Edom, Edomieten

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Idumeeër)

Edom (= 'rood') is een naam van Ezau en de naam van de landstreek en het rijk van zijn nakomelingen (Edomieten) ten zuiden van de Dode Zee.

De Griekse vorm van Edom is Idumea, een naam die alleen voorkomt in Jes. 34:5,6, Ezech. 35:15; 36:5; Marc. 3:8. Een Edomiet of Idumeeër is een afstammeling van Ezau en/of afkomstig uit de landstreek Edom of Idumea.

De naam Edom werd aan Ezau gegeven omdat hij hunkerde naar de rode moes van Jakob; Edom betekent rood (Gen. 25:30; 36:1,8,19), maar de naam is meer in het algemeen gegeven aan zijn stam en het grondgebied dat de Edomieten bezaten. Dit gebied strekte zich uit vanaf het land van Moab, naar het zuiden, tot de Golf van Akaba.

 Edom in 1200-1000 v.C. 

Het is een opvallend bergachtig gebied met hoge pieken en diepe dalen, maar ook met zeer vruchtbare vlakten. Het werd het gebergte Seir genoemd (Gen 36:8). Sommige van de rotsen waren zo steil dat Amazia 10.000 van de kinderen van Seir (Edomieten) doodde door ze van de rotsen te gooien, waardoor ze werden verbrijzeld (2 Kronieken 25:11).

Bozra en Sela (ook gespeld Selah; ook genoemd Petra), waren de voornaamste steden.

Toen Israël het land Kanaän naderde, deed Mozes een beroep op Edom om de Israëlieten doorgang te verlenen, maar de Edomieten weigerden en dreigden zelfs. Het volk Israël bevond zich in Kadesh-Barnea, een stad aan de grens van Edom (Num. 20:16).

Nu 20:16  Toen riepen wij tot de HEERE. Hij hoorde onze stem, en Hij zond een Engel, en Hij leidde ons uit Egypte. En zie, wij zijn in Kades, een stad aan het uiterste van uw grens. (HSV)

Vanwege de weigering en dreiging van het broedervolk keerden de Israëlieten zuidwaarts ten einde om Edom heen te gaan, en reisden langs het zuiden en oosten van Edom tot ze het land van Moab bereikten (Num. 21:4).

Edom had dikwijls met het naburige Israël te maken. God veroordeelt Edom wegens zijn eeuwige haat jegens Israël (Ezech. 35:5). God wekte eens de koning van Edom op om Israël te straffen (1 Kon 11:14} en later versterkte Hij Israël om Edom te straffen (2 Kron. 25:10,11).

Tijdens de gevangenschap van Judah in Babel breidden de Edomieten hun heerschappij naar het westen uit en namen Hebron in bezit. Ongeveer 300 jaar v. Chr. namen Nabateeërs de stad Petra (ook Sela genoemd) in en vestigden zich in die landstreek. Ze dreven handel en vormden een koninkrijk dat Romeinse schrijvers Arabia Petraea(= rotsachtig Arabië) noemden. 

De Edomieten breidden zich naar het Westen uit. De Grieken noemden Edom 'Idumea'. 

Onder de Makkabeeën werd het land van de Edomieten in het westen veroverd, inclusief Hebron. Nadat het door de Romeinen was bezeten, raakte het in verval onder de heerschappij van de Mohammedanen.

Toekomst

Een deel van de profetieën aangaande Edom strekt zich uit tot de toekomst. Edom had behagen in de straf die over Juda kwam.

Ps 137:7 HEERE, denk aan de Edomieten, aan de dag dat Jeruzalem viel, toen zij zeiden: Haal neer, haal neer die stad, tot op haar fundament! (HSV)

Deze en andere passages vermelden de haat en jaloezie van de Edomieten. Veel profetieën spreken over de straf die over Edom in de toekomst zal komen.

Eze 25:12  Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat Edom met enkel wraakgierigheid gehandeld heeft tegen het huis van Juda; en zij zich zeer schuldig gemaakt hebben, dat zij zich aan hen gewroken hebben: Eze 25:13  Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal ook Mijn hand uitstrekken tegen Edom, en Ik zal mens en beest uit haar uitroeien; en zal haar [tot] een woestheid stellen van Theman af; en zij zullen [tot] Dedan [toe] door het zwaard vallen. Eze 25:14  En Ik zal Mijn wraak doen aan Edom, door de hand van Mijn volk Israël; en zij zullen tegen Edom naar Mijn toorn en naar Mijn grimmigheid handelen; alzo zullen zij Mijn wraak gewaar worden, spreekt de Heere HEERE. (SV)

Theman lag ten zuiden van de Dode Zee, in wat nu Jordanië is. Dedan lag in wat nu Saoedi-Arabië is.

Wanneer de koning van het noorden Israël zal invallen en landen zo ver als Egypte aanvalt, zullen "Edom en Moab, en het hoofd van de kinderen Ammons" ontsnappen, omdat zij bestemd zijn om door Israël onderworpen te worden (Dan. 11:41; Jes 11:13,14; Obadja 18, 19).

De Heer Jezus zal van Edom komen 'met helrode kleding' wegens de door Hem uitgeoefende strafgerichten (Jes. 63:1).

Jes 63:1 Wie is Deze Die uit Edom komt, in helrode kleding uit Bozra, Die luisterrijk is in Zijn gewaad, Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die spreek in gerechtigheid, Die machtig ben om te verlossen. (HSV)

De vernietiging van Edom zal volledig zijn (Ob. 10).

Ob 1:9  Ook zullen uw helden, o Theman! versaagd zijn; opdat een ieder uit Ezau’s gebergte door den moord worde uitgeroeid. Ob 1:10  Om het geweld, begaan aan uw broeder Jakob, zal schaamte u bedekken; en gij zult uitgeroeid worden in eeuwigheid. (...) Ob 1:15  Want de dag des HEEREN is nabij, over al de heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan worden; uw vergelding zal op uw hoofd wederkeren. Ob 1:16  Want gelijk gijlieden gedronken hebt op den berg Mijner heiligheid, [zo] zullen al de heidenen geduriglijk drinken; ja, zij zullen drinken en inzwelgen, en zullen zijn als of zij er niet geweest waren. Ob 1:17 Maar op den berg Sions zal ontkoming zijn, en hij zal een heiligheid zijn; en die van het huis Jakobs zullen hun erfgoederen erfelijk bezitten. Ob 1:18  En Jakobs huis zal een vuur zijn, en Jozefs huis een vlam, en Ezau’s huis tot een stoppel; en zij zullen tegen hen ontbranden, en zullen ze verteren, zodat Ezau’s huis geen overgeblevene zal hebben; want de HEERE heeft het gesproken. Ob 1:19  En die van het zuiden zullen Ezau’s gebergte, en die van de laagte zullen de Filistijnen erfelijk bezitten; ja, zij zullen het veld van Efraïm en het veld van Samaria erfelijk bezitten; en Benjamin Gilead. (SV)

Het herstelde Israël zal de rest, het overblijfsel van Edom erfelijk bezitten: 

Am 9:11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, Am 9:12 opdat zij beërven de rest van Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de HERE, die dit doet. (NBG51)

Bronnen

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Edom. Hieruit is op 23 juli tekst genomen, vertaald en verwerkt.   

Voetnoten