Daniël 5: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
Regel 3: Regel 3:
== Samenvatting ==
== Samenvatting ==
De maaltijd, het wonderschrift en de val van koning Belsazar.
De maaltijd, het wonderschrift en de val van koning Belsazar.

== 1 ==
<onlyinclude><sup>1</sup> De koning Belsazar maakte een groten maaltijd voor zijn duizend geweldigen, en hij dronk wijn voor die duizend. </onlyinclude>(SV)
Deze maaltijd zou de laatste vorstelijke feestmaaltijd vóór de ondergang van Babel zijn.

== 2 ==
<onlyinclude><sup>2</sup> Als Belsazar den wijn geproefd had, zeide hij, dat men de gouden en zilveren vaten voorbrengen zou, die zijn vader Nebukadnezar uit den tempel, die te Jeruzalem geweest was, weggevoerd had; opdat de koning en zijn geweldigen, zijn vrouwen en zijn bijwijven uit dezelve dronken. </onlyinclude>(SV)
Ze gaan de vaten van Gods tempel voor hun drinkgelag misbruiken, ontheiligen. <blockquote>''Spr 20:1 De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn.'' (SV)</blockquote>


== 5 ==
== 5 ==
Regel 49: Regel 57:


'''Derde heerser.''' Zie vs. 16.
'''Derde heerser.''' Zie vs. 16.

== Bron ==
Roger Liebi, Das Buch Daniel, [https://rogerliebi.ch/wp-content/uploads/material/RL-R453.03-2013-12-07-Dan_-Skript-Auslegung-Gruendliches-Studium-Daniel---Folge-3-K4-6-.pdf hoofstukken 4 t/m 6] (2013). Transscript van een toespraak.


== Voetnoot ==
== Voetnoot ==

Versie van 9 feb 2023 11:39

Daniël 5 is een hoofdstuk van het boek Daniël. Het wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.

Hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd:
Daniël: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12

Samenvatting

De maaltijd, het wonderschrift en de val van koning Belsazar.

1

1 De koning Belsazar maakte een groten maaltijd voor zijn duizend geweldigen, en hij dronk wijn voor die duizend. (SV) 

Deze maaltijd zou de laatste vorstelijke feestmaaltijd vóór de ondergang van Babel zijn.

2

2 Als Belsazar den wijn geproefd had, zeide hij, dat men de gouden en zilveren vaten voorbrengen zou, die zijn vader Nebukadnezar uit den tempel, die te Jeruzalem geweest was, weggevoerd had; opdat de koning en zijn geweldigen, zijn vrouwen en zijn bijwijven uit dezelve dronken. (SV) 

Ze gaan de vaten van Gods tempel voor hun drinkgelag misbruiken, ontheiligen.

Spr 20:1 De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn. (SV)

5

5 Ter zelfder ure kwamen er vingers van een mensenhand voort, die schreven tegenover de kandelaar, op de kalk van de wand van het koninklijk paleis, en de koning zag het deel van de hand, die daar schreef. (CP[1]) 

Het deel van de hand. Door God gezonden. Zie ook vs. 24. Sommige vertalingen hebben "rug van de hand", andere "palm van de hand". De rug is bovenkant, de palm de onderkant. Denkbaar is ook dat bedoeld wordt dat deel van de hand dat de vingers heeft, omdat er staat dat "vingers" te voorschijn kwamen. Het schijnt dat de vingers schrijven, zonder een schrijfinstrument te gebruiken.

De stenen gebodstafels waren "beschreven met de vinger van God".

Ex 31:18  En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinaï te spreken geëindigd had, de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven met den vinger Gods. (SV)

De heer Jezus schreef eens "met zijn vinger op de grond".

Joh 8:6  En dit zeiden zij om Hem te verzoeken, opdat zij Hem konden aanklagen. Maar Jezus bukte neer en schreef met zijn vinger op de grond. (...)    Joh 8:8  En opnieuw bukte Hij neer en schreef op de grond. (Telos)

7

7 [Zodat] de koning met kracht riep dat men de sterrekijkers, de Chaldeën en de waarzeggers inbrengen zou; [en] de koning antwoordde en zeide tot de wijzen van Babel: Alle man, die dit schrift lezen, en deszelfs uitlegging mij te kennen zal geven, die zal met purper gekleed worden, met een gouden keten om zijn hals, en hij zal de derde heerser in dit koninkrijk zijn. (SV) 

De derde heerser. Het schijnt dat hij de tweede was en zijn vader Nabonidus de eerste; zie Belsazar voor deze kwestie.

14

14 Ik heb toch van u gehoord, dat de geest der goden in u is, en dat er licht, en verstand, en voortreffelijke wijsheid in u gevonden wordt. (SV) 

De geest der goden in u is. Zie vs. 11; ook Dan. 4:8, 9, 18 ("de geest der heilige goden").

16

16 Doch van u heb ik gehoord, dat gij uitleggingen kunt geven, en knopen ontbinden; nu, indien gij dit schrift zult kunnen lezen, en deszelfs uitlegging mij bekend maken, gij zult met purper bekleed worden, met een gouden keten om uw hals, en gij zult de derde heerser in dit koninkrijk zijn. (SV) 

Derde heerser. Na Nabonidus (1e heerser) en Belsazar (2e heerser), welke laatste de heerschappij van de eerste uitoefende.

18

18 Wat u aangaat, o koning! de allerhoogste God heeft uw vader Nebukadnezar het koninkrijk, en grootheid, en eer, en heerlijkheid gegeven; (SV)

De allerhoogste God. Zie ook vs. 21. In de Chaldese wereld, waarin Daniël leefde, waren vele goden. Boven hen stond de God van Israël, de God van de hemel en van de aarde.

21

21 En hij werd van de kinderen der mensen verstoten, en zijn hart werd den beesten gelijk gemaakt, en zijn woning was bij de woudezelen; men gaf hem gras te smaken gelijk den ossen; en zijn lichaam werd van den dauw des hemels nat gemaakt, totdat hij bekende, dat God, de Allerhoogste, Heerser is over de koninkrijken der mensen, en over dezelve stelt, wien Hij wil. (SV)  

God, de Allerhoogste. Zie ook vs. 18.

Totdat hij bekende enz. Na 7 jaren.

Da 4:34  Ten einde dezer dagen nu, hief ik, Nebukadnezar, mijn ogen op ten hemel, want mijn verstand kwam weer in mij; en ik loofde den Allerhoogste, en ik prees en verheerlijkte den Eeuwiglevende, omdat Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, en Zijn Koninkrijk is van geslacht tot geslacht; (SV)

22

22 En gij, Belsazar, zijn zoon! hebt uw hart niet vernederd, alhoewel gij dit alles wel geweten hebt. (SV) 

Zijn zoon.

25

25 Dit nu is het schrift, dat daar getekend is: MENE, MENE, TEKEL, UPHARSIN. (SV)  

De betekenis is, volgens de navolgende verklaring, "geteld (mene), geteld (mene), gewogen (tekel), en verdeeld (upharsin)".

26

26 Dit is de uitlegging dezer woorden: MENE; God heeft uw koninkrijk geteld, en Hij heeft het voleind. (SV)  

Uw koninkrijk geteld. Geteld heeft God de dagen van uw koninkrijk of koningschap. Zowel zijn koningschap als zijn koninkrijk waren ten einde gekomen; God heeft er een eind aan gemaakt.

29

29 Toen beval Belsazar, en zij bekleedden Daniël met purper, met een gouden keten om zijn hals, en zij riepen overluid van hem, dat hij de derde heerser in dat koninkrijk was. (SV)

Toen beval Belsazar. Tegen de wil van Daniël in, die het eerbetoon niet wenste (vs. 17).

Derde heerser. Zie vs. 16.

Bron

Roger Liebi, Das Buch Daniel, hoofstukken 4 t/m 6 (2013). Transscript van een toespraak.

Voetnoot

  1. Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.