Naar inhoud springen

Evangelie naar Johannes: verschil tussen versies

18.002 bytes verwijderd ,  6 jaar geleden
k
Regel 20:
 
== Samenvatting ==
Zie [[Evangelie naar Johannes/Samenvatting]]
'''Joh. 1''' Het Woord. Prediking van Johannes de doper. De eerste discipelen.
* 1:1-18    Het Woord, de Heer Jezus, God zelf, is vlees geworden.
* 1:19-28  De prediking van Johannes de doper en de vragen hem gesteld. 
* 1:29-34  De volgende dag wijst Johannes op Jezus als het Lam van God en de Zoon van God
* 1:35-51  De volgende dag worden komen de eerste leerlingen tot Jezus.
Alle wezenlijke namen van de Heer zijn in dit hoofdstuk te vinden: God (zijn wezenlijke Godheid vóór de schepping), Hij is de Schepper, het ware Licht, de eniggeboren van de Vader (Zijn eeuwig Zoonschap), Hij is de Vleesgewordene ('het Woord is vlees geworden'), het Lam van God, de Zoon van God, de Messias, de koning van Israel en de Zoon des mensen. 
 
De joden, 'de zijnen,' hebben Hem niet aangenomen; maar wie Hem aannamen heeft Hij macht gegeven om kinderen van God te worden. De Heer werd hun een middelpunt: 1. Zijn verblijfplaats een verblijfplaats voor hen; 2. Hij is de Degeen die zij hierbeneden hebben te volgen; 3. Hij is de hoop van Israël. 
 
Een glimp van Zijn heerlijkheid in het [[Vrederijk]] wordt gegeven in de verklaring aan het eind van het hoofdstuk: de engelen zullen opstijgen en neerdalen op de Zoon des mensen.
 
'''Joh. 2''' De bruiloft in Kana. Tempelreiniging.
* 2:1-11   Op de derde dag verandert Jezus op een bruiloft te Kana te Galiléa, toen de wijn op was, water in wijn. Dit is het begin van zijn tekenen. 
* 2:12      Jezus in Kapernaüm
* 2:13-17  In de Paastijd drijft Jezus alle handelaars met hun dieren uit de tempel te Jeruzalem
* 2:18-22  Jezus bevraagd naar aanleiding van zijn optreden
* 2:23-25  Velen geloven in Jezus om de tekenen die Hij doet. Jezus vertrouwt zich echter niet aan hen toe.
Dit hoofdstuk geeft een voorafbeelding van de Vrederijkszegen in het bruiloftsfeest: Jezus is de bron van het 'goede wijn' - de beste vreugde - toen de wijn van Israël was opgeraakt; Zijn goddelijk recht om de tempel te reinigen zou worden bewezen door Zijn kracht om de tempel van Zijn lichaam weer op te richten, waarna, voor een tijd, de stenen [[tempel]] opzij werd gezet.
 
'''Joh. 3''' De noodzakelijkheid van de wedergeboorte en het verhoogd worden van de Heer, met de slang in de woestijn als voorbeeld. Het getuigenis van Johannes de doper aangaande de Zoon van God.
* 3:1-22   Gesprek met Nicodemus, 'de leraar van Israël': over de wedergeboorte en behoudenis door geloof in de Zoon van God.
* 3:23-26 Jezus en Johannes dopen. Vraag over Jezus' dopen. 
* 3:27-36 Getuigenis van Johannes de doper aangaande Jezus, de Bruidegom, hem die van Boven is, de Zoon van God.
De mens, zoals hij van nature is, zelfs al is hij voornaam en bevoorrecht als Nicodemus, moet door het werking van de Geest en het Woord van God opnieuw, nu geestelijk, geboren worden, teneinde het Koninkrijk van God te kunnen zien en binnengaan. Hij moet geboren worden uit water en Geest. Wat uit de Geest geboren is, is geest, in tegenstelling tot vlees, en het water betekent ongetwijfeld het woord van God in zijn zedelijke werking, vgl. Joh 15: 3; 1 Petrus 1:23. Dit had 'de leraar van Israël' moeten weten uit de profetische aankondiging in Eze 36:25 enz. aangaande de aardse zegen. Maar de Heer gaat spreken van hemelse dingen. De mens, die een zondaar is, kan door het geloof in de Zoon van God - in diens verhoging aan het kruis het tegenbeeld van de koperen slang - behouden worden en eeuwig leven ontvangen. Hier vernemen wij voor het eerst het getuigenis van de liefde van God tot de wereld, en Zijn doel met de mens in het geven van Zijn enige Zoon, namelijk dat wie in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. De liefde van God is niet beperkt tot de Joden ("de wereld... ieder die in Hem gelooft", Joh. 3:16).
 
Johannes de Doper legt een volgend en ontroerend getuigenis af aangaande Jezus. Johannes' blijdschap wordt vervuld door het horen van de stem van de Bruidegom, hoewel hijzelf ten opzichte van de Heiland minder moet worden. De laatste twee verzen zijn ongetwijfeld<ref>Aldus ''A New and Concise Bible Dictionary'' (George Morris, 1899) s.v. 'John, the Gospel by'.</ref> de woorden van de evangelist. Jezus wordt als de Zoon voorgesteld. Geloof in Hem is eeuwig leven, ongehoorzaamheid aan Hem houdt de mens onder Gods toorn.
 
'''Joh. 5'''  Een teken te Jeruzalem: genezing van een verlamde bij het badwater Bethesda op de sabbat en Jezus’ verantwoording aan de Joden.
* 5: 1-5     het badwater Bethesda
* 5: 6-9     genezing van een verlamde
* 5: 10-13 verantwoording van de verlamde aan de Joden
* 5: 14-15 ontmoeting met Jezus
* 5: 16-47 verantwoording van Jezus aan de Joden
De zegen in het badwater van Bethesda werd overtroffen door de kracht van het woord van de Zoon van God. Het genezingswonder verricht op de sabbat is een werk van de zoon in afhankelijkheid van de Vader, die eveneens werkt. "Mijn Vader werkt tot nu toe en ik werk." De Vader en de Zoon één zijn in hun werk van genade. De Vader oordeelt niet; de Zoon wekt op en oordeelt. Wie Zijn woord hoort en gelooft in de Vader die Hem gezonden heeft, heeft eeuwig leven en zal niet in het oordeel komen. Hij is uit de dood overgegaan in het leven. Zij die zedelijk-geestelijk dood zijn, horen Zijn stem nu, en zij die gehoord hebben zullen leven. Ook allen die in hun graven zijn, zullen horen en uitgaan, en er zal een opstanding van het leven en een ten oordeel zijn. In dit hoofdstuk wordt het leven beschouwd in samenhang met de stem van de Heer Jezus als de Zoon van God. Naast het getuigenis van Johannes, was er de drievoudige getuige van Zijn heerlijkheid: Zijn werken, de Vader, en de Schriften.
 
'''Joh. 6'''  Spijziging van vijfduizend mensen. Op het water lopend komt Jezus de zijnen op het meer te hulp. Het brood van het leven. Toehoorders lopen weg, leerlingen blijven.
* 6: 1-15   Het wonder van de spijziging van 5000 mannen.
* 6: 16-21 De discipelen op een onstuimig meer van Galilea. Jezus komt op het water lopend naar hen toe. Terstond komen ze aan land. 
* 6: 22-71 De Heer noemt zich het Brood des levens. Velen verlaten hem, de twaalven blijven Hem trouw.
* Viermaal verzekert de Heer dat Hij de ontslapenen zal opwekken op de laatste dag.
Vijfduizend mannen worden gevoed door de macht van de Heer, die schaarste verandert in overvloed. Getroffen door dit machtsteken wil de menigte, die Hem nu erkent als profeet, Hem koning maken. Maar Hij trekt zich terug naar een berg, als naar de plaats van de priester. De discipelen varen intussen op de zee te midden van duisternis en storm. De Heer komt tot hen, wandelend op de zee. Dit alles lijkt op Israël toepasbaar: de Heer wordt gezien als profeet, koning en priester. Hij zal hen leiden tot de haven van hun begeerte.
 
Wat volgt heeft betekenis voor het heden. De Zoon des mensen is het ware brood uit de hemel, en het werk van God dat mensen kunnen doen is geloven in de Zoon. Er is een tegenstelling tussen het manna en het nieuwe en hemelse voedsel. "Indien iemand zal eten van dit brood hij zal in eeuwigheid leven." Het leven wordt hier voorgesteld als iets dat men zich toeeigend door het eten van hemels voedsel, in plaats van als de levendmakende kracht van de Zoon van God zoals in het vorige hoofdstuk (Joh. 5). Maar voor dit toe te eigenen leven moest Christus sterven - Zijn vlees geven voor het leven van de wereld. "Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en Ik zal hem opwekken op de laatste dag." We moeten ons voeden met een gestorven Heiland. Zijn dood is ons het leven. Dit schijnt een hard woord, maar het is een woord van leven.
 
'''Joh. 7''' De Heer Jezus komt niet openlijk in Jeruzalem op het [[Loofhuttenfeest]]. Later gaat Hij naar de tempel en spreekt tot de Joden, die met haat vervuld zijn.
* 7: 1-9     Jezus’ broers, nog ongelovig, moedigen hem aan op te treden in Judea
* 7: 10-53 Jezus op het loofhuttenfeest
De aardse zegen, waarvan het Loofhuttenfeest een voorafschaduwing is, wordt uitgesteld, omdat Christus wordt afgewezen; zelfs Zijn broers geloven niet in Hem. Maar de grote dag van het Loofhuttenfeest is de achtste, die symbolisch staat voor de dag van de nieuwe schepping en van de eeuwige zegen. Hiervan is de [[Heilige Geest|Geest]] het onderpand, die door verheerlijkte Christus is gezonden. Op deze achste dag stond Jezus en riep, "Als iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Hij die in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt, uit zijn buik zullen stromen van levend water vloeien. Maar dit zei Hij van de Geest, welke zij, die in Hem geloofden, zouden ontvangen." De Joden worden achtergelaten in onenigheid en duisternis.
 
'''Joh. 8''' De overspelige vrouw. De Heer verworpen.
* 8:1-11   De Heer tegenover de overspelige vrouw en haar aanklagers.
* 8:12-59 De Heer spreekt de Joden toe, die opnieuw trachten om hem te doden.
In hoofdstuk 8 schijnt de Heer als het Licht, gelijk hij in hoofdstuk 1 is genoemd. Degenen die een overspelige vrouw bij hem brachten om Hem voor een dilemma te plaatsen, worden zelf indirect veroordeeld door het licht van Zijn Woord: "En toen zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op en zei tot hen: Wie van u zonder zonde is, laat die het eerst een steen op haar werpen." (Joh.8:7). Daarop verlieten zij hem één voor één, veroordeeld door hun eigen geweten. Als de Heer getuigt dat hij het Licht der wereld is, verwerpen de Joden hem. En als hij zegt dat hij vóór Abraham is, "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer Abraham was, ben ik," nemen zij stenen op om hem te stenigen.
 
'''Joh. 9''' De genezing van een blindgeborene, die een aanbidder wordt, nadat hij uit de synagoge geworpen is. Opnieuw een openbaring van haat.
 
De Heer Jezus geeft gezichtsvermogen aan een blindgeborene. Hier is het Zijn ''werk'' dat van de Heer getuigt. De leiders van de Joden waren zelf blind. Ze zeiden aangaande van Jezus: "Wij weten dat deze man een zondaar is." De blindgeborene weerlegt hun bewering door een eenvoudige redenering. Maar zij werpen hem uit hun synagoge. Jezus openbaart zich aan hem als de Mensenzoon. De blindgeborene gelooft in Jezus en aanbidt hem. Hoewel uitgeworpen door mensen, behoort Hij nu de Heer toe. Hij werd ziende, maar de ziende Farizeeën (9:15), de Joden (9:18) die Jezus verwierpen, waren blind geworden (9:39).
 
'''Joh. 10''' De Heer noemt zich de goede Herder en verzekert: niemand kan mijn schapen uit mijn hand rukken, en belooft hun het eeuwige leven te geven.
* 10:1-18   Jezus de Goede Herder en de Deur der schapen
* 10:19-21 Verdeeldheid onder de Joden om Jezus’ woorden
* 10:22-38 Jezus met steniging bedreigd door de Joden
* 10:39-42 Jezus naar de doopplaats van Johannes
Dit hoofdstuk moet in nauwe samenhang met het voorgaande worden worden gelezen. Verworpen in zijn woord en werk, wordt de Heer nu geopenbaard als de Herder van de schapen. Als de Joden een leerling van Jezus uitwerpen, is Hij degene die leidt en invoert. Hij is de goede Herder en de deur van de schapen. Hij legt zijn leven af voor de schapen. Door Hem vinden de schapen voedsel en vrijheid. Hij kent ze en de schapen kennen Hem. De schapen behoren tot een nieuwe, hemelse orde. Joden en heidenen brengt hij samen in één kudde. Verder geeft hij zijn schapen het eeuwige leven, en bewaart hen als gaven van de Vader. De Joden trachtten opnieuw hem te grijpen, en Hij vertrok over de Jordaan naar de doopplaats van Johannes.
 
'''Joh. 11''' De opwekking van Lazarus, een vriend van de Heer. Hierdoor wordt God verheerlijkt, de zusters Martha en Maria worden getroost, het medeleven van de Heer komt openbaar en tevens zijn macht over de dood.
* 11:1-16   Het bericht over Lazarus' dood 
* 11:17-27 Gesprek met Martha
* 11:28-32 Gesprek met Maria
* 11:33-44 Opwekking van Lazarus
* 11:45-53 De Joodse Raad beraadslaagt om Jezus te doden
* 11:54      Jezus verwijdert zich naar Efraïm
* 11:55-57 Jezus vóór het Pascha in Jeruzalem gezocht
De heerlijkheid van de Zoon van God wordt geopenbaard door de opwekking van Lazarus: Jezus is de opstanding en het leven. Tegelijkertijd ontstaat een crisis als gevolg van zijn invloed op de Joden. De leiders van het volk zweren daarom samen. De voorzitter van de Raad, de hogepriester, beslist dat het nuttig was, dat één mens sterft voor het volk en niet het hele volk omkomt. De hogepriester sprak dit onder ingeving van Boven, en de Geest voegt toe: "en niet alleen voor het volk, maar opdat Hij ook de verstrooide kinderen van God tot een zou vergaderen" (Joh. 11:52).
 
'''Joh. 12'''. Jezus voor zijn begrafenis gezalfd. Zijn intocht in Jeruzalem. Over Zijn toekomstige verhoging aan het kruis.
* 12: 1 - 19 De zalving van de Heer door Maria bij een maaltijd voor Hem aangericht. De glorieuze intocht van de Heer in Jeruzalem op een veulen.
* 12: 20 - 50 De Grieken; de Heer zou de kruisdood sterven; zijn toespraak tot de menigte.
Maria, die aanvoelt wat Jezus zal overkomen, zalft zijn lichaam voor zijn begrafenis, en het huis wordt gevuld met de geur van de zalf. Het gelovig overblijfsel in Bethanië onderscheidt zich door de plaats die Jezus in hun hart had en Maria onderscheidt zich door haar verstaan van Jezus' waardij. Tegenover de dochter van Sion wordt een laatste getuigenis afgelegd, als haar koning Jeruzalem binnenkomt, zittend op het veulen van een ezelin, te midden van een juichende menigte, die getuige was geweest van Lazarus' opwekking. De Farizeeën zijn verward.
 
Nadat zijn heerlijkheid als Zoon van God was vertoond en de Heer aan Jeruzalem als Zoon van David was voorgesteld, wensen sommige Grieken, heidenen, Jezus te zien. Hun verzoek geeft aanleiding om een andere heerlijkheid van de Heer Jezus naar voren te brengen. Hij is de Zoon des mensen. En het uur was gekomen dat Deze verheerlijkt moest worden. Hij kon het koninkrijk niet aanvaarden en zegen brengen voor Joden of Grieken zonder te sterven. Terwijl de heerlijkheid van het koninkrijk werd uitgesteld, zou de Heer Zelf verheerlijkt worden als Zoon des mensen, en door te sterven als een graankorrel veel vrucht voortbrengen. Maar dit was voor een andere wereld - voor het eeuwige leven; men moet zijn leven in deze wereld haten een verworpen Christus volgen. We zien wat de raadsbesluiten van God zijn in verband met de mens die in de hemel wordt verheerlijkt, en hoe de dood van de Zoon des mensen dat tot stand zou brengen. De wereld hier beneden is nu definitief geoordeeld en haar vorst, de duivel, uitgeworpen. Een verhoogde Mensenzoon wordt het aantrekkende voorwerp en het verzamelpunt voor het geloof. Het hoofdstuk sluit af met de verwerping van de Joden. Van toen af is de bediening van de Heer in de besloten kring van zijn leerlingen.
 
'''Joh. 13''' Jezus wast - gelijk een slaaf - de voeten van zijn leerlingen. Hij wijst de verrader aan. Judas gaat heen om hem te verraden. Het liefdegebod.
* 13:1-17 Jezus wast de voeten van zijn leerlingen, hen tot voorbeeld
* 13:18-30 Jezus wijst Judas aan als de verrader. Judas vertrekt. 
* 13:31-32 De Zoon des mensen is verheerlijkt en God in hem.
* 13:33 Jezus kondigt zijn heengaan aan
* 13:34-35 en geeft zijn leerlingen een nieuw gebod, een liefdegebod.
De Heer wast de voeten van de discipelen, want het uur is gekomen dat Hij heengaat naar de Vader. De voetwassing maakt duidelijk dat de leerlingen zedelijk geschikt moeten zijn voor de nieuwe plaats waar hun Heer zou heengaan, waarin zij een deel met Hem zouden moeten hebben. De werking van het Woord (het water) zou hen zedelijk in staat stellen om te genieten van de gemeenschap met Hem, wanneer Hij bij de Vader zou zijn. In het begin waren ze geestelijk gezien geheel gewassen of gebaad (zoals bij de wijding van de priesters onder de Mozaïsche wet) en dit hoefde niet herhaald te worden; maar om hemelse dingen te genieten was een herhaalde praktische reiniging nodig, aangeduid door het wassen van de voeten alleen. Dit werk moeten de leerlingen ook aan elkaar doen: door de bediening van het woord verwijderen wat de gemeenschap verhindert. Zonder gemeenschap met Hem kunnen zij Hem niet in de wereld vertegenwoordigen.
 
Deze dingen zijnen niet van toepassing op Judas. Na ontvangst van het stuk ingedoopt brood uit de handen van de Heer gaat Judas onmiddellijk heen om Hem te verraden. Het is nacht. In tegenstelling met het verraad en het lijden dat over Hem zal komen, spreekt de Heer van de verheerlijking van de Zoon des mensen, in wie God verheerlijkt is. God zal de Zoon terstond verheerlijken. Hij gebiedt hun elkaar lief te hebben zoals Hij hen heeft liefgehad. Dit is een nieuw gebod. De discipelen zullen door hun onderlinge liefde gekend worden als degenen die van Hem zijn. 
 
De Heer voorzegt de verloochening door Petrus, als deze zegt zijn leven voor de meester te zullen afleggen.
 
'''Joh. 14''' De. Heer vertroost de zijnen als Hij spreekt over zijn heengaan en wederkomst voor de zijnen en belooft hun de grote Trooster, de Heilige Geest, te zullen zenden.
 
'''Joh. 15''' De Heer noemt zich de ware wijnstok. Hij spreekt over blijdschap en bidden.
 
'''Joh. 16''' Opnieuw vestigt Hij de aandacht van de zijnen op de Heilige Geest, de Geest van de waarheid, die komen zou en bij hen zou blijven; over bidden in zijn naam en over toekomstige verdrukking.
 
'''Joh. 17''' Een pleitrede van de Heer Jezus tot de Vader voor de zijnen; Hij spreekt driemaal over het één zijn met Hem en met elkaar.
 
'''Joh. 18''' De gevangenneming van de Heer; de verloochening door Petrus. Voor Pilatus getuigt de Heer van de waarheid.
 
'''Joh. 19''' Zijn veroordeling en terechtstelling. Hij spreekt vanaf het kruis woorden uit, waarvan hier het tweede, vijfde en zesde woord is opgetekend. Zijn begrafenis.
 
'''Joh. 20''' De opgestane Heer in het midden van de zijnen te Jeruzalem, nadat Hij eerst aan Maria Magdalena is verschenen. Een week later nog eens in het midden van de zijnen, waar Thomas nu ook bij is.
 
'''Joh. 21''' De openbaring van de opgestane Heer aan de zee van Tibérias. Het herstel van Petrus in de dienst. Driemaal had hij zijn Meester verloochend, driemaal weerklinkt de vraag: "hebt u mij lief?"
 
== Belangrijke woorden ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.