Aäron

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 14 feb 2016 om 19:57 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Aäron''' was de door God gekozen eerste hogepriester in Israël (Ex. 28:1-30:10. Hij was de oudere broer van Mozes. Hij werd door God aangew...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Aäron was de door God gekozen eerste hogepriester in Israël (Ex. 28:1-30:10. Hij was de oudere broer van Mozes. Hij werd door God aangewezen als Mozes’ woordvoerder tegenover de farao van Egypte. De betekenis van zijn naam is niet zeker, misschien 'de verlichte' of 'lichtbrenger'.

Aäron was de zoon van Amram en Jochebed en de broer van Mozes en Mirjam.

Aäron huwde met Eliseba, die hem vier zonen baarde: Nadab, Abihu, Eleazar, Itamar (ook gespeld Ithamar), Ex. 6 :22.

Op de Sinaï gaf Aäron toe aan de begeerte van het volk en maakte een gouden kalf om te aanbidden. Desondanks maakte God hem tot de eerste hogepriester van Israël. Aäron was belast met de zorg over de tabernakel, het draagbare heiligdom. 

Twee van zijn zonen, Nadab en Abihu, werden door God met de dood gestraft toen ze als priesters vreemd vuur brachten (Lev. 10:1v).

Aäron stierf evenals zijn broer Mozes vóór de Israëlieten het beloofde land Kanaän binnentrokken, omdat hij en zijn broer Gods woord weerspannig waren geweest bij de wateren van Meriba (Num. 20:24). De eerste hogepriester overleed op de berg Hor. De hele volk beweende hem dertig dagen lang (Num. 20:29).

Alleen een nakomeling van Aäron mocht hogepriester zijn. Zijn zoon Eleazar, de oudste van de overgebleven zonen, volgde zijn vader in het ambt op. Op de berg Hor bekleedde Mozes hem, op Gods bevel, met de kleren van zijn vader Aäron, waarna deze stierf (Num. 20:28). 

In het geslacht van Eleazar bleef het hogepriesterschap bestaan tot op Eli; vanaf toen, met Eli, ging het over op de nakomelingen van Aärons jongere zoon Ithamar, terwijl het met Zadok weer terugkeerde tot het geslacht van Eleazar; in dat geslacht bleef het Hogepriesterschap tot na de Babylonische ballingschap.