Teman (landstreek)
Teman (ook geschreven als Theman) is in de Bijbel zowel de naam van een streek in Edom als van een Edomitische vorst. Aan deze vorst - zie Teman (persoon) - die er regeerde heeft de streek haar naam ontleend.
Ge 36:34 En Jobab stierf, en Husam, uit der Temanieten land, regeerde in zijn plaats. (SV)
Eze 25:13 Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal ook Mijn hand uitstrekken tegen Edom, en Ik zal mens en beest uit haar uitroeien; en zal haar [tot] een woestheid stellen van Theman af; en zij zullen [tot] Dedan [toe] door het zwaard vallen. (SV)
Teman, Seïr en Gebal (Ps. 83:7) zijn namen verbonden met Edom.
De ligging van Teman is onzeker. Vermoedelijk lag het landschap in het zuiden van Edom[1].
De hoofdstad van Teman was Bozra, dat tijdelijk de hoofdstad van Edom is geweest.
Am 1:12 Daarom zal Ik een vuur zenden in Theman, dat zal de paleizen van Bozra verteren. (SV)
Teman was bekend om zijn wijsheid.
Jer 49:7 Tegen Edom zegt de HEERE der heirscharen alzo: Is er dan geen wijsheid meer te Theman? Is de raad vergaan van de verstandigen? Is hunlieder wijsheid onnut geworden? (SV)
In Edom was de streek Teman van grote betekenis. Daarom wordt de naam Teman dikwijls voor heel Edom gebruikt.
Ob 1:9 Ook zullen uw helden, o Theman! versaagd zijn; opdat een ieder uit Ezau’s gebergte door den moord worde uitgeroeid. (SV) Jer 49:7 Tegen Edom zegt de HEERE der heirscharen alzo: Is er dan geen wijsheid meer te Theman? Is de raad vergaan van de verstandigen? Is hunlieder wijsheid onnut geworden? [...] Jer 49:20 Daarom hoort des HEEREN raadslag, dien Hij over Edom heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten, die Hij gedacht heeft over de inwoners van Theman: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen nedertrekken! Indien hij hunlieder woning niet boven hen zal verwoesten! [...] Jer 49:22 Ziet, hij zal opkomen en snel vliegen, als een arend, en zijn vleugelen over Bozra uitbreiden; en het hart van Edoms helden zal te dien dage wezen, als het hart ener vrouw, die in nood is. (SV)
Een van de vrienden van Job was Elifaz, de Themaniet.
Job 2:11 Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen, en om hem te vertroosten. (SV)
In de tijd na Christus bestond er ook een stad Teman in Idumea (de Griekse naam voor Edom), maar deze stad wordt niet vermeld in de Bijbel.
Toekomst
In de toekomst zal God komen van Teman, ten opzichte van Israël uit het zuiden of zuidoosten. Hij zal komen ten gerichte, om met toorn de heidenen te 'dorsen', en ter verlossing van zijn volk Israël.
Hab 3:3 God kwam van Theman, en de Heilige van den berg Paran. Sela. Zijn heerlijkheid bedekte de hemelen, en het aardrijk was vol van Zijn lof. Hab 3:4 En er was een glans als des lichts, Hij had hoornen aan Zijn hand, en aldaar was Zijn sterkte verborgen. Hab 3:5 Voor Zijn aangezicht ging de pestilentie, en de vurige kool ging voor Zijn voeten henen. Hab 3:6 Hij stond, en mat het land, Hij zag toe, en maakte de heidenen los, en de gedurige bergen zijn verstrooid geworden; de heuvelen der eeuwigheid hebben zich gebogen; de gangen der eeuw zijn Zijne. Hab 3:7 Ik zag de tenten van Kusan onder de ijdelheid; de gordijnen des lands van Midian schudden. Hab 3:8 Was de HEERE ontstoken tegen de rivieren? Was Uw toorn tegen de rivieren, was Uw verbolgenheid tegen de zee, toen Gij op Uw paarden reedt? Uw wagens waren heil. Hab 3:9 De naakte grond werd ontbloot [door] Uw boog, [om] de eden, aan de stammen gedaan [door] het woord. Sela. Gij hebt de rivieren der aarde gekloofd. Hab 3:10 De bergen zagen U, [en] leden smart; de waterstroom ging door, de afgrond gaf zijn stem, hij hief zijn zijden op [in] de hoogte. Hab 3:11 De zon en de maan stonden stil in [haar] woning; met het licht gingen Uw pijlen daarhenen, met glans Uw bliksemende spies. Hab 3:12 Met gramschap tradt Gij [door] het land, met toorn dorstet Gij de heidenen. Hab 3:13 Gij toogt uit tot verlossing Uws volks, tot verlossing met Uw Gezalfde; Gij doorwonddet het hoofd van het huis des goddelozen, ontblotende den grond tot den hals toe. Sela. Hab 3:14 Gij doorboordet met zijn staven het hoofd zijner dorplieden; zij hebben gestormd, om mij te verstrooien; die zich verheugden, alsof zij de ellendigen in het verborgen zouden opeten. Hab 3:15 Gij betradt [met] Uw paarden de zee; de geweldige wateren werden een hoop. (SV)
De vertaling van Hab. 3:3 in de tegenwoordige tijd 'God komt van Teman" is beter:
Hab 3:3 God komt van Teman en de Heilige van het gebergte Paran. sela Zijn majesteit bedekt de hemelen, en de aarde is vol van zijn lof. Hab 3:4 Er is een glans als van zonlicht, lichtstralen heeft Hij aan zijn zijde en daar is het omhulsel zijner kracht. (NBG51)
Vergelijk dit gebeuren met:
De 33:2 Hij zeide dan: De HEERE is van Sinai gekomen, en is hunlieden opgegaan van Seir (= gebergte in Edom); Hij is blinkende verschenen van het gebergte Paran, en is aangekomen met tien duizenden der heiligen; tot Zijn rechterhand was een vurige wet aan hen. (SV)
Bron
- Bijbels Theologische Encyclopedie ed. 2008 s.v. Teman
Voetnoten
- ↑ Erez Ben-Yosef, Thomas E. Levy, Mohammad Najjar, New Insights into the Iron Age Archaeology of Edom, Southern Jordan (2014), blz. 11. Christelijke Encyclopaedie. ed. 1929, s.v. Tema, heeft: het westen of noord-westen van Edom. Bijbels Theologische Encycl. ed. 2008, zegt: in het noorden of noordoosten van Edom.