Heber: verschil tussen versies
k
geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1:
'''Heber''' ('het gebied aan de andere zijde') is in de Bijbel de eigennaam van verschillende mannen en ook een zelfstandig naamwoord.
'''Zelfstandig naamwoord.''' Het zelfstandig naamwoord is עבר, ''eber'', en betekent "het gebied aan de andere zijde": a) "het tegenovergelegen gebied", b) "zijde, overzijde"<ref>''Hebreeuws-Nederlands Lexicon'', onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.</ref>. Het
'''Eigennaam.''' De Hebreeuwse eigennaam is עבר, ''Eber'' en betekent "het gebied aan de andere zijde"''.'' Het
{| class="wikitable" style="float:right; width: 100px; margin-left: 20px;"
Regel 19:
# een afstammeling van Juda;
# een aanzienlijk priester, die na de ballingschap leefde in de dagen van Jójakim de zoon van Jésua.
'Heber' wordt ook gebruikt om te verwijzen naar volken die van Heber, de zoon van Selah, afstammen. Bileam profeteerde:<blockquote>''Nu 24:24 En de schepen van den oever der Chitteers, die zullen Assur plagen, zij zullen ook Heber plagen; en hij zal ook ten verderve zijn.'' (SV)</blockquote>Het gaat om volken als Babyloniërs, Chaldeeën, Lydiërs en Syriërs<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901).</ref>.
== Bronnen ==
| |||