Hebreeënbrief/Onderwerpen

Uit Christipedia

Onderwerpen uit het Bijbelboek Hebreeënbrief worden hier behandeld, in alfabetische volgorde.

Hogepriester

Schriftplaatsen

De volgende Schriftplaatsen betreffen het (hoge)priesterschap.

2:17 Daarom moest Hij in alles aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en trouw hogepriester zou zijn in de dingen die God betreffen, om voor de zonden van het volk verzoening te doen.

3:1 Daarom ... beschouwt de apostel en hogepriester van onze belijdenis,

4:14 Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, ....

5:1 Want iedere hogepriester die uit mensen wordt genomen, wordt voor mensen aangesteld in de dingen die God betreffen, opdat hij zowel gaven als slachtoffers voor de zonden offert.

5:2 Hij kan toegeeflijk zijn jegens de onwetenden en dwalenden, omdat hij ook zelf met zwakheid omvangen is; 5:3 en wegens deze zwakheid moet hij, evenals voor het volk, ook voor zichzelf offeren voor de zonden. 5:4 En iemand neemt niet voor zichzelf de eer, maar wordt door God geroepen, evenals ook Aaron. 5:5 Zo heeft ook Christus niet Zichzelf verheerlijkt om hogepriester te worden, maar Hij die tot Hem gesproken heeft: ‘U bent mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt’. 5:6 Zoals Hij ook op een andere plaats zegt: ‘U bent priester tot in eeuwigheid naar de orde van Melchizedek’.

6:20 waar Jezus als voorloper voor ons is ingegaan, naar de orde van Melchizedek hogepriester geworden tot in eeuwigheid.

7:26 Want zo’n hogepriester paste ons ook: heilig, onschuldig, onbesmet, gescheiden van de zondaars en hoger dan de hemelen geworden;

8:3 Want iedere hogepriester wordt aangesteld om zowel gaven als slachtoffers te offeren; daarom was het nodig dat ook Deze iets had om te offeren.

9:11 Maar Christus, gekomen als hogepriester van de komende goederen, door de grotere en volmaaktere tabernakel, niet met handen gemaakt (dat is niet van deze schepping),

9:24 Want Christus is niet ingegaan in het met handen gemaakte heiligdom, een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons;

10:21 en wij een grote priester over het huis van God hebben,

De hogepriester en zijn dienst

Een mens. Een hogepriester is een mens. Hij wordt uit de mensen genomen, omdat hij ten behoeve van mensen moet dienen (Hebr. 5:1).

Ambt. Is een ambt, een functie waarin men wordt aangesteld (Hebr. 5:1; 8:3). Hij wordt "voor mensen aangesteld in de dingen die God betreffen" (5:1). Men wordt daartoe door God geroepen (5:4). Het is een heerlijk ambt (5:5).

Dienst. Tot welke werk wordt hij aangesteld? Hij dient de mensen in de dingen die God betreffen (Hebr. 5:1). Hij offert gaven en slachtoffers voor de zonden (Hebr. 5:1; 8:3). Gaven: dankbaarheid voor Gods goedheid en weldaden. Slachtoffers: bloedige offers, ter verzoening

Jezus als hogepriester

Roeping, aanstelling. Hij is door God geroepen en aangesteld tot hogepriester (5:5-6).

Naar de orde van Melchizedek. Hij is hogepriester naar de orde van Melchizedek (5:6)

Offer. Hij heeft "een slachtoffer voor de zonden geofferd" (10:12). Hij offerde Zichzelf, Zijn offer was zijn eigen leven (8:3). "Door zichzelf heeft Hij de reiniging van de zonden tot stand gebracht" (1:3)

Op grond van dat offer is hij de hemelse tabernakel ingegaan (6:20; 9:11) en gaan zitten aan de rechterhand van God (8:1).

Dienst. "Voor de zonden van het volk verzoening te doen" (2:17). Hij is een bedienaar van het hemelse heiligdom en van de ware tabernakel (8:2). Hij is hogepriester van de komende goederen (9:11).

Grootheid. Jezus is de grote hogepriester. Hij is groter dan zijn voorgangers, die uit de stam van Levi zijn. Waarin bestaat de grootheid van zijn hogepriesterschap?

  • Hij is hoog verheven. (1) Hij is "de hemelen doorgegaan" (4:14), ja, "hoger dan de hemelen geworden" (7:26); (2) Hij is gaan zitten aan de rechterhand van de Majesteit in de hemelen (Hebr. 8)
  • Hemels heiligdom. Hij is een bedienaar van het hemels heiligdom en van de ware tabernakel in de hemel, die de Heer heeft opgericht, niet een mens (Hebr. 8:2). De aardse tabernakel was slechts een zinnebeeld en schaduw van de hemelse tabernakel (Hebr. 8:5).
  • Middelaar van een beter verbond. Hij is de middelaar van een beter verbond (Hebr. 8:6)
  • Volmaakt. Hij is niet met zwakheid omvangen, maar volmaakt: "heilig, onschuldig, onbesmet, gescheiden van de zondaars"
  • Eeuwig ambt. Zijn ambt is eeuwig, Hij is hogepriester tot in eeuwigheid (6:20)

Priesterschap

Taken van een priester. Zowel onder het oude als het nieuwe verbond zijn de taken van de priester deze:

1) Voor God tussenbeide treden ten behoeve van het volk, Hebr 7.25.

2) Slachtoffers offeren voor de zonden van het volk, alsook gaven offeren (8:3-4).

Wet, orde van het priesterschap

De schrijver spreekt van ‘de orde van Melchizedek’ en ‘de orde van Aäron’ (Hebr. 7:11).

Heb 7:12 Want als het priesterschap verandert, vindt er ook noodzakelijk verandering van de wet plaats. (TELOS)

De orde van Aäron is verbonden met de stam van Levi. Alleen de Levieten konden priester of hogepriester worden. De orde van Melchizedek is niet aan een bepaalde stam gebonden. De Heer Jezus is priester naar de orde van Melchizedek; Hij was niet uit de stam van Levi, maar uit een andere stam, namelijk die van Juda.

Heb 7:14 Want het is overduidelijk dat onze Heer uit Juda gesproten is, ten aanzien van welke stam Mozes nergens van priesters heeft gesproken.

De priester naar de ordening van Melchizedek ontvangt zijn ambt niet krachtens een wet, die opvolging van sterfelijke priesters binnen de stam Levi regelt, maar krachtens een onvergankelijk leven. Het levietische priesterschap was eindig, een Leviet was priester voor een tijd; een Melchizedekse priester is priester voor altijd.

Heb 7:16 die het niet geworden is naar de wet van een vleselijk gebod, maar naar de kracht van een onvergankelijk leven; Heb 7:17 want van Hem wordt getuigd: U bent priester tot in eeuwigheid naar de orde van Melchizedek. (…) Heb 7:23 En zij zijn wel vele priesters geworden, omdat zij door de dood werden verhinderd aan te blijven,

Het Levietische priesterschap bracht geen volmaking teweeg (Hebr 7:11).

Oude priesterschap

1) Aanstelling zonder eedzwering, Hebr 7.20

2) Taak: gaven en slachtoffers offeren, 8:3

3) Wisselend, tijdelijk, omdat ze stierven, Hebr 7.23, omdat ze stierven

4) Kan ons niet volledig behouden, Hebr 7.25

5) Zwak (7:28) en in zonde struikelend (7:27)

6) Zinnebeeld en schaduw van de hemelse dingen, 8:5

7) Hogepriester

  • De wet stelt hogepriester aan, 7:28
  • uit mensen genomen 5:1
  • door God geroepen 5:4, 10
  • ten behoeve mensen aangesteld 5:1
  • in de dingen die God betreffen 5:1
  • gaven en slachtoffers voor de zonden offeren 5:1,
  • dagelijks (7:27), ook voor zichzelf (5:3), 
  • met zwakheid omvangen 5:2; 7:28. zwakheid vs. volmaaktheid, He 7.28
  • treedt tussenbeide, 7:25
  • geen eeuwige verlossing, 9:12
  • ingaan in het heiligdom op grond van het bloed van bokken en kalveren, 9:12
  • tijdelijk verblijf in het heiligdom, 9:12

Verandering van priesterschap

1) Gaat samen met verandering van wet, Hebr 7.12, d.w.z. afschaffing gebod, Hebr 7:18, en de invoering van een betere hoop, He 7.17

2) Jezus uit een andere stam (Juda) dan die van Levi, Hebr 7.13v

Jezus' priesterschap

1) Hij is een hogepriester (Hebr. 7:26; 8:1).

2) Geworden niet naar de wet van een vleselijk gebod, maar naar de kracht van een onvergankelijk leven, 7:16

3) Naar de gelijkenis van Melchizedek (7:12): eeuwig priesterschap, Heb 7:17. Priester-koning.

4) Met eedzwering aangesteld. Hij is met eedzwering priester geworden (7:20, 28). De Levietische priesters werden zonder eedzwering priester, 7:20.

5) tot in eeuwigheid, blijvend, Hebr. 7:17, 21, 24, omdat hij blijft tot in eeuwigheid, He 7.24

De Heer Jezus heeft een onveranderlijk, onoverdraagbaar en blijvend priesterschap (Hebr. 7:24). Een Levietische priester kon niet aanblijven, de dood of de opvolging verhinderden dat hij zou aanblijven (7:23).

6) Zijn hoedanigheden: hij is heilig, onschuldig, onbesmet, gescheiden van de zondaars en hoger dan de hemelen geworden (Hebr. 7:26).

  • volmaakt tot in eeuwigheid. Volmaaktheid versus zwakheid, He 7:28
  • heilig, 7:26
  • onschuldig, 7:26
  • onbesmet, 7:26
  • gescheiden van de zondaars, He 7:26

Hij was en is zondeloos, tot in eeuwigheid volmaakt (Hebr. 7:28). De Levietische priesters hadden zedelijke zwakheid, ze zondigden soms. Anders dan de Levietische hogepriesters had en heeft de Heer Jezus het niet dagelijks nodig eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers op te offeren en daarna voor de zonden van het volk (Hebr. 7:27).

7) Zelf het slachtoffer voor de zonden van het volk. De Heer Jezus heeft Zichzelf als slachtoffer voor de zonden van het volk opgeofferd (Hebr. 7:27).

8) Eens voor altijd. Hij heeft eens voor altijd een voldoend offer gebracht voor de zonden van het volk (Hebr. 7:27). De Levietische priesters moesten bij herhaling slachtoffers offeren voor de zonden van het volk.

9) Hoger dan de hemelen geworden. Hij is hoger dan de hemelen geworden (Hebr. 7:26). Hij is gezeten aan de rechterzijde van de troon van de Majestein in de hemelen (Hebr. 8:1).

Heb 8:1 De hoofdzaak nu van wat wij zeggen is, dat wij zo’n hogepriester hebben, die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van de Majesteit in de hemelen,

10) Middelaar van een beter verbond, 8:6; borg van een beter verbond, 7:22. Hij treedt voor ons tussenbeide (7:25)

11) Hij kan volledig behouden, 7:25

12) Hij is een bedienaar van het heiligdom en van de ware tabernakel (Hebr. 8:2) in de hemel. Dat hemelse heiligdom heeft de Heer opgericht, niet een mens (Hebr. 8:2)

Heb 8:2 een bedienaar van het heiligdom en van de ware tabernakel, die de Heer heeft opgericht, niet een mens.

13) Ingegaan in het heiligdom op grond van zijn eigen bloed 9:12

14) Eens voor altijd ingegaan in het heiligdom

15) Uitnemender bediening dan de hogepriesters onder het oude verbond hadden, Hebr. 8.6

Heb 8:6 Maar nu heeft Hij een zoveel uitnemender bediening verkregen als Hij ook Middelaar is van een beter verbond, dat op betere beloften is gegrondvest.

17) Eeuwige verlossing verworven 9:12

Priesterschap van Melchizedek

Kenmerken van zijn priesterschap.

1. altoosdurend (Lev. priester: tijdelijk), Hebr. 7:21

2. Melchizedek was tevens koning.

Verbond

Oude verbond

Genoemd: ‘eerste verbond’ (Hebr. 8:7, 13; 9:1), ‘oude verbond’ (vgl. Hebr. 8:13)

Partijen: God en het volk Israël (‘hun vaderen’, Hebr. 8:9)

Middelaar: Mozes

Tijd van sluiting. Gesloten ten dage van de Uittocht, He 8.9, het verbond van Sinaï.

Heb 8:9 niet overeenkomstig het verbond dat Ik met hun vaderen maakte ten dage dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, ... (TELOS)

Inwijding. Het eerste verbond is ingewijd door bloed, He 9.18v

Heb 9:18 Daarom is ook het eerste verbond niet zonder bloed ingewijd. (TELOS)

Heb 9:20 en zei’: Dit is het bloed van het verbond dat God u geboden heeft’. (TELOS)

Dienstvoorschriften, heiligdom. Het eerste verbond was verbonden met dienstvoorschriften en het wereldlijk heiligdom (Hebr. 9:1)

Heb 9:1 Ook het eerste verbond had dus dienstvoorschriften en het wereldlijk heiligdom. (TELOS)

Heb 9:10 die alleen bestaan in spijzen, dranken en verschillende reinigingen: inzettingen van het vlees, tot op de tijd van het herstel opgelegd. (TELOS)

Nakoming: Israel overtrad, verliet het verbond (Hebr. 8:9; 9:15)

Heb 8:9 ... want zij bleven niet in mijn verbond en Ik sloeg geen acht meer op hen zegt de Heer. (TELOS)

Ontrouw. Gevolg van de ontrouw was dat God geen acht meer op hen sloeg (Hebr. 8:9)

Nut en kwaliteit: Het nu was beperkt door zwakheid. Het was niet onberispelijk, Hebr. 8:7.

Afloop: oud, verouderd, dichtbij de verdwijning (Hebr. 8:13)

Heb 8:7 Want als dat eerste [verbond - Christipedia] onberispelijk was geweest, zou er voor een tweede geen plaats gezocht zijn. (TELOS)

Heb 8:9 niet overeenkomstig het verbond dat Ik met hun vaderen maakte ten dage dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij bleven niet in mijn verbond en Ik sloeg geen acht meer op hen, zegt de Heer. (TELOS)

Heb 8:13 Door te zeggen: ‘een nieuw’, heeft Hij het eerste oud gemaakt. Wat nu oud is en verouderd, is dicht bij de verdwijning. (TELOS)

Heb 9:1 Ook het eerste verbond had dus dienstvoorschriften en het wereldlijk heiligdom. (TELOS)

Nieuw verbond

Genoemd: "nieuw verbond” (Hebr. 8:8, 13) en ‘tweede verbond’ (Hebr. 8:7).

Heb 8:13 Door te zeggen: ‘een nieuw’, heeft Hij het eerste oud gemaakt. Wat nu oud is en verouderd, is dicht bij de verdwijning. (TELOS)

Vervangend. Het nieuwe verbond komt in de plaats van het oude verbond.

Heb 8:13 Door te zeggen: ‘een nieuw’, heeft Hij het eerste oud gemaakt. Wat nu oud is en verouderd, is dicht bij de verdwijning.

Aangekondigd, He 8.8 Partijen: God en geheel het huis van Israël (Israël en Juda, Hebr 8:8, 10)

Heb 8:8 Want hen berispend zegt Hij: ‘Zie, de dagen komen, zegt de Heer, dat Ik voor het huis van Israel en voor het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten; (...) Heb 8:10 Want dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israel zal maken, zegt de Heer: ... (TELOS)

Middelaar: Jezus (Hebr. 8:6; 9:15) Bloed: het bloed van het nieuwe verbond (Hebr. 10:29)

Heb 10:29 hoeveel zwaarder straf, meent u, zal hij waard geacht worden die de Zoon van God met voeten heeft getreden en het bloed van het verbond waardoor hij geheiligd was, onheilig geacht en de Geest van de genade gesmaad heeft? (TELOS)

Kwaliteit: Het is een beter verbond dan het eerste. Het is gegrondvest op betere beloften, Hebr. 7:22, 8:6.

Heb 8:6 Maar nu heeft Hij een zoveel uitnemender bediening verkregen als Hij ook Middelaar is van een beter verbond, dat op betere beloften is gegrondvest. Heb 8:7 Want als dat eerste [verbond – Christipedia] onberispelijk was geweest, zou er voor een tweede geen plaats gezocht zijn. (TELOS)

Grondslag: genade en betere beloften van Godswege. Gods genade wordt op bijzondere wijze betoond (Hebr 8:12, 10:17).

Heb 8:12 Want Ik zal jegens hun ongerechtigheden genadig zijn en hun zonden zal Ik geenszins meer gedenken’. (TELOS)

Heb 10:29 hoeveel zwaarder straf, meent u, zal hij waard geacht worden die de Zoon van God met voeten heeft getreden en het bloed van het verbond waardoor hij geheiligd was, onheilig geacht en de Geest van de genade gesmaad heeft? (TELOS)

Heb 8:6 Maar nu heeft Hij een zoveel uitnemender bediening verkregen als Hij ook Middelaar is van een beter verbond, dat op betere beloften is gegrondvest. (TELOS)

(1) Gods wetten in hart en verstand geschreven (Hebr. 8:10), dus inwendige verandering (versus uitwendige van de besnijdenis en de lippendienst)

Heb 8:10 Want dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israel zal maken, zegt de Heer: Ik zal mijn wetten in hun verstand geven en Ik zal ze in hun harten schrijven; en Ik zal hun tot een God en zij zullen Mij tot een volk zijn. (TELOS)

(2) God hun God, Israël Zijn volk. God zal hun tot een God zijn en zij zullen Hem tot een volk zijn, He 8.10.

Heb 8:10 Want dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israel zal maken, zegt de Heer: Ik zal mijn wetten in hun verstand geven en Ik zal ze in hun harten schrijven; en Ik zal hun tot een God en zij zullen Mij tot een volk zijn. (TELOS)

(3) Kennis van God bij iedereen, jong en oud (Hebr. 8:11)

Heb 8:11 En zij zullen geenszins leren ieder zijn medeburger en ieder zijn broeder door te zeggen: ‘Ken de Heer’, want zij zullen Mij allen kennen, van de kleine tot de grote onder hen. (TELOS)

(4) God zal de zonden van het volk Israël niet meer gedenken

Heb 10:16 want nadat Hij gezegd heeft: ‘Dit is het verbond dat Ik na die dagen met hen zal maken, zegt de Heer: Ik zal mijn wetten in hun harten geven en Ik zal ze in hun verstand schrijven; Heb 10:17 en hun zonden en hun wetteloosheden zal Ik geenszins meer gedenken’. (TELOS)

(5) Een eeuwige erfenis, He 9:15; 8:6 Tijd van sluiting: ‘zie, de dagen komen dat’ (Hebr. 8:8), ‘na die dagen’ (Hebr. 8:10)

Heb 8:8 Want hen berispend zegt Hij: ‘Zie, de dagen komen, zegt de Heer, dat Ik voor het huis van Israel en voor het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten;

Heb 8:10 Want dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël zal maken, zegt de Heer: ... (TELOS)

Inhoud, zie ook hierboven bij Grondslag (beloften).

Heb 8:10 Want dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israel zal maken, zegt de Heer: Ik zal mijn wetten in hun verstand geven en Ik zal ze in hun harten schrijven; en Ik zal hun tot een God en zij zullen Mij tot een volk zijn. Heb 8:11 En zij zullen geenszins leren ieder zijn medeburger en ieder zijn broeder door te zeggen: ‘Ken de Heer’, want zij zullen Mij allen kennen, van de kleine tot de grote onder hen. Heb 8:12 Want Ik zal jegens hun ongerechtigheden genadig zijn en hun zonden zal Ik geenszins meer gedenken’. (TELOS)

Nakoming. Er komt geen verbondsbreuk door het volk meer, Hebr. 8:9v

Heb 8:9 niet overeenkomstig het verbond dat Ik met hun vaderen maakte ten dage dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij bleven niet in mijn verbond en Ik sloeg geen acht meer op hen, zegt de Heer. (TELOS)

Toch kan het in deze tussentijd verworpen worden.

Heb 10:29 hoeveel zwaarder straf, meent u, zal hij waard geacht worden die de Zoon van God met voeten heeft getreden en het bloed van het verbond waardoor hij geheiligd was, onheilig geacht en de Geest van de genade gesmaad heeft? (TELOS)