betekent opdrachten uit te voeren in alle nederigheid, zonder mitsen en maren. Ervaren wat het is om voor Jezus de laagste plaats in te nemen. Opdrachten uitvoeren zo als een ander dat wil, met alle plezier, zelfs al zou je het beter weten en kunnen. Uitvoeren in liefde en plezier. Iemand helpen in het huishouden. Iemand helpen met verbouwen. Ook Petrus komt er later op terug. In 1Pet.5;2, hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde. Petrus spreekt er duidelijke taal over. Niet gedwongen, als :nou moet ik bepaalde dingen doen dat hoort bij mijn taak,.of: niemand anders wil deze taak op zich nemen dus doe ik het maar want ik ben toch een regelneef en dit kan er wel bij. Ook niet uit winzucht, omdat het je dan toch op bepaalde gebieden extra voordelen geeft. Ook niet heerschappij voerend alsof het het jouw gemeente is. Het gaat om de kudde hoeden, zien wat ze nodig hebben en er voor zorgdragen. Uit bereidwilligheid om de gemeente te dienen of de broeder of zuster om daarin Christus te dienen. En dit doende als voorbeelden der kudde. Zoals bereidheid om te helpen, gastvrij zijn, herbergzaamheid geven.
 
Gezag hebben, leiding geven is dus bepaald niet zoals het normaal in de wereld gebeurt, geen heerschappij voeren, geen macht uitoefenen. Maar juist een houding van dienen. Maar ook als je gezag ontvangen hebt dan dien je daar mee de anderen. Als je in de gemeente van Christus gezag hebt, dan is dat ook niet om heerschappij te voeren of macht uit te oefenen, maar om iedereen te dienen in de gemeente. ‘Weid Mijn lammeren, hoed Mijn schapen’ zei Jezus tegen Petrus, ……''Joh.21:15-17''..
 
Als apostel kreeg hij deze opdracht om als herder de schapen te weiden, dat is voor hun welstand te zorgen. gezagsdrager of leider zijn betekent voor het zo goed mogelijk zorgen voor de gemeente, de gelovigen, de heiligen in Christus, zoals de Bijbel dat noemt. Als je verlangt de eerste te zijn dan moet je eerst beginnen om slaaf voor allen te zijn. Leren wat het betekent opdrachten uit te voeren in alle nederigheid, zonder mitsen en maren. Ervaren wat het is om voor Jezus de laagste plaats in te nemen. Opdrachten uitvoeren zo als een ander dat wil, met alle plezier, zelfs al zou je het beter weten en kunnen.
 
Uitvoeren in liefde en plezier. Iemand helpen in het huishouden. Iemand helpen met verbouwen. Ook Petrus komt er later op terug. In 1Pet.5;2, hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde. Petrus spreekt er duidelijke taal over. Niet gedwongen, als :nou moet ik bepaalde dingen doen dat hoort bij mijn taak,.of: niemand anders wil deze taak op zich nemen dus doe ik het maar want ik ben toch een regelneef en dit kan er wel bij. Ook niet uit winzucht, omdat het je dan toch op bepaalde gebieden extra voordelen geeft. Ook niet heerschappij voerend alsof het het jouw gemeente is. Het gaat om de kudde hoeden, zien wat ze nodig hebben en er voor zorgdragen. Uit bereidwilligheid om de gemeente te dienen of de broeder of zuster om daarin Christus te dienen. En dit doende als voorbeelden der kudde. Zoals bereidheid om te helpen, gastvrij zijn, herbergzaamheid geven.
 
'''Gezag in de praktijk'''.
 
Er zijn nog twee belangrijke punten; Hoe gaan de apostelen om met hun gezag: 1.. ook als het gaat om aanstellen van nieuwe mensen. 2.. ook als het gaat om het oplossen van problemen die in de gemeente zijn ontstaan
 
1..'''Aanstellen nieuwe Gezagsdragers.'''
1..'''Aanstellen nieuwe Gezagsdragers.''' Bij het nieuw aanstellen van mensen zien we dat het eerst bij Mattias. Han. 1:15-26. De apostelen als gezagsdragers rechtstreeks door Jezus aangesteld omdat ze het geestelijk gezag hebben bepalen de randvoorwaarden die moeten gelden. Petrus zegt in de psalmen staat:  ‘een ander neme het ‘opzicht* dat hij had’ ., (hierbij noemt hij de conditie, voorwaarden) a. Er moet dan van de mannen, b.die zich bij ons hebben aangesloten, c. in al de tijd dat de Here Jezus bij ons in- en uitgegaan is, d te beginnen bij de doop van Johannes tot de dag, dat Hij van ons werd opgenomen, e. een van hen met ons getuige* worden van Zijn opstanding. De conditie van (oog)getuige* zijn noemde Jezus. Han.1:8 Maar vervolgens betrekken zij de hele gemeente er bij, die toen uit ongeveer 120 discipelen bestond. a.In de kring van ongeveer 120 mensen word door deze mensen zelf rondgekeken. b. En zij ( de kring, de gemeente) stelden er twee voor. c. Toen werd er voor hen gebeden. d. En aan God gevraagd om aan te wijzen wie deze ‘dienst* en ‘apostelschap* moet vervullen. e. Daarna werd er geloot wie het zou worden. f. En hij werd gekozen* verklaard. We zien hier dus een '''bijzonder fenomeen.''' a. Jezus als koning is de Monarch, geeft Zijn bevelen. Maar Hij is geen dictator, in liefde mag je uitvoeren wat Hij vraagt. b. De apostelen als oudsten* zijn de Senatoren die de gemeente besturen. Ze zijn geen heersers. c. De discipelen, de gemeente, gaan rondkijken wie van de broeders geschikt zouden zijn, en zij brengen zelf een tweetal naar voren. Dit is dus democratische vorm in de gemeente van Christus. Deze 3-ledige vorm zien we steeds terugkeren. Er zijn dus gezagsdragers, bestuurders, maar die zijn er om de gemeente te dienen. Zoals alle discipelen worden opgeroepen elkaar in liefde te dienen. De tweede keer komt dit terug maar dan aan de hand van een probleem wat ontstaan is.
 
Bij het nieuw aanstellen van mensen zien we dat het eerst bij Mattias. ''Han. 1:15-26.'' De apostelen als gezagsdragers rechtstreeks door Jezus aangesteld omdat ze het geestelijk gezag hebben bepalen de randvoorwaarden die moeten gelden. Lees ook onder D: Het kiezen van de 12e apostel.
2. '''Gemeentelijke problemen oplossen''' Vervolgens zien we dat er een probleem is ontstaan wanneer later blijkt de nood van de verzorging van de grieks sprekende weduwen niet naar wens verloopt, Dit komt onder de aandacht van de apostelen. Han.6:1-6. De 'leiding'* van de gemeente erkent het probleem en wat er mis is. Dat is al een bijzonderheid. Hoe vaak worden de problemen of niet of maar matig erkent, of bestempelt als incidenteel of onder het vloerkleed geveegd.. De 12ven beraden zich, maken een plan, roepen alle discipelen bijeen. Ze leggen het probleem aan heel de gemeente voor. Het probleem: van de 'bediening' van de tafels wat niet bevredigend verloopt. We zouden nu zeggen de voedselbank moet nu georganiseerd worden. Dat het geen gering werk is zien we uit het volgende. Gemeente wordt opgeroepen om om te zien naar zeven mannen. Waaraan de volgende conditie, voorwaarden worden gesteld; (1) Die goed bekend staan. (2) Vol van Geest en wijsheid. Om hen voor deze 'taak' aanstellen. Het is dan geen vrijwilligerswerk meer maar een ‘bediening’ met verantwoording dat een ieder die dat nodig heeft, de juiste zorg ontvangt. Wij ('apostelen') houden ons aan de 'bediening' van het woord en de gebeden. Er wordt hier dus onderscheiden tussen de ‘geestelijke bediening’ van apostelen en de ‘praktische bediening, van zorg geven. Maar ook dat is geestelijk want er worden mannen gezocht vol van Geest en wijsheid. Het voorstel vindt bijval bij de gemeente. Die gaan op zoek onder al die duizenden discipelen. En kiezen daaruit 7 mannen.. En: Stelden dezen voor de apostelen. Die bidden met hen. En leggen hun de handen op. Op deze wijze worden de 1e zeven diakenen (dienaren) aangesteld in de ‘be-diening’ van zorg voor de armen. Opnieuw zien we hier dat de Leidinggevenden die het gezag dragen niet zelf gaan rondkijken en mensen aanstellen, maar de hele gemeente er bij betrekken. Het is een zaak van de gemeente en niet alleen van de bestuurders. Ze zijn geen heersers maar herders om de gemeente te weiden. Dus geen niet een altijd van bovenaf bepaalde gang van zaken in de gemeente, want dat is in feite een soort dictatuur. [Dit kan ook gebeuren door een wijze van spreken, prediken, door daarmee een (geestelijke) druk uit te oefenen naar de gemeente, en iedereen die daar tegenin gaat monddood te maken of zorgen dat ze niet meer in de gemeente komen. De leiders die dit doen zijn vaak heel intelligent en goed van de tongriem gesneden en dit is dan juist hun valkuil.] Gelukkig zijn er veel gemeenten, kerken, waar de leden wel geraadpleegd worden en medezeggenschap hebben in het aanstellen van leidinggevenden en vele gemeentezaken.
 
We zien hier dus een '''bijzonder fenomeen.''' a. Jezus als koning is de Monarch, geeft Zijn bevelen. Maar Hij is geen dictator, in liefde mag je uitvoeren wat Hij vraagt. b. De apostelen als oudsten* zijn de Senatoren die de gemeente besturen. Ze zijn geen heersers. c. De discipelen, de gemeente, gaan rondkijken wie van de broeders geschikt zouden zijn, en zij brengen zelf een tweetal naar voren. Dit is dus democratische vorm in de gemeente van Christus.
 
Deze 3-ledige vorm zien we steeds terugkeren. Er zijn dus gezagsdragers, bestuurders, maar die zijn er om de gemeente te dienen. Zoals alle discipelen worden opgeroepen elkaar in liefde te dienen. De tweede keer komt dit terug maar dan aan de hand van een probleem wat ontstaan is.
 
2. '''Gemeentelijke problemen oplossen'''
 
Vervolgens zien we dat er een probleem is ontstaan wanneer later blijkt de nood van de verzorging van de grieks sprekende weduwen niet naar wens verloopt, Dit komt onder de aandacht van de apostelen. ''Han.6:1-6''. De 'leiding'* van de gemeente erkent het probleem en wat er mis is. Dat is al een bijzonderheid. Hoe vaak worden de problemen of niet of maar matig erkent, of bestempelt als incidenteel of onder het vloerkleed geveegd. De 12ven beraden zich, maken een plan, roepen alle discipelen bijeen. Ze leggen het probleem aan heel de gemeente voor. Het probleem: van de 'bediening' van de tafels wat niet bevredigend verloopt. We zouden nu zeggen de voedselbank moet nu georganiseerd worden.
 
Dat het geen gering werk is zien we uit het volgende. Gemeente wordt opgeroepen om om te zien naar zeven mannen. Waaraan de volgende conditie, voorwaarden worden gesteld; (1) Die goed bekend staan. (2) Vol van Geest en wijsheid. Om hen voor deze 'taak' aanstellen. Het is dan geen vrijwilligerswerk meer maar een ‘bediening’ met verantwoording dat een ieder die dat nodig heeft, de juiste zorg ontvangt.
 
Wij ('apostelen') houden ons aan de 'bediening' van het woord en de gebeden. Er wordt hier dus onderscheiden tussen de ‘geestelijke bediening’ van apostelen en de ‘praktische bediening, van zorg geven. Maar ook dat is geestelijk want er worden mannen gezocht vol van Geest en wijsheid. Het voorstel vindt bijval bij de gemeente. Die gaan op zoek onder al die duizenden discipelen. En 1. kiezen daaruit 7 mannen.. En: 2. Stelden dezen voor de apostelen. 3. Die bidden met hen. 4. En leggen hun de handen op. Op deze wijze worden de 1e zeven diakenen (dienaren) aangesteld in de ‘be-diening’ van zorg voor de armen.
 
Opnieuw zien we hier dat de Leidinggevenden die het gezag dragen niet zelf gaan rondkijken en mensen aanstellen, maar de hele gemeente er bij betrekken. Het is een zaak van de gemeente en niet alleen van de bestuurders. Ze zijn geen heersers maar herders om de gemeente te weiden. Dus geen niet een altijd van bovenaf bepaalde gang van zaken in de gemeente, want dat is in feite een soort dictatuur. [Dit kan ook gebeuren door een wijze van spreken, prediken, door daarmee een (geestelijke) druk uit te oefenen naar de gemeente, en iedereen die daar tegenin gaat monddood te maken of zorgen dat ze niet meer in de gemeente komen. De leiders die dit doen zijn vaak heel intelligent en goed van de tongriem gesneden en dit is dan juist hun valkuil.] Gelukkig zijn er veel gemeenten, kerken, waar de leden wel geraadpleegd worden en medezeggenschap hebben in het aanstellen van leidinggevenden en vele gemeentezaken.
 
F. '''Oudsten'''
 
In het oude Israël waren er al Oudsten (ZaQeNyM). Dit begrip was dus niet nieuw voor de gemeenten en de apostelen.
In het oude Israël waren er al Oudsten (ZaQeNyM). Dit begrip was dus niet nieuw voor de gemeenten en de apostelen. EERSTE OUDSTEN in de GEMEENTE Dat er na verloop van tijd naast de Apostelen ook Oudsten aangesteld waren blijkt wel uit het feit dat Barnabas en Saulus betreffende een bepaald geschil zich wenden tot de Apostelen en Oudsten in de gemeente van Jeruzalem. Dit lezen we in Han.15:2, ‘droegen zij (de gemeente van Antiochië) Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de Apostelen en Oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil. En in Han.15:4, ‘werden zij door de gemeente , de Apostelen en de Oudsten ontvangen’. En in Han.16:4, ‘gaven zij hun de beslissingen, die door de Apostelen en Oudsten te Jeruzalem genomen waren’. APOSTELEN zijn ook OUDSTEN Het bijzondere is dat ook de Apostelen zichzelf als Oudste zien. Dit lezen we in 1Pet.5:1, ‘De Oudsten onder u vermaan ik als mede-Oudste’. En ook de Apostel Johannes noemt zich Oudste in 2Joh.1:1, 3Joh.1:1, de Oudste. Dat  impliceert dan tevens dat ook de Oudsten het ‘exousia’ gezag hebben. Ook om te bidden voor genezing. Jak.5:14-15 ‘het gelovig gebed (van de oudsten) zal de lijder gezond maken’. GEMEENTE is VOLLEDIG met OUDSTEN Ook lezen we dat het de bedoeling is dat er in elke gemeente Oudsten komen. Han.14-23 Barnabas en Saulus, nadat zij voor hen in elke gemeente Oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder bidden en vasten den Here op. We zagen eerder dat dat gebeurde met instemming van de gemeente doordat zij zelf mannen voordragen. Tit.1:05 ‘Ik heb je op Creta achtergelaten met de bedoeling, dat je in orde zou brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat je , zoals ik opdroeg, in alle steden als Oudsten zou aanstellen mannen ... Paulus stelt hier dus dat als een gemeente nog geen Oudsten heeft dat dit verbetering behoeft, dat het dus niet goed is als er geen Oudsten zijn, zodat anders de gemeente geleid wordt door broeders (en zusters) die verbaal hun woordje kunnen doen.[en daardoor de kans hun mening de boventoon voert en de geringere in de verdrukking komt zoals in 1Kor.11:21.] Maar dat het goed is dat er leiding gegeven wordt door aangestelde mannen, door gebed en en vasten en de Heilige Geest. Mannen die het gezag ''(exousia)'' en verantwoording dragen.
 
EERSTE OUDSTEN in de GEMEENTE
Het WOORD ‘OUDSTE’ Het woord Oudste of Ouderling is in het Grieks 'Presbuteros'. Bij Petrus ‘Sum Presbuteros’ mede-oudste. Hier van afgeleid is 'presbyter' en presbyteriaanse kerk, mogelijk ook het woord 'priester' in de roomse kerk. Oude man is ‘Presbuterooi’. Oude vrouw is ‘Presbuteras’. Maar het betekent ook ‘gezant, oudste (zoon) zijn. Meestal is er een nadere aanduiding om welk begrip van oudste het gaat. Zoals Han.20:17, ‘en ontbood de Oudsten van de Gemeente. OPZIENER Nog een ander begrip werd gebruikt en dat is Opziener, ‘episkopos’, opzichter, overziener. Dat lezen we in Phil.1:1 'al de heiligen tezamen met hun Opzieners'. En in Han.20: waarover de Heilige geest u als Opzieners gesteld heeft’. Dat het hierbij niet om een andere functie dan Oudste gaat blijkt uit wat geschreven is in Han.20:17, ‘Paulus ontbiedt de Oudsten van de gemeente en spreekt hen toe o.a. met, ''Han.20:28,''  ‘ziet toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot Opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden’. Ook aan Titus schrijft Paulus, Tit 1:5 ‘als Oudsten aanstellen’. En iets verder in vers 7 noemt hij die Oudste een Opziener. Phil.1:1 heiligen met hun Opzieners en diakenen. Opzienersambt ''(episkopε)'' wordt het genoemd in 1Tim.3:1. en ook Han.1:20.bij het aanstellen van Matthias als Apostel wordt al genoemd dat hij het Opzienersambt ''(episkopεn)'' op zich neemt. Van begin af aan was voor de Apostelen duidelijk dat Apostel zijn tevens inhield Opziener zijn.
 
Dat er na verloop van tijd naast de Apostelen ook Oudsten aangesteld waren blijkt wel uit het feit dat Barnabas en Saulus betreffende een bepaald geschil zich wenden tot de Apostelen en Oudsten in de gemeente van Jeruzalem. Dit lezen we in Han.15:2, ‘droegen zij (de gemeente van Antiochië) Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de Apostelen en Oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil. En in Han.15:4, ‘werden zij door de gemeente , de Apostelen en de Oudsten ontvangen’. En in Han.16:4, ‘gaven zij hun de beslissingen, die door de Apostelen en Oudsten te Jeruzalem genomen waren’.
TIMOTEÜS en TITUS Opmerkelijk is dat Timoteüs en Titus opgedragen word om Oudsten/Opzieners aan te stellen. Dat kun je alleen doen als je daartoe de ‘bevoegdheid’ hebt. Dat zou inhouden dat Timoteüs en Titus reeds aangesteld waren als Oudsten, Timoteus als Oudste-Evangelist, een goed dienaar ''(diakonos)'' van Jezus Christus ''1Tim.4:6''. Wel onderlegd in de woorden van het geloof en de goede leer. Hij moet zich toeleggen op voorlezen, het vermanen, en het leren. vs.13 , beveel en leer dit. vs.11. de gave die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten vs.14. Een dienstknecht (doulos) des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen Zo worden er nog meer dingen genoemd in dit gedeelte. ''2Tim’2:24''  Doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ''(diakonian)'' ten volle. 2Tim.4:5. Voor hem gelden hier dus de vereisten voor Oudste/Opziener. Het komt mij voor dat Timoteüs  en Titus zendings-Oudsten zijn, rondreizend Oudsten-Evangelisten als Dienaren van de Apostel Paulus. Zij zijn dus geen Oudsten van een plaatselijke gemeente. Als Paulus schrijft; ‘Paulus en Timoteüs, dienstknechten (''douloi'') van Christus Jezus’, dan noemt hij dus Timoteus gelijkwaardig aan hem, alsof deze ook Apostel is geworden. Zoals ook staat in Heb.7:7 ‘nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend’ Niemand stelt zichzelf aan.
 
APOSTELEN zijn ook OUDSTEN
WAARAAN VOLDOEN De vereisten waaraan iemand moet voldoen om Oudste / Opziener te worden lezen we we in:1Tim.3:1-7 Opzienersambt een voortreffelijke taak. Hij moet zijn:1.onbesproken, 2. de man van een vrouw, 3. nuchter, 4.bezadigd, 5. beschaafd, 6. gastvrij, 7. bekwaam om te onderwijzen, 8. vriendelijk, 9.. een goed bestierder van zijn eigen huis, die met waardigheid zijn kinderen onder tucht houd. 10. ook gunstig bekend zijn bij de buitenstaanden opdat hij niet in opspraak komt en in een strik van de duivel valt. Hij moet niet zijn: 11. niet aan wijn verslaafd, 12. niet opvliegend, 13.niet strijdlustig,14. niet je eigen huis kunnen bestieren hoe dan voor de gemeente Gods zorgen,15. niet een pas bekeerde, opdat hij niet door opgeblazenheid in het oordeel van de duivel valt. En ook in Tit.1:5-9 lezen we over Oudsten c.q. Opzieners: 1.mannen, 2. onberispelijk zijn, 3. een vrouw hebben, 4. die gelovige kinderen hebben (die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten, want een opziener moet onberispelijk zijn als beheerder van het huis Gods), 5. gastvrij, 6. met liefde, 11. niet aanmatigend, 12 niet driftig, 13. niet aan wijn verslaaft, 14.niet opvliegend, 15. niet op oneerlijke winst uit. Een indrukwekkende lijst van hoedanigheden laat zien hoe zorgvuldig er mee omgegaan moet worden om iemand als Oudste/Opziener aan te stellen. In verschillende studies bij anderen wordt hier al uitvoerig op ingegaan. Opmerkelijk is wel dat het iemand moet zijn die bekwaam is om te onderwijzen (''didaktikon'').(7) ''1Tim.3:1.'' Ook word er verwezen naar Oudsten die onderricht (''didaskaliai'') geven of prediken’, er staat: ‘logooi’. eigenlijk: “woordbrengende’’ 1Tim.5:17 (dus niet ‘prediken’ = kεrussein = proclameren).
 
Het bijzondere is dat ook de Apostelen zichzelf als Oudste zien. Dit lezen we in 1Pet.5:1, ‘De Oudsten onder u vermaan ik als mede-Oudste’. En ook de Apostel Johannes noemt zich Oudste in 2Joh.1:1, 3Joh.1:1, de Oudste. Dat  impliceert dan tevens dat ook de Oudsten het ‘exousia’ gezag hebben. Ook om te bidden voor genezing. ''Jak.5:14-15'' ‘het gelovig gebed (van de oudsten) zal de lijder gezond maken’.
In de brief aan Titus. Opmerkelijk iets is dat Paulus benadrukt bij Titus dat het ‘mannen’ moeten zijn.Jammer dat er toch gemeenten zijn die zich niet meer geheel houden aan deze vereisten en dus onvoldoende zicht op de waarde hiervan hebben en de geestelijke autoriteit die hiermee gemoeid is. Omdat in onze tijd voor sommigen ‘autoriteit’ een vies woord is. Zo worden vrouwen als Oudsten / Ouderlingen aangesteld terwijl de Schrift zegt dat vrouwen geen gezag over een man zullen hebben. (''1Tim2-10-15''). Dat is volgens de scheppingsorde voor de zondeval. Ook in (Volle) Evangelie gemeenten zijn vrouwen voorganger / pastor. dat betekend dat er geen juist zicht meer is op de gezagspositie van Oudste / Voorganger. Dat bij afwezigheid van broeders de zusters deze taak op zich nemen is een blamage voor de broeders, En soms prijzenswaardig voor de zusters. Hoewel ze een taak op zich nemen die ze geestelijk niet kunnen waarmaken, als God daar geen gezag aan geeft en zo blijft in die gemeenten de geestelijke kracht die er kan zijn beneden het vermogen wat het kan zijn. Maar in deze gemeenten laat men zich misleiden door z.g. moderne gedachten, of wat de apostel schrijft is ouderwets, het is uit de tijd. Terwijl dit uitdrukkingen zijn zonder inhoud die een ongezonde druk leggen op de zaak waar het omgaat.
 
GEMEENTE is VOLLEDIG met OUDSTEN
 
Ook lezen we dat het de bedoeling is dat er in elke gemeente Oudsten komen. ''Han.14-23'' Barnabas en Saulus, nadat zij voor hen in elke gemeente Oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder bidden en vasten den Here op. We zagen eerder dat dat gebeurde met instemming van de gemeente doordat zij zelf mannen voordragen. ''Tit.1:05'' ‘Ik heb je op Creta achtergelaten met de bedoeling, dat je in orde zou brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat je , zoals ik opdroeg, in alle steden als Oudsten zou aanstellen mannen ... Paulus stelt hier dus dat als een gemeente nog geen Oudsten heeft dat dit verbetering behoeft, dat het dus niet goed is als er geen Oudsten zijn, zodat anders de gemeente geleid wordt door broeders (en zusters) die verbaal hun woordje kunnen doen.[en daardoor de kans hun mening de boventoon voert en de geringere in de verdrukking komt zoals in 1Kor.11:21.] Maar dat het goed is dat er leiding gegeven wordt door aangestelde mannen, door gebed en en vasten en de Heilige Geest. Mannen die het gezag ''(exousia)'' en verantwoording dragen.
 
Het WOORD ‘OUDSTE’
 
Het woord Oudste of Ouderling is in het Grieks 'Presbuteros'. Bij Petrus ‘Sum Presbuteros’ mede-oudste. Hier van afgeleid is 'presbyter' en presbyteriaanse kerk, mogelijk ook het woord 'priester' in de roomse kerk. Oude man is ‘Presbuterooi’. Oude vrouw is ‘Presbuteras’. Maar het betekent ook ‘gezant, oudste (zoon) zijn. Meestal is er een nadere aanduiding om welk begrip van oudste het gaat. Zoals Han.20:17, ‘en ontbood de Oudsten van de Gemeente.
 
OPZIENER
 
Het WOORD ‘OUDSTE’ Het woord Oudste of Ouderling is in het Grieks 'Presbuteros'. Bij Petrus ‘Sum Presbuteros’ mede-oudste. Hier van afgeleid is 'presbyter' en presbyteriaanse kerk, mogelijk ook het woord 'priester' in de roomse kerk. Oude man is ‘Presbuterooi’. Oude vrouw is ‘Presbuteras’. Maar het betekent ook ‘gezant, oudste (zoon) zijn. Meestal is er een nadere aanduiding om welk begrip van oudste het gaat. Zoals Han.20:17, ‘en ontbood de Oudsten van de Gemeente. OPZIENER Nog een ander begrip werd gebruikt en dat is Opziener, ‘episkopos’, opzichter, overziener. Dat lezen we in Phil.1:1 'al de heiligen tezamen met hun Opzieners'. En in Han.20: waarover de Heilige geest u als Opzieners gesteld heeft’. Dat het hierbij niet om een andere functie dan Oudste gaat blijkt uit wat geschreven is in Han.20:17, ‘Paulus ontbiedt de Oudsten van de gemeente en spreekt hen toe o.a. met, ''Han.20:28,''  ‘ziet toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot Opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden’. Ook aan Titus schrijft Paulus, Tit 1:5 ‘als Oudsten aanstellen’. En iets verder in vers 7 noemt hij die Oudste een Opziener. Phil.1:1 heiligen met hun Opzieners en diakenen. Opzienersambt ''(episkopε)'' wordt het genoemd in 1Tim.3:1. en ook Han.1:20.bij het aanstellen van Matthias als Apostel wordt al genoemd dat hij het Opzienersambt ''(episkopεn)'' op zich neemt. Van begin af aan was voor de Apostelen duidelijk dat Apostel zijn tevens inhield Opziener zijn.
 
TIMOTEÜS en TITUS
 
TIMOTEÜS en TITUS Opmerkelijk is dat Timoteüs en Titus opgedragen word om Oudsten/Opzieners aan te stellen. Dat kun je alleen doen als je daartoe de ‘bevoegdheid’ hebt. Dat zou inhouden dat Timoteüs en Titus reeds aangesteld waren als Oudsten, Timoteus als Oudste-Evangelist, een goed dienaar ''(diakonos)'' van Jezus Christus ''1Tim.4:6''. Wel onderlegd in de woorden van het geloof en de goede leer. Hij moet zich toeleggen op voorlezen, het vermanen, en het leren. vs.13 , beveel en leer dit. vs.11. de gave die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten vs.14. Een dienstknecht (doulos) des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen Zo worden er nog meer dingen genoemd in dit gedeelte. ''2Tim’2:24''  Doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ''(diakonian)'' ten volle. 2Tim.4:5. Voor hem gelden hier dus de vereisten voor Oudste/Opziener. Het komt mij voor dat Timoteüs  en Titus zendings-Oudsten zijn, rondreizend Oudsten-Evangelisten als Dienaren van de Apostel Paulus. Zij zijn dus geen Oudsten van een plaatselijke gemeente. Als Paulus schrijft; ‘Paulus en Timoteüs, dienstknechten (''douloi'') van Christus Jezus’, dan noemt hij dus Timoteus gelijkwaardig aan hem, alsof deze ook Apostel is geworden. Zoals ook staat in Heb.7:7 ‘nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend’ Niemand stelt zichzelf aan.
 
WAARAAN VOLDOEN
 
De vereisten waaraan iemand moet voldoen om Oudste / Opziener te worden lezen we we in:1Tim.3:1-7 Opzienersambt een voortreffelijke taak. Hij moet zijn:1.onbesproken, 2. de man van een vrouw, 3. nuchter, 4.bezadigd, 5. beschaafd, 6. gastvrij, 7. bekwaam om te onderwijzen, 8. vriendelijk, 9.. een goed bestierder van zijn eigen huis, die met waardigheid zijn kinderen onder tucht houd. 10. ook gunstig bekend zijn bij de buitenstaanden opdat hij niet in opspraak komt en in een strik van de duivel valt. Hij moet niet zijn: 11. niet aan wijn verslaafd, 12. niet opvliegend, 13.niet strijdlustig,14. niet je eigen huis kunnen bestieren hoe dan voor de gemeente Gods zorgen,15. niet een pas bekeerde, opdat hij niet door opgeblazenheid in het oordeel van de duivel valt.
 
WAARAAN VOLDOEN De vereisten waaraan iemand moet voldoen om Oudste / Opziener te worden lezen we we in:1Tim.3:1-7 Opzienersambt een voortreffelijke taak. Hij moet zijn:1.onbesproken, 2. de man van een vrouw, 3. nuchter, 4.bezadigd, 5. beschaafd, 6. gastvrij, 7. bekwaam om te onderwijzen, 8. vriendelijk, 9.. een goed bestierder van zijn eigen huis, die met waardigheid zijn kinderen onder tucht houd. 10. ook gunstig bekend zijn bij de buitenstaanden opdat hij niet in opspraak komt en in een strik van de duivel valt. Hij moet niet zijn: 11. niet aan wijn verslaafd, 12. niet opvliegend, 13.niet strijdlustig,14. niet je eigen huis kunnen bestieren hoe dan voor de gemeente Gods zorgen,15. niet een pas bekeerde, opdat hij niet door opgeblazenheid in het oordeel van de duivel valt. En ook in Tit.1:5-9 lezen we over Oudsten c.q. Opzieners: 1.mannen, 2. onberispelijk zijn, 3. een vrouw hebben, 4. die gelovige kinderen hebben (die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten, want een opziener moet onberispelijk zijn als beheerder van het huis Gods), 5. gastvrij, 6. met liefde, 11. niet aanmatigend, 12 niet driftig, 13. niet aan wijn verslaaft, 14.niet opvliegend, 15. niet op oneerlijke winst uit. Een indrukwekkende lijst van hoedanigheden laat zien hoe zorgvuldig er mee omgegaan moet worden om iemand als Oudste/Opziener aan te stellen. In verschillende studies bij anderen wordt hier al uitvoerig op ingegaan. Opmerkelijk is wel dat het iemand moet zijn die bekwaam is om te onderwijzen (''didaktikon'').(7) ''1Tim.3:1.'' Ook word er verwezen naar Oudsten die onderricht (''didaskaliai'') geven of prediken’, er staat: ‘logooi’. eigenlijk: “woordbrengende’’ 1Tim.5:17 (dus niet ‘prediken’ = kεrussein = proclameren).
 
In de brief aan Titus. Opmerkelijk iets is dat Paulus benadrukt bij Titus dat het ‘mannen’ moeten zijn. Jammer dat er toch gemeenten zijn die zich niet meer geheel houden aan deze vereisten en dus onvoldoende zicht op de waarde hiervan hebben en de geestelijke autoriteit die hiermee gemoeid is. Omdat in onze tijd voor sommigen ‘autoriteit’ een vies woord is. Zo worden vrouwen als Oudsten / Ouderlingen aangesteld terwijl de Schrift zegt dat vrouwen geen gezag over een man zullen hebben. (''1Tim2-10-15''). Dat is volgens de scheppingsorde voor de zondeval. Ook in (Volle) Evangelie gemeenten zijn vrouwen voorganger / pastor. dat betekend dat er geen juist zicht meer is op de gezagspositie van Oudste / Voorganger. Dat bij afwezigheid van broeders de zusters deze taak op zich nemen is een blamage voor de broeders, En soms prijzenswaardig voor de zusters. Hoewel ze een taak op zich nemen die ze geestelijk niet kunnen waarmaken, als God daar geen gezag aan geeft en zo blijft in die gemeenten de geestelijke kracht die er kan zijn beneden het vermogen wat het kan zijn. Maar in deze gemeenten laat men zich misleiden door z.g. moderne gedachten, of wat de apostel schrijft is ouderwets, het is uit de tijd. Terwijl dit uitdrukkingen zijn zonder inhoud die een ongezonde druk leggen op de zaak waar het omgaat.
Onder het hoofdstuk Vrouwen als leidinggevenden komen we hierop terug.
DIAKENENDE inTAAK de GEMEENTEN Gemeente diakenen (dienaren) buiten Jeruzalem komen we voor het eerst tegen in de brief aan de Filippenzen (''Phil1:1)''. 'aan de heiligen, tezamen met hun Opzieners en Diakenen'. Ook Timoteüs krijgt opdracht Oudsten en Diakenen aan te stellen in de gemeente. In 1Tim.3:8-13 worden de vereisten weergegeven.
DE TAAK Omdat je in een ‘bediening’ aangesteld wordt om te beheren, ''Tit.1:7'' want een opziener beheerder van Gods huis voor het huis Gods zorgen ''1:9'' in staat is te vermanen op grond van gezonde leer. ''1Tim.3:1'' opziener ook bekwaam om te onderwijzen, ''Tim.5:17'' de oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun die zich belasten met prediking en onderricht. ''Han.20:26'' want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen. 1Pet.5:2 de Oudsten ...hoed de kudde Gods die bij u is ''Heb.13:17'' gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, die waken over uw zielen ''Phil. 5:12'', hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terecht wijzen, J''ak.5:14-15'' is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de Oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam van de Here. En het gelovig gebed zal hem gezond maken en de Here zal hem oprichten. Bij deze laatste taak zien we de ‘exousia’ , het gezag om te genezen, die aan de ‘apostelen’ gegeven werd weer terugkeren. Omdat ook de apostelen oudsten c.q. opzieners zijn. Ook zien we deze bekwaamheden en taken terugkeren dat wat Paulus noemt in Ef.4:11 wat aan de gemeente als gaven gegeven is om de gemeente te leiden: Apostel, Profeet, Evangelist, Herder, Leraar. OPDRACHT aan de GEMEENTE ''Phil.5:12'' wij verzoeken u broeders, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terechtwijzen, te erkennen, en hen zeer hoog te schatten in liefde om hun werk. ''1Pet.5:5'', evenzo jullie jongeren onderwerpt u aan de Oudsten. ''1Tim.5:17'' de Oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun die zich belasten met prediking en onderricht. ''1Tim.5:18'' de arbeider is zijn loon waard. Dus ondersteun hem financieel. Heb.13:7 houdt uw voorgangers in gedachtenis, die het woord Gods tot u gesproken hebben. AANSTELLING OUDSTEN Dat gebeurt in de gemeenten waar de leden met opsteking van handen de nieuwe oudsten kiezen waarna deze met bidden en vasten opgedragen worden aan de Here. ''Han.14:23 SV'' Maar zie ook aanstelling 12e apostel. Een bemoediging :van Petrus aan degenen die de kudde Gods hoeden.''1Pet.5:4'' En wanneer de Opperherder verschijnt, zullen jullie de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven.
 
Omdat je in een ‘bediening’ aangesteld wordt om te beheren, ''Tit.1:7'' want een opziener beheerder van Gods huis voor het huis Gods zorgen ''1:9'' in staat is te vermanen op grond van gezonde leer. ''1Tim.3:1'' opziener ook bekwaam om te onderwijzen, ''Tim.5:17'' de oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun die zich belasten met prediking en onderricht. ''Han.20:26'' want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen. 1Pet.5:2 de Oudsten ...hoed de kudde Gods die bij u is ''Heb.13:17'' gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, die waken over uw zielen ''Phil. 5:12'', hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terecht wijzen,
 
J''ak.5:14-15'' is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de Oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam van de Here. En het gelovig gebed zal hem gezond maken en de Here zal hem oprichten. Bij deze laatste taak zien we de ‘exousia’ , het gezag om te genezen, die aan de ‘apostelen’ gegeven werd weer terugkeren. Omdat ook de apostelen oudsten c.q. opzieners zijn. Ook zien we deze bekwaamheden en taken terugkeren dat wat Paulus noemt in Ef.4:11 wat aan de gemeente als gaven gegeven is om de gemeente te leiden: Apostel, Profeet, Evangelist, Herder, Leraar.
 
OPDRACHT aan de GEMEENTE
 
''Phil.5:12'' wij verzoeken u broeders, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terechtwijzen, te erkennen, en hen zeer hoog te schatten in liefde om hun werk. ''1Pet.5:5'', evenzo jullie jongeren onderwerpt u aan de Oudsten. ''1Tim.5:17'' de Oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun die zich belasten met prediking en onderricht. ''1Tim.5:18'' de arbeider is zijn loon waard. Dus ondersteun hem financieel. Heb.13:7 houdt uw voorgangers in gedachtenis, die het woord Gods tot u gesproken hebben.
 
AANSTELLING OUDSTEN
 
Dat gebeurt in de gemeenten waar de leden met '''opsteking van handen''' de nieuwe oudsten '''kiezen''' waarna deze met '''bidden en''' '''vasten''' worden '''opgedragen''' aan de Here. ''Han.14:23 SV'' Maar zie ook '''aanstelling 12e apostel'''. En: '''Aanstelling nieuwe gezagsdragers'''
 
Een bemoediging :van Petrus aan degenen die de kudde Gods hoeden. ''1Pet.5:4'' En wanneer de Opperherder verschijnt, zullen jullie de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven.
Jezus zelf als Opper-Herder en de Oudsten als Onder-herders. Als Dienaren van Christus.
 
Regel 177 ⟶ 235:
Het Griekse woord voor ' dienen, bedienen, dienaar zijn, zorgen voor' is '<nowiki/>''diakoneoo''<nowiki/>'.Voor 'bediening' is '<nowiki/>''diakonia'' of ''diakonię''<nowiki/>', ''diakonein'' 'dienst' is '''diakonęma''<nowiki/>', 'dienaar, dienares' is' ''diakonos''<nowiki/>'.
 
In de tabernakel en de tempel waren de Levieten door God aangewezen als 'dienaren'. Maar hoe ging dat bij de gemeente? Eerst waren er geen 'dienaren', maar hielp iedereen in het dienen, totdat bleek dat dit niet genoeg was. We gaan daarvoor naar Han. 6:1-6. Als de gemeente al enige tijd bestaat, en er onderlinge zorg is voor elkaar, en toch. Wanneer later blijkt dat de nood van de verzorging van de weduwen toch niet optimaal verloopt. De 12ven roepen alle discipelen bijeen. Leggen het probleem voor: van de 'bediening' (''diakonein'') van de tafels ''(trapezais)'' wat niet bevredigend verloopt. De 'leiding' van de gemeente erkent het probleem en wat er mis is en stelde een oplossing voor. Gemeente wordt opgeroepen om  a. om te zien naar zeven mannen. b. Die goed bekend staan.  c. Vol van Geest en wijsheid. Om hen voor deze 'taak' (''chreias'') aanstellen ''(katastęsomen'') Wij ('apostelen') houden ons aan de 'bediening' (''diakoniai'') van het woord. Het voorstel vindt bijval bij de gemeente. Deze kiezen 7 man. Stelden dezen voor de apostelen. Die bidden met hen. En leggen hun de handen op. Hier staat niet dat ze ‘macht”, dus ‘exousia’ ontvangen, maar dat ze aangesteld worden voor deze 'taak' om ‘leiding’ te geven aan deze ‘bediening’. '''Er is dus een verschil in dat met de Oudsten.'''
 
Gemeente wordt opgeroepen om  a. om te zien naar zeven mannen. b. Die goed bekend staan.  c. Vol van Geest en wijsheid. Om hen voor deze 'taak' (''chreias'') aanstellen ''(katastęsomen'') Wij ('apostelen') houden ons aan de 'bediening' (''diakoniai'') van het woord. Het voorstel vindt bijval bij de gemeente. Deze kiezen 7 man. Stelden dezen voor de apostelen. Die bidden met hen. En leggen hun de handen op. Hier staat niet dat ze ‘macht”, dus ‘exousia’ ontvangen, maar dat ze aangesteld worden voor deze 'taak' om ‘leiding’ te geven aan deze ‘bediening’. '''Er is dus een verschil in dat met de Oudsten.'''
 
Dus het was gebleken dat ondanks de onderlinge zorg en liefde voor elkaar en het een van hart en ziel zijn en het alles delen met elkaar er toch dingen fout kunnen gaan. Zoals in dit geval de zorg voor de Griekssprekende weduwen. Mogelijk gewoon simpel door zich niet goed in het Hebreeuws te kunnen uitdrukken is deze achterstand zonder kwade opzet ontstaan onder de duizenden discipelen. De apostelen zien in dat het echt nodig is dit te reguleren en te realiseren door het 'aanstellen' van mannen die voor deze 'taak' berekend zijn. Zij leggen niet van bovenaf op wie dat moeten zijn door zelf mensen voor te stellen, zodat er een situatie ontstaat waarbij men moeilijk 'nee' kan zeggen, maar leggen het voor aan de gemeente om zelf om te zien naar geschikte mensen. Zij gaan ook niet koste wat het kost het zelf er nog bij aanpakken bij de 'bediening' die ze al hebben. De werkzaamheden van deze 'dienaren' beperken zich niet tot alleen de 'tafels te bedienen'. Twee van hen brengen het woord. Philippus predikt ook. Stefanus in vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen. ''(Han.6:8)'' Philippus predikt (''ekεrussen'' = proclameren) in Samaria en deed ook tekenen ''(Han.8:5-6'') Het evangelie van het koninkrijk Gods en van de naam van Jezus predikte en doopte hen.(''8:12'') mannen en vrouwen. Welke Philippus is dit? De apostel of de diaken? Onreine geesten gingen uit en verlamden en kreupelen werden genezen. (''Han.8:7'') Petrus en Johannes (apostelen) kwamen, en na gebeden te hebben ontvangen de nieuwe discipelen onder handoplegging de Heilige Geest.(''Han.8:14-18)''. Opmerkelijk dat deze mensen pas de Heilige Geest ontvangen als de apostelen er zijn. Samaria kon niet apart een kerk zijn, en zich zoals de apostel Paulus later ook aan de Efeziërs schrijft: (''Ef. 2:14)'', de tussen muur is afgebroken, het is een gemeente, een kerk (''eklesia'').* Daarna mag Philippus de 'kamerling' het evangelie uitleggen, en omdat deze tot geloof komt en hem ook dopen. En nog later mag de apostel Petrus ook de heidense Hoofdman Cornelius en de zijnen dopen, omdat ze onder de prediking van Petrus de Heilige Geest ontvingen. (''Han.11)''. Het is een ongedeelde kerk van Jezus Christus.
 
De werkzaamheden van deze 'dienaren' beperken zich niet tot alleen de 'tafels te bedienen'. Twee van hen brengen het woord. Philippus predikt ook. Stefanus in vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen. ''(Han.6:8)'' Philippus predikt (''ekεrussen'' = proclameren) in Samaria en deed ook tekenen ''(Han.8:5-6'') Het evangelie van het koninkrijk Gods en van de naam van Jezus predikte en doopte hen.(''8:12'') mannen en vrouwen. Welke Philippus is dit? De apostel of de diaken? Onreine geesten gingen uit en verlamden en kreupelen werden genezen. (''Han.8:7'')
 
Petrus en Johannes (apostelen) kwamen, en na gebeden te hebben ontvangen de nieuwe discipelen onder handoplegging de Heilige Geest.(''Han.8:14-18)''. Opmerkelijk dat deze mensen pas de Heilige Geest ontvangen als de apostelen er zijn. Samaria kon niet apart een kerk zijn, en zich zoals de apostel Paulus later ook aan de Efeziërs schrijft: (''Ef. 2:14)'', de tussen muur is afgebroken, het is een gemeente, een kerk (''eklesia'').* Daarna mag Philippus de 'kamerling' het evangelie uitleggen, en omdat deze tot geloof komt en hem ook dopen. En nog later mag de apostel Petrus ook de heidense Hoofdman Cornelius en de zijnen dopen, omdat ze onder de prediking van Petrus de Heilige Geest ontvingen. (''Han.11)''. Het is een ongedeelde kerk van Jezus Christus.
 
DIAKENEN in de GEMEENTEN
 
Gemeente diakenen (dienaren) buiten Jeruzalem komen we voor het eerst tegen in de brief aan de Filippenzen (''Phil1:1)''. 'aan de heiligen, tezamen met hun Opzieners en Diakenen'. Ook Timoteüs krijgt opdracht Oudsten en Diakenen aan te stellen in de gemeente. In 1Tim.3:8-13 worden de vereisten weergegeven.
 
DIAKENEN van de APOSTELEN
Dus het was gebleken dat ondanks de onderlinge zorg en liefde voor elkaar en het een van hart en ziel zijn en het alles delen met elkaar er toch dingen fout kunnen gaan. Zoals in dit geval de zorg voor de Griekssprekende weduwen. Mogelijk gewoon simpel door zich niet goed in het Hebreeuws te kunnen uitdrukken is deze achterstand zonder kwade opzet ontstaan onder de duizenden discipelen. De apostelen zien in dat het echt nodig is dit te reguleren en te realiseren door het 'aanstellen' van mannen die voor deze 'taak' berekend zijn. Zij leggen niet van bovenaf op wie dat moeten zijn door zelf mensen voor te stellen, zodat er een situatie ontstaat waarbij men moeilijk 'nee' kan zeggen, maar leggen het voor aan de gemeente om zelf om te zien naar geschikte mensen. Zij gaan ook niet koste wat het kost het zelf er nog bij aanpakken bij de 'bediening' die ze al hebben. De werkzaamheden van deze 'dienaren' beperken zich niet tot alleen de 'tafels te bedienen'. Twee van hen brengen het woord. Philippus predikt ook. Stefanus in vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen. ''(Han.6:8)'' Philippus predikt (''ekεrussen'' = proclameren) in Samaria en deed ook tekenen ''(Han.8:5-6'') Het evangelie van het koninkrijk Gods en van de naam van Jezus predikte en doopte hen.(''8:12'') mannen en vrouwen. Welke Philippus is dit? De apostel of de diaken? Onreine geesten gingen uit en verlamden en kreupelen werden genezen. (''Han.8:7'') Petrus en Johannes (apostelen) kwamen, en na gebeden te hebben ontvangen de nieuwe discipelen onder handoplegging de Heilige Geest.(''Han.8:14-18)''. Opmerkelijk dat deze mensen pas de Heilige Geest ontvangen als de apostelen er zijn. Samaria kon niet apart een kerk zijn, en zich zoals de apostel Paulus later ook aan de Efeziërs schrijft: (''Ef. 2:14)'', de tussen muur is afgebroken, het is een gemeente, een kerk (''eklesia'').* Daarna mag Philippus de 'kamerling' het evangelie uitleggen, en omdat deze tot geloof komt en hem ook dopen. En nog later mag de apostel Petrus ook de heidense Hoofdman Cornelius en de zijnen dopen, omdat ze onder de prediking van Petrus de Heilige Geest ontvingen. (''Han.11)''. Het is een ongedeelde kerk van Jezus Christus.
 
DIAKENEN van de APOSTELEN We zien ook dat er Diakenen zijn die Dienaren zijn van de Apostelen om hen te dienen bij het gemeente stichtend werk. Het zijn dus geen gemeente dienaren. We lezen dit in: Han.13:5, en zij hadden ook Johanns als dienaar ''('upεretεn) Han.26:16'', om u te stellen tot een dienaar en getuige. ''Ef.6:21'', zal Tychicus, mijn getrouwe (''pistos)'' dienaar (''diakonos'') in de Here ''Kol.1:7'' Epaphras, onze geliefde mededienstknecht, die voor u een getrouw dienaar. ''Kol.4:7'' Tychicus, mijn geliefde broeder en trouwe dienaar en mededienstknecht. ''1Tim.4:6'' goed dienaar van Christus Jezus, wel onderlegd...is dit diakonos in bijzondere dienst van de apostel. Filemon 13, opdat hij mij namens u zou dienen ''(diakonεi'').
DIAKENEN in de GEMEENTEN Gemeente diakenen (dienaren) buiten Jeruzalem komen we voor het eerst tegen in de brief aan de Filippenzen (''Phil1:1)''. 'aan de heiligen, tezamen met hun Opzieners en Diakenen'. Ook Timoteüs krijgt opdracht Oudsten en Diakenen aan te stellen in de gemeente. In 1Tim.3:8-13 worden de vereisten weergegeven.
 
.> >
DIAKENEN van de APOSTELEN We zien ook dat er Diakenen zijn die Dienaren zijn van de Apostelen om hen te dienen bij het gemeente stichtend werk. Het zijn dus geen gemeente dienaren. We lezen dit in: Han.13:5, en zij hadden ook Johanns als dienaar ''('upεretεn) Han.26:16'', om u te stellen tot een dienaar en getuige. ''Ef.6:21'', zal Tychicus, mijn getrouwe (''pistos)'' dienaar (''diakonos'') in de Here ''Kol.1:7'' Epaphras, onze geliefde mededienstknecht, die voor u een getrouw dienaar. ''Kol.4:7'' Tychicus, mijn geliefde broeder en trouwe dienaar en mededienstknecht. ''1Tim.4:6'' goed dienaar van Christus Jezus, wel onderlegd...is dit diakonos in bijzondere dienst van de apostel. Filemon 13, opdat hij mij namens u zou dienen ''(diakonεi'').
 
.
 
 
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.