Naar inhoud springen

Adon (Hebr.): verschil tussen versies

11 bytes verwijderd ,  8 jaar geleden
geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 6:
‘Adon’ wordt meestal voor menselijke heren gebruikt, verder voor engelen en in enkele Schriftplaatsen voor God.
 
De eerste maal komt ‘Adon’ voor in Gen. 18:12.
De eerste maal komt ‘Adon’ voor in Gen. 18:12.<blockquote>''Ge 18:12 Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn <u>heer</u> oud is?''</blockquote>Adon is een titel van iemand die ''gezag'' heeft. Jozef bijvoorbeeld was door God tot heer gesteld over het huis van Farao.<blockquote>''Ge 45:8 Nu dan, gij hebt mij herwaarts niet gezonden, maar God Zelf, Die mij tot Farao’s vader gesteld heeft, en tot een heer over zijn ganse huis, en regeerder in het ganse land van Egypte.'' </blockquote><blockquote>''Ge 45:9 Haast u en trekt op tot mijn vader, en zegt het hem: Alzo zegt uw zoon Jozef: God heeft mij tot een heer over gans Egypteland gesteld; kom af tot mij, en vertoef niet.''</blockquote>De man die over het huis van Jozef was spraken de broers van Jozef aan als ‘mijn heer’ (Gen 43:20). 
 
<blockquote>''Ge 18:12 Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn <u>heer</u> oud is?''</blockquote>
 
Adon is een titel van iemand die ''gezag'' heeft. Jozef bijvoorbeeld was door God tot heer gesteld over het huis van Farao.
 
De eerste maal komt ‘Adon’ voor in Gen. 18:12.<blockquote>''Ge 18:12 Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn <u>heer</u> oud is?''</blockquote>Adon is een titel van iemand die ''gezag'' heeft. Jozef bijvoorbeeld was door God tot heer gesteld over het huis van Farao.<blockquote>''Ge 45:8 Nu dan, gij hebt mij herwaarts niet gezonden, maar God Zelf, Die mij tot Farao’s vader gesteld heeft, en tot een heer over zijn ganse huis, en regeerder in het ganse land van Egypte.'' </blockquote><blockquotebr>''Ge 45:9 Haast u en trekt op tot mijn vader, en zegt het hem: Alzo zegt uw zoon Jozef: God heeft mij tot een heer over gans Egypteland gesteld; kom af tot mij, en vertoef niet.''</blockquote>De man die over het huis van Jozef was spraken de broers van Jozef aan als ‘mijn heer’ (Gen 43:20). 
 
De man die over het huis van Jozef was spraken de broers van Jozef aan als ‘mijn heer’ (Gen 43:20).
 
Hanna noemde de hogepriester Eli ‘mijn heer’ (1 Sa 1:14).
 
‘Adon’ gebruikt woorden voor een man ''die een slaaf of dienstknecht heeft''. Abrahams knecht Eliëzer noemde Abraham ‘mijn heer’ en diens zoon Izak eveneens 'mijn heer'. Jozef noemde de man in wiens huis hij als slaaf diende ‘mijn heer’ (Gen 39:8). De koning van Egypte was de ‘heer’ van de bakker en de schenker (Gen 40:1). De meester van een slaaf is een ‘Adon’:<blockquote>''Ex 21:4 Indien hem zijn <u>heer</u> een vrouw gegeven, en zij hem zonen of dochteren gebaard zal hebben, zo zal de vrouw en haar kinderen haars <u>heren</u> zijn, en hij zal met zijn lijf uitgaan.<br>Ex 21:5 Maar indien de knecht ronduit zeggen zal: Ik heb mijn <u>heer</u>, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet vrij uitgaan;<br>
 
Ex 21:6 Zo zal hem zijn <u>heer</u> tot de goden brengen, daarna zal hij hem aan de deur, of aan den post brengen; en zijn <u>heer</u> zal hem met een priem zijn oor doorboren, en hij zal hem eeuwiglijk dienen.''</blockquote>‘Adon’ kan verwijzen naar een ''heerser''. De broers van Jozef noemen hem de ‘heer’ van het land Egypte (Gen 42:30, 33). Juda sprak onderkoning Jozef aan als ‘mijn heer’ (Gen 44:16). De knechten van koning Saul spreken hem aan met ‘onze heer’ (1 Sam. 16:16). David spreekt koning Saul aan met ‘mijn heer’ (1 Sam 24:8).
<blockquote>''Ex 21:4 Indien hem zijn <u>heer</u> een vrouw gegeven, en zij hem zonen of dochteren gebaard zal hebben, zo zal de vrouw en haar kinderen haars <u>heren</u> zijn, en hij zal met zijn lijf uitgaan.<br>Ex 21:5 Maar indien de knecht ronduit zeggen zal: Ik heb mijn <u>heer</u>, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet vrij uitgaan;<br>Ex 21:6 Zo zal hem zijn <u>heer</u> tot de goden brengen, daarna zal hij hem aan de deur, of aan den post brengen; en zijn <u>heer</u> zal hem met een priem zijn oor doorboren, en hij zal hem eeuwiglijk dienen.''</blockquote>
 
Ex 21:6 Zo zal hem zijn <u>heer</u> tot de goden brengen, daarna zal hij hem aan de deur, of aan den post brengen; en zijn <u>heer</u> zal hem met een priem zijn oor doorboren, en hij zal hem eeuwiglijk dienen.''</blockquote>‘Adon’ kan verwijzen naar een ''heerser''. De broers van Jozef noemen hem de ‘heer’ van het land Egypte (Gen 42:30, 33). Juda sprak onderkoning Jozef aan als ‘mijn heer’ (Gen 44:16). De knechten van koning Saul spreken hem aan met ‘onze heer’ (1 Sam. 16:16). David spreekt koning Saul aan met ‘mijn heer’ (1 Sam 24:8).
 
Jesaja zegt tot God:<blockquote>''Jes 26:13 HEERE, onze God! [andere] heren, behalve Gij, hebben over ons geheerst; [doch] door U alleen gedenken wij Uws Naams.''</blockquote>‘Adon’ kan verwijzen naar een ''vader''. Rachel noemde haar vader ‘mijn heer’ (Gen 31:35).
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.