Daniël 4
Daniël 4 is een hoofdstuk van het boek Daniël. Het wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.
Hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd: ■ Daniël: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 |
Samenvatting
Nebukadnezars krankzinnigheid en herstel: zijn droom en de uitlegging, zijn hoogmoed, krankzinnigheid en vernedering, zijn herstel en lofprijzing. 1-7 Nebukadnezar maakt aan de gehele wereld bekend wat God aan hem gedaan heeft: hij had eens een droom gehad, die al zijn wijzen niet konden uitleggen. 8-18 Hij deelde tenslotte de droom aan Daniël mee: over een hemelhoge, mooie boom met vele vruchten had een uit de hemel nedergedaalde wachter het vonnis uitgesproken, dat hij omgehouwen moest worden, terwijl de tronk moest blijven staan, met ketenen aan het gras van het veld bevestigd; hij zou het lot van de dieren delen en zijn hart een dierenhart worden. 19-27 Daniël zwijgt een uur lang vol ontzetting en verklaart dan het gezicht: die boom was Nebukadnezar, en hem zal het lot van die boom treffen: hij zal zeven jaren lang als een beest van het veld leven, maar eindelijk, wanneer hij de macht van de God van de hemel erkent, zijn rijk terugontvangen. 29-33 Dit overkwam Nebukadnezar: toen hij een jaar later zich op het door hem gebouwde prachtige Babel verhovaardigde, is het vonnis over hem uitgesproken en dadelijk voltrokken. 34-37 Na zeven jaren heeft de koning echter zijn verstand teruggekregen, God geloofd en Diens eeuwige heerschappij erkend. Hij is hersteld in zijn heerschappij en heerlijkheid. Daarom looft hij God, die de hoogmoedigen vernedert.
1
1 De koning Nebukadnezar aan alle volken, natiën en tongen, die op de ganse aardbodem wonen: uw vrede worde vermenigvuldigd! (CP[1])
De ganse aardbodem. Zie ook 2:39. Het rijk van deze koning was enorm groot en omvatte vele volken.
2
2 Het behaagt mij te verkondigen de tekenen en wonderen, die de allerhoogste God aan mij gedaan heeft. (SV)
De allerhoogste God. Vgl. 2:4, waarin hij Hem "een God der goden" noemt. Zie ook vs. 34.
3
3 Hoe groot zijn Zijn tekenen! en hoe machtig Zijn wonderen! Zijn Rijk is een eeuwig Rijk, en Zijn heerschappij is van geslacht tot geslacht. (SV)
Zijn Rijk is een eeuwig Rijk. De koning had door de verklaring van zijn droom van het statenbeeld begrepen dat God in de toekomst een eeuwig koninkrijk zal verwekken (2:44). Hij erkende dat God "een Heer der koningen" (2:47) is.
7
7 Toen kwamen in de tovenaars, de sterrekijkers, de Chaldeën en de waarzeggers; en ik zei de droom voor hen; maar zij maakten mij zijn uitlegging niet bekend; (CP[1])
Ik zei de droom voor hen. Dat deed hij de vorige keer niet (Daniël 2).
8
8 Totdat ten laatste Daniël voor mij inkwam, wiens naam Beltsazar is, naar den naam mijns gods, in wien ook de geest der heilige goden is; en ik vertelde den droom voor hem, [zeggende]: (SV)
De geest der heilige goden. Zo verklaart Nebukadnezar in zijn heidens denken het vermogen van Daniël.
10
10 De gezichten nu mijns hoofds op mijn leger waren [deze]: Ik zag, en ziet, er was een boom in het midden der aarde, en zijn hoogte was groot. (SV)
In het midden der aarde. De boom symboliseert, zo zullen we vernemen, Nebukadnezar. De koning is een centrale figuur in het rijk.
Zijn hoogte was groot. Het statenbeeld was groot, het gouden beeld eveneens. Maar de hoogte van deze boom gaat zelfs tot de hemel reiken (11).
Een dergelijk zinnebeeld van macht, en wel een machtige ceder op de Libanon, wordt door God toegepast op Assur, in Ezech. 31:3v. In Matth. 13:31-32 wordt het zinnebeeld van een mosterdboom door de Heer Jezus toegepast op de belijdende christenheid.
11
11 De boom werd groot en sterk; en zijn hoogte reikte aan den hemel, en hij werd gezien tot aan het einde der ganse aarde; (SV)
Werd groot en sterk. Het statenbeeld wordt in één keer getoond. De boom vertoont groei, ontwikkeling.
Tot aan het einde der ganse aarde. Vs. 20: "die over het hele aardrijk gezien werd". Zie ook vers 1 en 2:39.
13
13 Ik zag [verder] in de gezichten mijns hoofds, op mijn leger; en ziet, een wachter, namelijk een heilige, kwam af van den hemel, (SV)
Een wachter, namelijk een heilige. Wellicht een cherub[2]. Als wachters stonden cherubs opgesteld om de toegang tot de hof van Eden te bewaken (Gen. 3).
16
16 Zijn hart worde veranderd, dat het geen mensen [hart] meer zij, en hem worde eens beesten hart gegeven, en laat zeven tijden over hem voorbijgaan. (SV)
Zeven tijden. Ook in vs. 23, 25, 32. Het Aramese woord iddan betekent 'tijd, jaar'[2]. De zeven tijden zijn zeven jaren. Zo zijn ook de tijd, tijden en halve tijd (in Dan. 7:25 en 12:7) 3,5 jaren.
Da 7:25 En het zal woorden spreken tegen den Allerhoogsten, en het zal de heiligen der hoge [plaatsen] verstoren, en het zal menen de tijden en de wet te veranderen, en zij zullen in deszelfs hand overgegeven worden tot een tijd, en tijden, en een gedeelte eens tijds. (SV)
Da 12:7 En ik hoorde dien Man, bekleed met linnen, Die boven op het water van de rivier was, en Hij hief Zijn rechter [hand] en Zijn linkerhand op naar den hemel, en zwoer bij Dien, Die eeuwiglijk leeft, dat na een bestemden tijd, bestemde tijden, en een helft, en als Hij zal voleind hebben te verstrooien de hand des heiligen volks, al deze dingen voleind zullen worden. (SV)
17
17 Deze zaak is in het besluit der wachters, en deze aangelegenheid is in het woord der heiligen; opdat de levenden bekennen, dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en geeft ze aan wien Hij wil, ja, zet daarover de laagste onder de mensen. (SV)
Opdat de levenden bekennen, dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen. Zie ook vs. 25, 32
De laagste onder de mensen. Onder wie onze Heiland, die Zichzelf vernederd heeft, maar ook door mensen veroordeeld, gesmaad, vernederd en gekruisigd is.
Jes 53:2 Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. Jes 53:3 Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en [een] [iegelijk] was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. (SV)
Jes 49:6 Verder zeide Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om weder te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde. Jes 49:7 Alzo zegt de HEERE, de Verlosser van Israël, Zijn Heilige, tot de verachte ziel, tot Dien, aan Welken het volk een gruwel heeft, tot den Knecht dergenen, die heersen: Koningen zullen het zien en opstaan, [ook] vorsten, en zij zullen zich [voor] [U] buigen; om des HEEREN wil, Die getrouw is, om den Heilige Israëls, Die U verkoren heeft. Jes 49:8 Alzo zegt de HEERE: In den tijd des welbehagens heb Ik U verhoord, en ten dage des heils heb Ik U geholpen; en Ik zal U bewaren, en Ik zal U geven tot een verbond des volks, om het aardrijk op te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven; (SV)
Flp 2:5 Want laat die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was, Flp 2:6 die in de gestalte van God zijnde het geen roof geacht heeft God gelijk te zijn, Flp 2:7 maar Zichzelf ontledigd heeft, de gestalte van een slaaf aannemend, de mensen gelijk wordend. Flp 2:8 En uiterlijk als een mens bevonden heeft Hij Zichzelf vernederd, gehoorzaam wordend tot de dood, ja, tot de kruisdood. Flp 2:9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam geschonken die boven alle naam is, Flp 2:10 opdat in de naam van Jezus elke knie zich buigt van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, Flp 2:11 en elke tong belijdt dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader. (Telos)
19
19 Toen ontzette zich Daniël, wiens naam Beltsazar is, bij een uur lang, en zijn gedachten beroerden hem. De koning antwoordde en zeide: Beltsazar! laat u de droom en zijn uitlegging niet beroeren. Beltsazar antwoordde en zeide: Mijn heer! de droom [wedervare] uw hateren, en zijn uitlegging uw wederpartijders! (SV)
Daniël had reden om deze koning, die Joden had gedeporteerd en Jeruzalem had verwoest, te haten en te verwensen, maar hij toonde een edelmoedige gezindheid. Hij zou de koning graag gespaard zien.
20
20 De boom, dien gij gezien hebt, die groot en sterk geworden was, en wiens hoogte tot aan den hemel reikte, en die over het ganse aardrijk gezien werd; (SV)
Die over het ganse aardrijk gezien werd. Vs. 11: "hij werd gezien tot aan het einde der ganse aarde". Vs. 20: "uw heerschappij aan het einde van het aardrijk".
22
22 Dat bent u, o koning! die groot en sterk bent geworden; want uw grootheid is zo gegroeid, dat zij reikt aan de hemel, en uw heerschappij aan het einde van het aardrijk. (CP[1])
Uw heerschappij aan het einde van het aardrijk. Zie ook vs. 20, 11.
25
25 Te weten, men zal u van de mensen verstoten, en met het gedierte des velds zal uw woning zijn, en men zal u het kruid, als den ossen, te smaken geven; en gij zult van den dauw des hemels nat gemaakt worden, en er zullen zeven tijden over u voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en geeft ze, wien Hij wil. (SV)
Totdat gij bekent, dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en geeft ze, wien Hij wil. Ook in vs. 17, 32.
Zijn krankzinnigheid doet denken aan de psychiatrische aandoening Boanthropie. Hierbij denkt de aangedane dat hij een koe is en gaat zich er ook naar gedragen en op het weiland grazen.
26
26 Dat er ook gezegd is, dat men de stam [met] de wortels van die boom laten zou; uw koninkrijk zal u bestendig zijn, nadat u zult bekend hebben, dat de Hemel heerst. (CP[1])
Dat men de stam [met] de wortels van die boom laten zou. Het is niet helemaal afgelopen met deze koning. Vergelijk:
Jes 6:13 Is daarin nog een tiende deel, dan zal dit weer verwoest worden. Evenals van een terebint en een eik na het vellen een tronk overblijft, zo zal zijn tronk een heilig zaad zijn. (NBG51)
Jes 11:1 En er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isai en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen. (NBG51)
De Hemel heerst. D.i. de God van de hemel: in het boek Daniël wordt God aangeduid als "de God van de hemel". In Luk. 15: 18, 21 verwijst 'hemel' naar God.
Lu 15:18 Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, (...) Lu 15:21 De zoon nu zei tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten. (Telos)
Zulk gebruik van 'hemel' komt ook voor in de Rabbijnse literatuur[2]. In het evangelie naar Mattheüs komt de uitdrukking "koninkrijk der hemelen" 32x voor als synoniem van "koninkrijk van God".
Mt 4:17 Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. (Telos)
Dat de Hemel heerst, zal voor iedereen blijken bij de openbare terugkeer van Christus in deze wereld en in Diens Vrederijk, het "Koninkrijk der hemelen".
27
27 Daarom, o koning! laat mijn raad u behagen, en breek uw zonden af door gerechtigheid, en uw ongerechtigheden door genade te bewijzen aan de ellendigen, of er verlenging van uw vrede mocht wezen. (SV)
Breek uw zonden af door gerechtigheden. Oproep tot bekering.
Hnd 3:19 Hebt dan berouw en bekeert u, opdat uw zonden worden uitgewist, opdat de tijden van verkwikking komen van het aangezicht van de Heer (Telos)
Efe 4:28 Laat hij die een dief was, niet meer stelen, maar veeleer arbeiden en met zijn eigen handen het goede werken, opdat hij kan meedelen aan hem die gebrek heeft. (Telos)
Verlenging van uw vrede. Zie de vredewens van deze koning in vs. 1: "uw vrede worde vermenigvuldigd!". Mogelijk heeft de koning Daniëls oproep opgevolgd, daar hij nog 12 maanden (vs. 29) in welstand heeft geleefd, tot zijn val in hoogmoed, en na de val en periode van krankzinnigheid, in zijn koninklijke positie hersteld is geworden. Mogelijk is echter ook dat hij Daniëls raad niet opgevolgd heeft, en dat de 12 maanden getuigen van Gods lankmoedigheid en dat de erkenning van Gods heerschappij en de verheerlijking van Zijn naam de reden is geweest om deze koning in zijn koninklijke positie te herstellen.
29
29 [Want] op het einde van twaalf maanden, [toen] hij op het koninklijk paleis van Babel wandelde, (SV)
Op het einde van twaalf maanden. Een jaar, 12 maanden na de droom.
30
30 Sprak de koning, en zeide: Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis des koninkrijks, door de sterkte mijner macht, en ter ere mijner heerlijkheid! (SV)
In tal van gevonden inscripties spreekt deze koning van zijn bouwprestaties[2].
31
31 Dit woord nog zijnde in des konings mond, viel er een stem uit den hemel: U, o koning Nebukadnezar! wordt gezegd: Het koninkrijk is van u gegaan. (SV)
Het koninkrijk is van u gegaan. Wordt u tijdelijk, voor zeven jaren (vs. 16), ontnomen.
Spr 16:18 Trots komt vóór de ondergang, en hoogmoed komt vóór de val. (HSV)
Jak 4:6 Hij geeft echter grotere genade. Daarom zegt Hij: ‘God weerstaat hoogmoedigen, maar nederigen geeft Hij genade’ (Telos)
32
32 En men zal u van de mensen verstoten, en uw woning zal bij de beesten des velds zijn; men zal u gras te smaken geven, als den ossen, en er zullen zeven tijden over u voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste over de koninkrijken der mensen heerschappij heeft, en dat Hij ze geeft, aan wien Hij wil. (SV)
Zeven tijden. Zie vs. 16.
Totdat gij bekent, dat de Allerhoogste over de koninkrijken der mensen heerschappij heeft, en dat Hij ze geeft, aan wien Hij wil. Ook in vs. 17, 25.
De Chaldese priester van Merodach (Mardoek) Berossus schreef een Geschiedenis van Babylon (ca. 290 v.C.), waarin hij meldt dat Nebukadnezar aan het einde van zijn leven ziek was geworden. Volgens de kerkhistoricus Eusebius (4e eeuw na Chr.), die Abydenus (2e eeuw) aanhaalt, welke op zijn beurt verwees naar de Griek Megasthenes (312-280 v.Chr.), was Nebukadnezar in zijn burcht (Dan. 4:29 "koninklijk paleis"), toen hij plotseling bezeten raakte, wegging en verdween[2]. Over de zeven jaren 582-575 v. Chr. van het leven van Nebukadnezar is niets bekend. Mogelijk valt hierbinnen zijn krankzinnigheid.
34
34 Ten einde van deze dagen nu hief ik, Nebukadnezar, mijn ogen op ten hemel, en mijn verstand kwam weer in mij; en ik loofde de Allerhoogste, en ik prees en verheerlijkte de Eeuwiglevende, omdat Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, en Zijn Koninkrijk is van geslacht tot geslacht; (CP[1])
Mijn ogen op ten hemel, en mijn verstand kwam weer in mij. Het is alsof het opslaan van zijn ogen naar de hemel aanleiding is voor het herstel van zijn verstand, zoals het hoogmoedige woord (30) de aanleiding was tot en in hetzelfde uur gevolgd werd door zijn vernedering.
En ik loofde de Allerhoogste enz.
Niet Mardoek, de Babylonische god die mensen kon genezen, maar de Allerhoogste, de God van Daniël, schonk hem genezing.
36
36 Ter zelfder tijd kwam mijn verstand weder in mij; ook kwam de heerlijkheid mijns koninkrijks, mijn majesteit en mijn glans weder op mij; en mijn raadsheren en mijn geweldigen zochten mij, en ik werd in mijn koninkrijk bevestigd; en mij werd groter heerlijkheid toegevoegd. (SV)
Hij komt niet alleen bij zinnen, maar wordt weer hersteld in zijn heerlijkheid, ja, hierin zelfs meer dan hersteld. Hierin zien wij Gods hand. Het is zeer wel denkbaar dat de krankzinnige Nebukadnezar gedood zou worden en/of dat er een opvolger zou zijn geïnstalleerd of een staatsgreep zou zijn gepleegd. God vernederde hem en verhoogde hem weer.
Nabeschouwing
In hoofdstuk 2 (de droom van het statenbeeld; vs. 47) zowel als 3 (Daniels vrienden bewaard in de oven; vs. 29) erkent Nebukadnezar God als de allerhoogste God, de God die verborgenheden kent en openbaart (hoofdstuk 2), die voortreffelijk bewaard en verlost (hoofdstuk 3) en die heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen en een rijk geeft aan wie Hij wil (hoofdstuk 4).
De boom is een droombeeld van Nebukadnezar, doch schijnt ook het Beest vooraf te beelden. Er zijn genoeg overeenkomsten om de koning als een type van het Beest te zien:
- groot en sterk;
- tot de hemel reikend;
- wijd uitgestrekte heerschappij;
- voorziet in veler levensbehoeften (de weldoener, de (pseudo)heiland der wereld);
- centrale figuur met wereldwijde invloed;
- hoogmoed;
- veroordeeld en vernederd door de hemel;
- een koning die als een beest is.
Het verschil is dat Nebukadnezar na zijn vernedering God de eer geeft en hersteld wordt, dit gebeurt niet bij het Beest.
Bronnen
Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Dan. 4 is onder wijziging verwerkt op 2 maart 2023.
Roger Liebi, Das Buch Daniel, hoofdstukken 2 t/m 5 (2013). Transscript van een toespraak.
Voetnoot
- ↑ 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
- ↑ 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 Roger Liebi, Das Buch Daniel, hoofdstukken 2 t/m 5 (2013). Transscript van een toespraak.
- ↑ De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).