Naar inhoud springen

Adon (Hebr.): verschil tussen versies

16 bytes verwijderd ,  8 jaar geleden
Regel 61:
Adon wordt ook gebruikt tegenover een ''engel''. Jozua sprak een engelvorst aan met ‘mijn heer’.
 
<blockquote>''Joz 5:13  Het gebeurde nu, terwijl Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen opsloeg. Zie, daar stond een man tegenover hem met een uitgetrokken zwaard in de hand. Jozua trad op hem toe en vroeg hem: Behoort gij tot ons of tot onze tegenstanders?<br>Joz 5:14 Doch hij antwoordde: Neen, maar ik ben de vorst van het leger van de HEER. Nu ben ik gekomen. Toen wierp Jozua zich op zijn aangezicht ter aarde, boog zich neer en zeide tot hem: Wat heeft mijn <u>heer</u> tot zijn knecht te zeggen?<br>Joz 5:15 En de vorst van het leger van de HEER zei tot Jozua: Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop gij staat, is heilig. En Jozua deed dit.''</blockquote>Aan Jozua verscheen een engel van de HEER, ja, de HEER zelf. Jozua spreekt hem aan met ‘mijn heer’.<blockquote>''Ri 6:11  Toen kwam een Engel des HEEREN, en zette Zich onder den eik, die te Ofra is, welke aan Joas, den Abi–ezriet, toekwam; en zijn zoon Gideon dorste tarwe bij de pers, om [die] te vluchten voor het aangezicht der Midianieten.<br>Ri 6:12 Toen verscheen hem de Engel des HEEREN, en zeide tot hem: De HEERE is met u, gij, strijdbare held!<br>Ri 6:13 Maar Gideon zeide tot Hem: Och, mijn <u>Heer</u>! zo de HEERE met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? en waar zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft ons de HEERE niet uit Egypte opgevoerd? Doch nu heeft ons de HEERE verlaten, en heeft ons in der Midianieten hand gegeven.<br>Ri 6:14 Toen keerde zich de HEERE tot hem, en zeide: Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israel uit der Midianieten hand verlossen; heb Ik u niet gezonden?<br>Ri 6:15 En hij zeide tot Hem: Och, mijn <u>Heer</u>! waarmede zal ik Israel verlossen? Zie, mijn duizend is het armste in Manasse, en ik ben de kleinste in mijns vaders huis.<br>Ri 6:16 En de HEERE zeide tot hem: omdat Ik met u zal zijn, zo zult gij de Midianieten slaan, als een enigen man.<br>Ri 6:17 En hij zeide tot Hem: Indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een teken, dat Gij het zijt, Die met mij spreekt.<br>Ri 6:17 En hij zeide tot Hem: Indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een teken, dat Gij het zijt, Die met mij spreekt.<br>Ri 6:18 Wijk toch niet van hier, totdat ik tot U kome, en mijn geschenk uitbrenge, en U voorzette. En Hij zeide: Ik zal blijven, totdat gij wederkomt.<br>Ri 6:19 En Gideon ging in, en bereidde een geitenbokje, en ongezuurde [koeken] van een efa meels; het vlees leide hij in een korf, en het sop deed hij in een pot; en hij bracht het tot Hem uit, tot onder den eik, en zette het neder.<br>Ri 6:20 Doch de Engel Gods zeide tot hem: Neem het vlees en de ongezuurde [koeken], en leg ze op dien rotssteen, en giet het sop uit; en hij deed alzo.<br>Ri 6:21 En de Engel des HEEREN stak het uiterste van den staf uit, die in Zijn hand was, en roerde het vlees en de ongezuurde [koeken] aan; toen ging er vuur op uit de rots, en verteerde het vlees en de ongezuurde [koeken]. En de Engel des HEEREN bekwam uit zijn ogen.<br>Ri 6:22 Toen zag Gideon, dat het een Engel des HEEREN was; en Gideon zeide: Ach, <u>Heere</u>, HEERE! daarom, omdat ik een Engel des HEEREN gezien heb van aangezicht tot aangezicht.<br>Ri 6:23 Doch de HEERE zeide tot hem: Vrede zij u, vrees niet, gij zult niet sterven.<br>Ri 6:24 Toen bouwde Gideon aldaar den HEERE een altaar, en noemde het: De HEERE is vrede! het is nog tot op dezen dag in Ofra der Abi–ezrieten.<br>
<blockquote>''Joz 5:13  Het gebeurde nu, terwijl Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen opsloeg. Zie, daar stond een man tegenover hem met een uitgetrokken zwaard in de hand. Jozua trad op hem toe en vroeg hem: Behoort gij tot ons of tot onze tegenstanders?<br>
Ri 6:25  En het geschiedde in dienzelven nacht, dat de HEERE tot hem zeide: Neem een var van de ossen, die van uw vader zijn, te weten, den tweeden var, van zeven jaren; en breek af het altaar van Baal, dat van uw vader is, en houw af het bos, dat daarbij is.<br>Ri 6:26 En bouw den HEERE, uw God, een altaar, op de hoogte dezer sterkte, in een bekwame plaats; en neem den tweeden var, en offer een brandoffer met het hout der hage, die gij zult hebben afgehouwen.''</blockquote>
Joz 5:14 Doch hij antwoordde: Neen, maar ik ben de vorst van het leger van de HEER. Nu ben ik gekomen. Toen wierp Jozua zich op zijn aangezicht ter aarde, boog zich neer en zeide tot hem: Wat heeft mijn <u>heer</u> tot zijn knecht te zeggen?<br>
 
Joz 5:15 En de vorst van het leger van de HEER zei tot Jozua: Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop gij staat, is heilig. En Jozua deed dit.''</blockquote>Aan Jozua verscheen een engel van de HEER, ja, de HEER zelf. Jozua spreekt hem aan met ‘mijn heer’.<blockquote>''Ri 6:11  Toen kwam een Engel des HEEREN, en zette Zich onder den eik, die te Ofra is, welke aan Joas, den Abi–ezriet, toekwam; en zijn zoon Gideon dorste tarwe bij de pers, om [die] te vluchten voor het aangezicht der Midianieten.<br>
Daniel sprak de engel die hem verscheen aan met ‘mijn heer’:
Ri 6:12 Toen verscheen hem de Engel des HEEREN, en zeide tot hem: De HEERE is met u, gij, strijdbare held!<br>
 
Ri 6:13 Maar Gideon zeide tot Hem: Och, mijn <u>Heer</u>! zo de HEERE met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? en waar zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft ons de HEERE niet uit Egypte opgevoerd? Doch nu heeft ons de HEERE verlaten, en heeft ons in der Midianieten hand gegeven.<br>
<blockquote>''Da 10:16 En ziet, [Een], den mensenkinderen gelijk, raakte mijn lippen aan, toen deed ik mijn mond open, en ik sprak, en zeide tot Dien, Die tegenover mij stond: Mijn <u>Heere</u>! om des gezichts wil keren zich mijn weeen over mij, zodat ik geen kracht behoude. <br>Da 10:17 En hoe kan de knecht van dezen mijn <u>Heere</u> spreken met dien mijn <u>Heere</u>? Want wat mij aangaat, van nu af bestaat geen kracht in mij, en geen adem is in mij overgebleven.<br>Da 10:18 Toen raakte mij wederom aan Een, als [in] de gedaante van een mens; en Hij versterkte mij.<br>Da 10:19 En Hij zeide: Vrees niet, gij zeer gewenste man! vrede zij u, wees sterk, ja, wees sterk! En terwijl Hij met mij sprak, werd ik versterkt, en zeide: Mijn <u>Heere</u> spreke, want Gij hebt mij versterkt.''</blockquote>
Ri 6:14 Toen keerde zich de HEERE tot hem, en zeide: Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israel uit der Midianieten hand verlossen; heb Ik u niet gezonden?<br>
Ri 6:15 En hij zeide tot Hem: Och, mijn <u>Heer</u>! waarmede zal ik Israel verlossen? Zie, mijn duizend is het armste in Manasse, en ik ben de kleinste in mijns vaders huis.<br>
Ri 6:16 En de HEERE zeide tot hem: omdat Ik met u zal zijn, zo zult gij de Midianieten slaan, als een enigen man.<br>
Ri 6:17 En hij zeide tot Hem: Indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een teken, dat Gij het zijt, Die met mij spreekt.<br>
Ri 6:17 En hij zeide tot Hem: Indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een teken, dat Gij het zijt, Die met mij spreekt.<br>
Ri 6:18 Wijk toch niet van hier, totdat ik tot U kome, en mijn geschenk uitbrenge, en U voorzette. En Hij zeide: Ik zal blijven, totdat gij wederkomt.<br>
Ri 6:19 En Gideon ging in, en bereidde een geitenbokje, en ongezuurde [koeken] van een efa meels; het vlees leide hij in een korf, en het sop deed hij in een pot; en hij bracht het tot Hem uit, tot onder den eik, en zette het neder.<br>
Ri 6:20 Doch de Engel Gods zeide tot hem: Neem het vlees en de ongezuurde [koeken], en leg ze op dien rotssteen, en giet het sop uit; en hij deed alzo.<br>
Ri 6:21 En de Engel des HEEREN stak het uiterste van den staf uit, die in Zijn hand was, en roerde het vlees en de ongezuurde [koeken] aan; toen ging er vuur op uit de rots, en verteerde het vlees en de ongezuurde [koeken]. En de Engel des HEEREN bekwam uit zijn ogen.<br>
Ri 6:22 Toen zag Gideon, dat het een Engel des HEEREN was; en Gideon zeide: Ach, <u>Heere</u>, HEERE! daarom, omdat ik een Engel des HEEREN gezien heb van aangezicht tot aangezicht.<br>
Ri 6:23 Doch de HEERE zeide tot hem: Vrede zij u, vrees niet, gij zult niet sterven.<br>
Ri 6:24 Toen bouwde Gideon aldaar den HEERE een altaar, en noemde het: De HEERE is vrede! het is nog tot op dezen dag in Ofra der Abi–ezrieten.<br>
Ri 6:25  En het geschiedde in dienzelven nacht, dat de HEERE tot hem zeide: Neem een var van de ossen, die van uw vader zijn, te weten, den tweeden var, van zeven jaren; en breek af het altaar van Baal, dat van uw vader is, en houw af het bos, dat daarbij is.<br>
Ri 6:26 En bouw den HEERE, uw God, een altaar, op de hoogte dezer sterkte, in een bekwame plaats; en neem den tweeden var, en offer een brandoffer met het hout der hage, die gij zult hebben afgehouwen.''</blockquote>Daniel sprak de engel die hem verscheen aan met ‘mijn heer’:<blockquote>''Da 10:16 En ziet, [Een], den mensenkinderen gelijk, raakte mijn lippen aan, toen deed ik mijn mond open, en ik sprak, en zeide tot Dien, Die tegenover mij stond: Mijn <u>Heere</u>! om des gezichts wil keren zich mijn weeen over mij, zodat ik geen kracht behoude. <br>
Da 10:17 En hoe kan de knecht van dezen mijn <u>Heere</u> spreken met dien mijn <u>Heere</u>? Want wat mij aangaat, van nu af bestaat geen kracht in mij, en geen adem is in mij overgebleven.<br>
Da 10:18 Toen raakte mij wederom aan Een, als [in] de gedaante van een mens; en Hij versterkte mij.<br>
Da 10:19 En Hij zeide: Vrees niet, gij zeer gewenste man! vrede zij u, wees sterk, ja, wees sterk! En terwijl Hij met mij sprak, werd ik versterkt, en zeide: Mijn <u>Heere</u> spreke, want Gij hebt mij versterkt.''</blockquote>
 
== God als Adon ('Heer') ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.