Vrijheid van godsdienst
Vrijheid van godsdienst (of godsdienstvrijheid) omvat één of meer van de volgende vrijheden[1]:
- de vrijheid om van godsdienst te veranderen, bijv. van moslim christen worden of omgekeerd
- de vrijheid om anderen te winnen voor zijn eigen godsdienst (evangeliseren, overtuigen, zielen winnen).
- de vrijheid om gezamenlijk God te vereren en de gelovigen op te bouwen in huizen en kerken e.d.,
- de vrijheid om kerken of lokalen te bouwen om als gelovigen samen te komen
- de vrijheid om terwille van het eigen godsdienstige geweten een handeling te weigeren, bijv. homo's in 'de echt' te verbinden, of juist te verrichten, bijv. ritueel onverdoofd slachten
- de vrijheid om scholen op te richten op godsdienstige grondslag
Hoe meer/minder van genoemde vrijheden aanwezig zijn, hoe groter/minder de godsdienstvrijheid.
De vrijheid van godsdienst is, evenals andere vrijheden, beperkt. Het is soms moeilijk om de grens te trekken, zoals blijkt uit onderstaand geval:
Toch straf voor virtueel thuisonderwijs
|
Voetnoot
- ↑ Enkele vrijheid worden genoemd in een verklaring van de Zuidelijke Baptisten in de Verenigde Staten, zie art. Baptist resolution affirms biblical doctrine of hell, op www.ChristianTelegraph.com, 17 juni 2011.