Zachtmoedig
Zachtmoedig betekent: zacht van gemoed, niet geneigd tot heftigheid, zich gemakkelijk schikkend[1]. Gelijk- of bijna gelijkbetekenende woorden (synoniemen) zijn: vriendelijk, zachtaardig. De Heer Jezus is zachtmoedig, en voor de nieuwe mens is Hij de bron van zachtmoedigheid.
Het Woordenboek van de Nederlandse Taal onderscheidt drie betekenissen:
- Geneigd tot een vriendelijke en verdraagzame gezindheid; niet opvliegend of heftig; lankmoedig, geduldig berustend. Inz. als karaktereigenschap.
- Geneigd tot een welwillende, inschikkelijke gezindheid; goedertieren, mild, clement.
- Zich niet verheffend, zich schikkend in onderdanigheid, ootmoedig, nederig, deemoedig.
Het Griekse woord voor ‘zachtmoedig’ in het Nieuwe Testament is πραυς, praus, dat 3x voorkomt: Matth. 5:5; 21:5; 1 Petr. 3:4. Het bijbels-Griekse woord voor ‘zachtmoedigheid’ is πραοτης, praotes, dat 9x gebezigd wordt.
God leidt en leert de zachtmoedigen.
Ps 25:8 Goed en waarachtig is de HEERE, TETH daarom onderwijst Hij zondaars in de weg. Ps 25:9 Hij leidt zachtmoedigen in het recht, JOD Hij leert zachtmoedigen Zijn weg. (HSV)
Twee mensen worden in de Bijbel zachtmoedig genoemd: Mozes en Jezus. Van de koning van Israël, onze Heer Jezus, wordt gezegd dat hij zachtmoedig is:
Mt 21:5 ‘Zegt aan de dochter van Sion: Zie, uw koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en op een veulen, het jong van een lastdier’. (TELOS)
De Heiland getuigt van zichzelf fat hij zachtmoedig is:
Mt 11:28 Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. Mt 11:29 Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en u zult rust vinden voor uw zielen; Mt 11:30 want mijn juk is zacht en mijn last is licht. (TELOS)
De Heer Jezus is voor de nieuwe mens alles. Hij is de bron van zachtmoedigheid. Deze deugd spruit voort uit de gemeenschap met Hem. Onze roeping is zachtmoedigheid aan te trekken.
Col 3:11 Daarin is niet Griek en Jood, besnijdenis en onbesnedenheid, barbaar, Scyth, slaaf, vrije; maar Christus is alles en in allen. Col 3:12 Doet dan aan als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden: innige ontferming, goedertierenheid, nederigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, Col 3:13 elkaar verdragend en elkaar vergevend, als de een tegen de ander een verwijt heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo ook u. Col 3:14 En boven dit alles de liefde, dat is de band van de volmaaktheid. (TELOS)
De liefde houdt de kledingstukken (deugden) bijeen en verenigt ze tot een harmonieus geheel. De Heer Jezus spreekt de zachtmoedigen gelukkig.
Mt 5:5 Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. (TELOS)
Een sieraad van de gelovige vrouw is een zachtmoedige en stille geest.
1Pe 3:4 maar de verborgen mens van het hart, in de onvergankelijke versiering van de zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is voor God (TELOS)
Bronnen
Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie, jaar 2000.
Woordenboek van de Nederlandse Taal
Voetnoot
- ↑ Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie, jaar 2000.