Wind

Uit Christipedia

Wind is een (horizontale) luchtstroom in de dampkring.

Wervelwind in Ezech. 13: 11, 13. Mark. 4: 37. Luk. 8: 23 heeft in de grondtekst hetzelfde woord dat Luther anders met „weer” vertaalt (Jes. 17: 13), maar is in de Hebreeuwse grondtekst een stofwolk, door de storm opgejaagd en voortgezweept, evenzo Ps. 83: 14 en Jes. 41 : 16.

Lu 8:23  Terwijl zij varen slaapt hij in. Dan valt er een wervelwind op het meer; ze zijn volgelopen en in nood geraakt. (NaB) Lu 8:23  Terwijl zij nu voeren, viel Hij in slaap. En er sloeg en stormwind neer op het meer, en zij liepen vol en verkeerden in nood. (Telos)

Mr 4:37  Dan steekt er een geweldige stormwind op,- de golven stortten zich in de boot, zodat de boot gelijk al vol liep. (NaB)

Mr 4:37  En er ontstond een hevige stormwind en de golven sloegen in het schip, zodat het schip al vol liep. (Telos)

Rukwind. De rukwind is een hevige wervelwind.

Beeld en werktuig. De wind is met zijn geheimzinnig ontstaan en uitgangspunt, met zijn loop en sterkte, die zo weinig in 's mensen berekening en macht staan, een sprekende getuige van het machtig en wijs scheppen en handelen van God (Job 28 : 26. Ps. 135 :7. Pred. 11 : 5. Jes. 10: 13. Spr. 30: 4. Amos 4: 13. Joh. 3: 8), alsmede een krachtig werktuig van zijn nu eens met goedheid, dan weer met ernst tuchtigende hand (Gen. 8: 1. Job 26 : 13; 37 : 21; 1: 19).

De wind is in zijn verwoestende werking een beeld van de goddelijke straf (Jes. 64: 6. Jes. 4: 1.1); in het bijzonder de scherpe, droge, uit woest Arabië waaiende oostenwind (Jes. 27: 8), waaraan ook bij Ps. 103: 16 en Jes. 64: 6 te denken is.

Wind en Geest. De wind is de bewegende, verfrissende, reinigende, het zwakke sterkende, het trotse buigende en neerstortende adem van de fysieke schepping. Met hem heeft de Heilige Geest, de geestelijke levensadem uit God, gelijke naam in de Hebreeuwse en Griekse taal. Het Hebreeuwse woord 'roeach' (overgezet in het Nederlands) kan 'wind' en 'geest' betekenen. In het begin van de aarde zweefde de Geest van God over de oerwateren (Gen. 1:2). Adam hoorde de stem van God, die in de hof van Eden wandelde, aan de wind des daags.

Ge 3:8  En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan den wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den HEERE God, in het midden van het geboomte des hofs. (SV)

Jezus maakt een vergelijking tussen de wind en de Geest (Joh: 3: 8).

Op de Pinksterdag van Hand. 2 was een geweldige (woordelijk: voortdrijvende) wind de aardse drager van de hemelse geestesgave (Hand. 2: 2). De gebeurtenis herinnert aan het van de mond van de Opgestane uitgaande aanblazen van de discipelen (Joh. 20: 22).

Met de snelheid van de wind wordt die der engelen in Jahweh's dienst vergeleken (Ps. 104:4; Hebr. 1 : 7), (waarvoor geesten beter „winden” staat), maar ook het korte, vluchtige mensenleven (Job 7: 7. Ps. 78 : 39), in het algemeen het ijdele, nietige (Spr. 11 : 29. Pred. 5: 15. Jes. 41 : 29), het bedrieglijke, pralende, zwakke zielen medeslepende drijven van verleidende mensen (Hos. 8 : 7; 12 : 2. Ef. 4: 14).

Oostenwind

De oostenwind (Hebr. kadim) is in de Bijbel de uit de zandvlakten van woest Arabie (Jer. 13: 24; 4:11. Job. 1: 19) afkomende, scherpe, droge, onstuimige wind (Jes. 27 : 8. Job 15 : 30; 27: 21; 38 : 24. Hab. 1: 9), die in Israël regelmatig van of het midden van juni tot aan het midden van september, het hevigst in de maand augustus waait en eertijds vooral door de zeevarenden werd gevreesd (Ps. 48: 8. Ezech. 27: 26).

In de spreekwoordelijke gezegden: de stormende oostenwind najagen (Hos. 12: 2), de buik met oostenwind vullen (Luther: "ijdele woorden") (Job 15: 2), is een beeld niet alleen van het ijdele, zoals de wind in het algemeen, maar van het schadelijke, verderfelijke.

In het Grieks wordt de oostenwind kausoon genoemd, de verzengende. Het woord komt van het werkwoord καυσοω, kausoo, dat betekent 1. verbranden, in brand steken, 2. aan koortshitte lijden, van koorts versmachten. Het naamwoord καυσων, kausoon, betekent 1. brandende hitte, gloed, bijvoorbeeld van de zon; 2. Eurus, een heel droge en hete oostenwind, die alles verzengt en doet verdorren[1]. Het woord kausoon komt 3x voor in het Nieuwe Testament.

Mt 20:12  met de woorden: Deze laatsten hebben een uur gewerkt, en u hebt hen met ons gelijk gesteld die de last van de dag en de hitte gedragen hebben. (Telos)

Lu 12:55  En wanneer u een zuidenwind ziet waaien, zegt u: Er zal hitte zijn; en het gebeurt. (Telos)

Jak 1:11  Want de zon gaat op met haar hitte en doet het gras verdorren, en zijn bloem valt af en de schoonheid van haar uiterlijk gaat verloren; zo zal ook de rijke in zijn wegen verwelken. (Telos)


Volgens één mening[2] zou in Jak. 1: 11, waar in plaats van 'hitte' moeten staan 'oostenwind'.

De oostenwind verzengt de planten (2 Kon. 19 : 26. Jes. 10: 16; 40: 7. Jer. 17: 8. Ezech. 17: 10; 19: 12. Hos. 13: 15. Jona 4: 8), droogt bronnen uit (vgl. Exod. 14: 21) en is daarom een beeld van een vijand die de levenskrachten uitzuigt, de zegen rooft (vgl. Jer. 18: 17). Zowel voor Egypte als voor het land Israël bracht hij de gevreesde zwermen sprinkhanen mee (Exod. 10: 13).

Sanum. De samum, de hete wind, die van of een half tot twee uren duurt, en twee voet boven de aarde waait, loeit in april en mei in woest-Arabië, maar niet in Israël. Een zwavelgeur en rode atmosfeer kondigt zijn aankomst aan. Wie zich niet op de aarde neerwerpt, wordt door die hete wind gedood. Velen menen dat men bij Ps. 11 : 6 of 91: 5 vv., ook onder het vuur van Jahweh (Num. 11: 1), aan die samum te denken heeft.

Bron

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Wind en Oostenwind. De tekst van deze lemma's is op 8 feb. 2020 onder wijziging verwerkt.

Voetnoot

  1. Grieks-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
  2. H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Oostenwind.