Elifaz

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Eliphaz)

Elifaz, ook geschreven Eliphaz, is in de Bijbel de naam van een zoon van Ezau en van een der vrienden van Job.

Naam. Elifaz betekent 'mijn God is (fijn) goud'[1]. De Hebreeuwse naam is אליפז, Elifaz. Het Strongnummer is 0464. De eigennaam komt 15x voor in de Bijbel.

Elifaz, zoon van Ezau

Elifaz was de eerstgeborene van Ezau (Gen. 36:15), een zoon van zijn huisvrouw Ada, een van Ezau's' vrouwen.

Ge 36:10  Dit zijn de namen der zonen van Ezau: Elifaz, de zoon van Ada, Ezau’s huisvrouw; Rehuel, de zoon van Basmath, Ezau’s huisvrouw. Ge 36:11  En de zonen van Elifaz waren: Teman, Omar, Zefo, en Gaetam, en Kenaz. Ge 36:12 En Timna was een bijwijf van Elifaz, den zoon van Ezau, en zij baarde aan Elifaz Amalek; dit zijn de zonen van Ada, Ezau’s huisvrouw. (SV)

Ezau
 
Ada
 
Basmath
 
Judith
 
Mahalath
 
Aholibama
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Elifaz
 
Rehuel
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Jehus
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Jaelam
 
 
 
 
Teman
 
Nahath
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Korah
 
 
 
 
Omar
 
Zerah
 
 
 
 
Zefo
 
Samma
 
 
 
 
Gaetam
 
Mizza
 
 
 
 
Kenaz
 
 
 
 
 
 
Amalek
 
 

De zonen van Elifaz werden vorsten in het land Edom.

Ge 36:15  Dit zijn de vorsten der zonen van Ezau: de zonen van Elifaz, den eerstgeborene van Ezau, waren: de vorst Teman, de vorst Omar, de vorst Zefo, de vorst Kenaz.  Ge 36:16  De vorst Korah, de vorst Gaetam, de vorst Amalek; dat zijn de vorsten van Elifaz in het land Edom; dat zijn de zonen van Ada. (SV)

Elifaz, vriend van Job

Job en zijn drie vrienden. Elifaz staat rechts.

Themaniet. Hij wordt genoemd Elifaz „de Themaniet" (ook geschreven „de Temaniet"). Dit betekent dat hij een inwoner van de plaats Theman (Teman) was.

Job 2:11 Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naämathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen, en om hem te vertroosten. (SV)

Medelijden met Job. Hij kwam met Jobs vrienden Bildad en Zofar om Job te beklagen en te vertroosten (Job 2:11). De drie vrienden weenden toen zij de toestand van Job zagen.

Job 2:12  En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem niet, en hieven hun stem op, en weenden; daartoe scheurden zij een ieder zijn mantel, en strooiden stof op hun hoofden naar den hemel. Job 2:13  Alzo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en zeven nachten; en niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat de smart zeer groot was. (SV)

Gesprek met Job. Elifaz was de eerste en aanzienlijkste onder de drie vrienden van Job, die de toon aangeeft waarmee de andere twee verder instemmen. Terwijl hij van het gewone menselijke begrip van de gerechtigheid uitgaat, meent hij het onbeperkt op God te mogen overdragen, en in plaats van aan de buitengewone handelwijze van God met Job, zijn ervaringen, zijn begrippen te toetsen, maakt hij datgene wat hij reeds heeft tot maatstaf voor het nieuwe, wat hem in Jobs lot tegemoet komt. Hij wil niet leren, horen, ontvangen, maar onderwijzen, oordelen. Zo blijft hij bij het besluit: daar God rechtvaardig is, kan Hij slechts de onrechtvaardige mens straffen; wie aldus gestraft wordt is een onrechtvaardig mens.

Elifaz laat zich veel op zijn ouderdom en zijn ervaring voorstaan (15 : 10), en grondt zijn beschouwingen (1) deels op een bijzondere goddelijke openbaring die hem in een droom ten deel is gevallen, maar die hij slechts niet op zichzelf weet toe te passen (hoofdst. 4), (2) deels op wijze zinspreuken der ouden (15: 20 vv.), die echter niet onbepaald als waarheid gelden mogen.

Nadat hij in zijn beide eerste redeneringen algemene deels onloochenbare waarheden uitgesproken en verschonend hun persoonlijke toepassing aan Job zelf heeft overgelaten, bevestigt hij in zijn derde redenering (hoofdst. 22) nog harder dan de twee andere vrienden, regelrecht de schuld van Job en verwijt hem geheel willekeurig zulke overtredings- en nalatigheidszonden, waarvan Job wel het meest verwijderd was. En in plaats van door de tegenwerpingen van Job verder tot erkenning te komen, bevestigt hij zich altijd meer in zijn opgevat denkstelsel.

Als de woordvoerder en de schuldigste wordt hij door God uitdrukkelijk terechtgewezen (42 : 7).

Bronnen

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Eliphaz. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 22 juli 2019.

Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.

Voetnoot

  1. Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.