Matthias werd, na Jezus' hemelvaart, door de discipelen tot apostel verkozen om de plaats in te nemen van Judas de verrader.

De naam Matthias is samengetrokken uit Mattathias, is van Hebreeuwse oorsprong en betekent "gave van Jah(weh)". In het Grieks van het Nieuwe Testament is de naam Ματθιας. Het Strongnummer is 3159. De naam komt 2x voor in het Nieuwe Testament (Hand. 1).

De keuze van de opvolger van Judas Iskariot stond tussen hem en Jozef Barsabas, en het lot viel, na gebed van de leerlingen van de Heer Jezus, op hem (Hand. 1: 23, 26).

Er is wel geen twijfel aan (vgl. Hand. 1: 21-22), of hij behoorde met Jozef Barsabas tot de bijzondere leerlingen van Jezus, gedurende zijn omwandeling op aarde, en was waarschijnlijk een van de zeventig discipelen[1].

Van zijn apostolische werkzaamheid en verdere lotgevallen is in de geschiedenis geen enkel spoor overgebleven. De overlevering wil dat hij in Judea, of in Macedonië, of in Cappadocië, of in Ethiopië zou gepredikt en de marteldood ondergaan hebben. Bij de kerkvaders wordt soms melding gemaakt van een apocrief evangelie, dat zijn naam droeg.

Bron

W. Moll, P.J. Veth, F.J. Domela Nieuwenhuis e.a., Bijbelsch woordenboek voor het christelijk gezin. Tweede Deel I - N. Amsterdam: P.N. van Kampen, 1855. Uit het lemma Matthias is op 27 okt. 2017 tekst genomen en verwerkt.

Voetnoot

  1. Vgl. Eusebius, Kerkgeschiedenis, I: 12