Ouderling

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Oudste)

Een ouderling of oudste in de gemeente van God is een mannelijke gelovige die tot taak heeft de gemeente te hoeden

In het Nieuwe Testament verwijst 'oudsten' naar[1]:

  1. De hoofden van de voornaamste Joodse families. Sommigen van hen waren lid van de Hoge Raad (Sanhedrin). Ze worden genoemd in de vier Evangeliën.
  2. Oudere mannen die in de gemeente van de Heer Jezus een leidende en hoedende rol vervullen.
  3. In het boek van de Openbaring wordt een groep van 24 'oudsten' genoemd die deel uitmaken van het hemelse hof en waarschijnlijk het volk van God vertegenwoordigen

Oudsten van de Joden

Oudsten waren ten tijde van Jezus de hoofden van de voornaamste Joodse families. Sommigen van hen waren lid van de Hoge Raad (Sanhedrin). Ze worden genoemd in de vier Evangeliën. Helaas hebben zij Jezus van Nazareth mede verworpen.
Mt 16:21  Van toen af begon Jezus zijn discipelen te tonen dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden vanwege de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en op de derde dag worden opgewekt. (Telos)
Mr 8:31  En Hij begon hun te leren dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten, de overpriesters en de schriftgeleerden en gedood worden en na drie dagen opstaan. (Telos)
Lu 9:22  en zei: De Zoon des mensen moet veel lijden en verworpen worden door de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en op de derde dag worden opgewekt. (Telos)

Oudsten in de gemeente van Christus

Schriftplaatsen over ouderlingen in de gemeente van de Heer Jezus: Hand 20:13-38; 1 Tim. 3:1-16; 1 Tim. 5:17-25; Titus 1; 1 Pet. 5:1-9; Hd. 11:30; 14:20-23; 15:4-6; Fil. 1:1; 1 Pet. 1:1; 1 Th. 5:12; Heb. 13:17; Jac. 5:14-15.

Arbeid

Ouderlingen doen deze arbeid: opzicht houden, hoeden, leiding geven, terechtwijzen (vgl. 1 Th. 5:12).
1Th 5:12 Wij nu vragen u, broeders, hen te erkennen die onder u arbeiden en u leiding geven in de Heer en u terechtwijzen, 1Th 5:13 en hen zeer hoog te achten in liefde om hun werk. Houdt vrede onder elkaar. (TELOS)
Zij dienen God in de gemeente, en hebben zich ten dienste van de heiligen gesteld. Vergelijk:
1Co 16:15 En ik vermaan u, broeders (u kent het huis van Stefanas, dat het de eersteling van Achaje is en dat zij zich ten dienste van de heiligen hebben gesteld), 1Co 16:16 weest ook u aan zulke personen onderdanig, en aan ieder die meewerkt en arbeidt. 1Co 16:17 En ik verblijd mij over de komst van Stefanas en Fortunatus en Achaicus, want zij hebben aangevuld wat van uw kant ontbrak. 1Co 16:18 Want zij hebben mijn geest verkwikt en de uwe. Erkent dan zulke broeders. (TELOS)
Besturen. Oudsten besturen de gemeente, en sommige doen dat goed.
1Ti 5:17 Laat de oudsten die goed besturen, dubbele eer worden waard geacht, vooral zij die arbeiden in woord en leer; 1Ti 5:18 want de Schrift zegt: ‘Een dorsende os zult u niet muilbanden’, en: ‘De arbeider is zijn loon waard’. (TELOS)
Arbeiden in woord en leer. Van oudsten mag verwacht worden dat zij arbeiden met kennis van de Schrift, van Gods wil geopenbaard in de Bijbel. Zij vermanen met Gods woord, althans in overeenstemming met de Schrift. Zij leiden in overeenstemming met Gods Woord. Sommige oudsten zijn leraars, zij "arbeiden in woord en leer" (1 Thess. 5:17), hier ligt hun focus.
1Ti 5:17 Laat de oudsten die goed besturen, dubbele eer worden waard geacht, vooral zij die arbeiden in woord en leer; 1Ti 5:18 want de Schrift zegt: ‘Een dorsende os zult u niet muilbanden’, en: ‘De arbeider is zijn loon waard’. (TELOS)

Vereisten

Ouderlingen

Hier handelen we over de oudsten (ouderlingen) in de gemeente van God. Hoe wil God dat zijn gemeente wordt geleid en wat voor kwalificaties geeft Gods woord voor de oudsten/ouderlingen? 

Onstraffelijk

De eerste vereiste die Paulus in zijn 'profielschets' vermeldt is: onstraffelijk, onberispelijk zijn.
1Ti 3:2 De opziener dan moet onberispelijk zijn, man van een vrouw, nuchter, ingetogen, waardig, gastvrij, geschikt om te leren, (TELOS)
Tit 1:5 Om deze reden heb ik je op Kreta gelaten, opdat je het ontbrekende in orde brengt en in elke stad oudsten aanstelt, zoals ik je opgedragen heb. Tit 1:6 Zo iemand moet onstraffelijk zijn, ... Tit 1:7 Want de opziener moet onstraffelijk zijn, als een rentmeester van God, ... (TELOS)
De TELOS-vertaling heeft in Tit. 1:5 "onstraffelijk". Sommige andere vertalingen hebben "onberispelijk". De Leidse vertaling heeft "mannen op wier naam geen smet kleeft". De Naardense vertaling zegt "iemand van onbesproken gedrag". De Groot Nieuws Bijbel vertaalt omschrijvend: "Het moeten mensen zijn op wie niets valt aan te merken".

Het gedrag van een oudste moet een voorbeeld zijn voor de kudde van God en vrij van schandalen en beschuldigingen. Een onstraffelijk persoon is iemand die niet valt aan te klagen (Thayer), iemand die geen reden geeft tot aanklacht (Amplified Bible), iemand met een onberispelijke reputatie (Phillips), iemand met een onbetwistbare integriteit en die onberispelijk is (Amplified Bible).

Man van één vrouw

1 Tim. 3:2; Titus 1:6. Hij is de man van één vrouw; hij is niet getrouwd met twee vrouwen (hij is geen 'bigamist'),  

Hij is een persoon die niet kan worden aangevallen op seksuele losbandigheid en laksheid. Het morele en sociale leven in de tijd toen Paulus dit schreef, maakte deze standaard die Paulus hier aanhaalt een heel belangrijke. Van heidense tempelprostituanten werd regelmatig gebruik gemaakt door velen, zonder dat iemand daardoor werd gestigmatiseerd. 

"Gezelschapsmeisjes" werden vaak gebruikt door zowel getrouwde als ongetrouwde mannen. Velen hielden er openlijk een maîtresse op na. Dus in het eisenpakket van oudsten, de man van één vrouw te zijn, eiste Paulus hiermee dat ze er een goede en intieme relatie met hun eigen vrouw op na hielden. Jezus zelf zet de standaard nog hoger: Indien iemand in zijn hart een andere vrouw begeert (sterk verlangend naar seksueel en fysiek contact), dan heeft die persoon reeds gezondigd (Matth. 5:28).

Paulus zegt hier, dat een leider een goed huwelijk moet hebben met een gezond geslachtsleven en zichzelf niet opzettelijk bloot moet stellen aan seksuele verleidingen (zoals pornografie ect). Een man en een vrouw moeten hard werken om een geweldige eenheid en liefde met elkaar te ontwikkelen in hun huwelijk. Een man moet nooit zijn privé problemen delen met een andere vrouw, dan alleen met zijn eigen vrouw of een volwassen man van God.

Bezadigd

1 Tim. 3:2; Titus 1:8. 

A. Deze karaktertrek betekent, dat iemand zich in de hand kan houden. Hij heeft zelfcontrole en discipline. Een oudste moet zichzelf in de hand kunnen houden in alle gevallen:

  1. Omtrent verlangens en genegenheden (Concordant Literal).
  2. Een man die discreet is (Philips).
  3. Los van extremiteiten.
  4. Iemand die controle en macht heeft over dingen (Robertson).

B. De aanmoediging om bezadigd te zijn, (1. Thess. 5:6,8) is een oproep voor matiging. Een gematigd iemand heeft een goede kijk op het leven en een correct en vruchtbaar geestelijk oriëntatie vermogen. Een bezadigd mens verliest niet zijn fysieke,mentale en geestelijke balans. Hij is stabiel, standvastig, denkt altijd helder en verliest niet onder druk het zicht op de zaken zoals ze zijn. Hij raakt niet verwikkeld in valse zekerheden van de dag; hij heeft een juist perspectief op de dingen die er spelen. 

Nuchter

1 Tim. 3:2. 

A. Dit betekent o.a. voorzichtig, verstandig, niet overgegeven aan fantaserend denken of emotionele irrationaliteit, het trekken van gezonde conclusies. Een nuchter persoon is:

  1. Veilig in zijn denken en oordeel.
  2. Eerlijk denkend (Phillips).
  3. Gedisciplineerd.

B. Vele religieuze rages, modegrillen, fantasierijke ideeën en onstabiele zaken worden leiders aangeboden. Leiders met een veilige, gezonde en standvastige kijk op de zaken van het leven,wijken niet snel af van Gods weg. Het woordenboek beschrijft dat nuchter zijn in het algemeen het volgend inhoudt:

Voorzichtigheid, praktische wijsheid, het begrijpen van de tegenwoordige tijd. In Spreuken staat dat een nuchter man " zijn weg verstaat" en "open staat voor correctie" en hongerig is om getraind te worden" (Spr. 12:16,23; 13:16; 14:8,15,18; 15:5; 16:21; 18:15; 19:14; 22;3; 27:12).

Respectabel, beschaafd

1 Tim. 3:2.

A. Een goed gedrag hebben, het hebben van een bescheiden, ordelijke, gedisciplineerde, en beschaafde levensstijl. Een respectabel iemand is:

  1. Ordelijk en gematigd.
  2. Niet licht of onbeduidend.
  3. Heeft een bedaard gedrag, dat de bediening van God niet in opspraak brengt.

B. Het Griekse woord voor "respectabel" moeten worden bekeken in zijn breedste zin, om een karaktereigenschap aan te geven die veel meer betekent dan alleen een verfijnd, beleefd en beschaafd persoon. Een respectabel persoon leeft een goed geordend leven. Het woord wordt ook gebruikt voor het beschrijven van een goed geordend huis (Matth. 12:44) en met goed onderhouden olielampen (Matth. 25;7). 

Paulus zegt hier dat een persoon die respectabel is, een levensstijl heeft die door de leringen van de bijbel is beïnvloed. Het heeft invloed op de manier waarop hij spreekt, hoe hij zich uit, hoe hij zich thuis en op het werk gedraagt, en op het werk, en hoe hij zaken doet. God is een God van orde. Ook een man van God moet daarom ordelijk zijn.

Enkele teksten hierover zijn: 1. Thess. 4:10-12~ Col. 3:23-24,4;5-6; 1. Tim. 6:2; 1. Petr. 2:12; Phil. 1:27.

Gastvrij

1 Tim. 3:2

A. Houdt van gasten, houdt ervan om in het gezelschap van anderen te zijn, vooral in het gezelschap van gelovigen.

B. Liefdevol en een vriend voor gelovigen, vreemdelingen en buitenstaanders (Titus 1:6, Amplified Bible).

C. Het betekent meer dan alleen mensen in je huis opnemen. Het betekent dat je ervan houdt en dat je liefdevol bent, wanneer er gasten in je huis zijn. Een oudste moet ervan houden om gasten in zijn huis te hebben en een hulp te zijn voor vreemdelingen.

Enkele teksten hierover zijn: Lev. 19;33-34; Rom. 12:9-10; Hebr. 13: 1-2; 1. Petr. 4:9.

Bekwaam tot onderwijs

1 Tim. 3:2

A. Een bekwaam Ieraar zijn. Het Griekse woord betekent niet alleen simpelweg les geven, maar les geven op een bekwame wijze.

B. Bekwaam om te onderwijzen als resultaat van zelf onderwezen te zijn.

C. Het houdt in, dat iemand de capaciteiten heeft om critici en ongelovigen te weerleggen. Dit is het resultaat van de bekwaamheid, om op juiste wijze de waarheid van Gods woord te communiceren (Titus 1:9). 

D. Zij die bekwaam zijn om te onderwijzen zijn ook bekwaam om te leren. Zij leren meer van het woord (2. Tim. 2:2). Zij gaan voortdurend meer het woord geloven (Titus 1 :9). Zij gaan voortdurend meer het woord uitleven (Tim. 2:24-25).

Niet aan wijn verslaafd

1 Tim. 3:3; Titus 1 :7

A. Letterlijk, niet zuchtende of verlangende naar wijn. Iemand die verslaafd is aan wijn is iemand die vaak en veel alcohol drinkt.

B. Zou Paulus hier geheelonthouding bedoelen? In dit gedeelte spreekt Paulus niet over geheelonthouding. Hij gebruikt hier het woord "paoinos' dat absoluut verwijst naar overmatig gebruik. Het is het drinken van alcohol dat resulteert in het verlies van je controle over je gezond verstand en wat leidt naar gebondenheid. Paulus spreekt hier over te veel aan alcohol consumeren.

C. Een hogere wet gaat in dit soort zaken in werking, nl. dat we niets doen, waardoor een medebroeder of zuster aanstoot aan zou kunnen nemen.

Niet op zichzelf gericht

1 Tim. 3:3, Titus 1:7

A. Een oudste moet niet worden gedomineerd door zelfinteresse, zelfzucht, onverzettelijkheid en arrogantie. Hij moet zich onderwerpen aan het juiste gezag en er naar streven om God en anderen te behagen en niet zichzelf

B. Niet ongehoorzaam.

C. Zelfzuchtig en arrogant (Thayer).

D. Niet onverzettelijk (Williams).

E. Arrogant en aanmatigend (Amplified Bijbel).

F. Niet overgegeven aan zelfgenoegen (Concordant Literal).

G. Niet op zichzelf gericht zijn. (Beck).

H. Een op zichzelf gericht persoon, is iemand die er op staat dat de dingen gaan zoals hij het wil. Hij legt nooit zijn verlangens opzij, zodat hij een ander dienstbaar kan zijn, en als hij het uiteindelijk toch doet, dan doet hij het met veel tegenzin en al mopperend. Een op zichze1f gericht persoon, bouwt zijn eigen wereld om zichzelf heen. Het is iemand die zichzelf tot gezag is geworden (2. Petr. 2:2-3, 10, 14, 18). Deze beschrijving slaat misschien wel niet op iemand van ons die dit leest, maar toch om zeker te zijn, stel jezelf de volgende vragen:

  • Krijg je meestal of altijd je zin?
  • Heb je het er moeilijk mee om je fouten toe te geven?
  • Bestier je je huisgezin op een autoritaire wijze (Doe dit omdat ik het je zeg)?
  • Heb je als kind ook altijd je zin gekregen, en ben je daardoor verwend en verwaand geworden?

I. Zelfzucht en een sterke wil zijn twee verschillende dingen. Iemand die geestelijk volwassen is, zal niet domineren, ook al heeft hij een sterke wil.

Niet opvliegend

1 Tim. 3:3; Titus 1:7

A. Niet snel boos, niet neigend naar boosheid of opvliegendheid; niet humeurig of snel geïrriteerd; niet snel provocerend of driftig.

B. Capabel om te heersen over je eigen geest (Kevin J. Conner).

C. De persoon die niet snel boos is, daarbij slaan de stoppen niet door, of vliegen alle hendels los. Onze hulp in het hanteren van woede is Efeze 4;26. Sommige gevoelens van boosheid zijn onontkoombaar omdat we leven in een gevallen wereld. Maar als we ze sneI kwijtraken en ze de rug toekeren, zullen ze ons geen kwaad doen. Maar het broeden op boosheid, brengt schade toe aan de geest; smeulende, en wraak zoekende woede veroorzaakt dat iemand zijn perspectief verliest. Degenen die langzaam boos worden zullen het makkelijker vinden om met de beweging van de Heilige Geest samen te werken. 

Niet strijdlustig

1 Tim. 3:3

A. Niet iemand die terug slaat, niet gewelddadig, vechtlustig, of twistziek. Een strijdlustig iemand is altijd in om te argumenteren en zeker in voor een theologische discussie.

B. Niet ruzie zoekend of overgegeven aan bekvechterij.

C. Een strijdlustig iemand is iemand, die de controle over zijn gezond verstand verliest en wordt geregeerd door woede. Hij is altijd klaar om de strijd aan te gaan met een vechtlustige en oorlogvoerende natuur. Hij kan zich niet altijd voorkomen dat hij zich overgeeft aan lichamelijk geweld.

  1. Mozes: Hij doodde een Egyptenaar (Hand. 7:20-29), wierp de stenen tafelen van de wet neer, sloeg kwaad op de rots van voorziening wat tegenstrijdig was met wat God tegen hem had gezegd (Num. 20:1-13). Ondanks dit heeft God hem toch machtig kunnen gebruiken.
  2. Petrus was ook altijd ruw en onbezonnen in woord en daad. Hij sloeg het oor af van een dienstknecht van de hogepriester in de nacht van Jezus zijn arrestatie (Joh. 18:1-27).

Niet twistziek

1 Tim. 3:3

A. Het is geen ruziezoeker; Hij is iemand die niet graag twist en ruzie maakt, maar hij is een vredestichter.

B. Gemakkelijk te corrigeren.

C. Een twistzieke persoon is iemand die anderen domineert, maar dit eigenlijk doet vanuit onzekerheid en vanuit een defensieve houding. Hij is in strijd met anderen, moet ook wedijveren en debatteren met anderen. Hij is niet gelukkig totdat hij de baas is en is niet gewillig om te dienen of onder iemand anders te staan. Hij is niet gewillig om te buigen en is niet flexibel. "Het gaat op mijn manier, anders doen wij het helemaal niet." Zulke mensen, gewoonlijk jaloers en zelfzuchtig, worden gemotiveerd door trots. Ze zijn geneigd om te strijden en te twisten en houden van tegenstrijdigheden, rivaliteit, conflict, strijd en tweedracht.

D. In tegenstelling tot het vorige wat we gezien hebben zoekt een goede oudste vrede. Romeinen 12: 16 en 18 is zijn  motto."Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen."

Vriendelijk

1 Tim. 3:3

A. Geduldig, vriendelijk, attent, verdraagzaam; een persoon met een milde stemming.

B. In Fillipenzen 4:5 is dit zelfde woord op verschillende manieren vertaaId in "vriendelijkheid", "verdraagzaamheid" en "bescheidenheid." Het Griekse woord wat hier gebruikt wordt heeft o.a. te maken met overgave. Het wordt gebruikt in de context van het niet opeisen van wettelijke rechten. Wettelijke rechten kunnen moreel verkeerd zijn, als ze door een persoon worden misbruikt, waardoor anderen gaan lijden onder zijn misbruik zijn rechten. Ben nobel en edelmoedig persoon is bereid zich te onderwerpen aan iemand die onder hem staat. Galaten 6: 1 vertelt ons dat we mens en moeten herstellen "met den geest der zachtmoedigheid."

Vrij van de liefde voor geld

1 Tim. 3:3

Deze persoon heeft niet een zucht naar geld. Het betekent het niet verkrijgen van geld op een oneerlijke manier of het verkrijgen van oneerlijk geld op wat voor manier dan ook. Deze persoon is niet jaloers op het bezit van een ander. Hij is geen liefhebber van (dol op) geld, niet gierig of simpelweg hebzuchtig. Ben oudste moet vrij zijn van de liefde voor geld en de dingen, die je ermee kunt krijgen. Om onverzadigbaar te zijn op het gebied van rijkdom en bereid zijn het te verkrijgen op een discutabele manier, is duidelijk een reden om iemand voor het oudstenschap te diskwalificeren. Het maakt geestelijke groei onmogelijk.

Eigen huis goed besturend

1 Tim 3:4; Titus 1:6

A. Een oudste moet op een goede wijze leiding kunnen geven aan zijn eigen gezin (gezinsleden, financiën, bezittingen enz.). Dit aspect van besturen houdt tevens het aspect in van betrokken (zorgdragend) management. Daar is dus meer voor nodig dan alleen toezicht houden op de algemene gang van zaken, maar het is daadwerkelijk meehelpen om leiding te geven aan het gezin. Het woord "goed" in het Grieks is een krachtige term wat betekent "schitterend" of uitmuntend" in tegenstelling tot "'aardig" of "geestelijk."

B. "Die met alle waardigheid zijn kinderen onder tucht houdt." Dit houdt in je kinderen onder controle hebben (in gehoorzaamheid en onderwerping). De term "met alle waardigheid" kan betrekking hebben op de kinderen van de oudste, maar ook op zichzelf of op beide. Het betekent waardig, respectvol, eerbiedwaardig, hoogachtend.

C. Titus 1:6 Amplified Bible: "Wiens kinderen goed zijn getraind, die gelovig zijn, niet een open prooi zijn voor beschuldigingen of erg losjes in hun moraal en gedrag of onbeheersbaar en wanordelijk."

Dit gedeelte spreekt niet over heel kleine kinderen. Kinderen gaan door verschillende fasen van moeilijkheden heen. De tijd zal het leren of de ouders hun kinderen goed hebben getraind. "Losbandigheid" kan alleen spreken van oudere kinderen die een leeftijd hebben bereikt waardoor je ze verantwoordelijk kan stellen. Opstandigheid en een onjuiste levensstijl, is karakteristiek voor de normale rebellie onder oudere tieners en jong volwassenen. In 1.Sam. 2: 12 zijn de twee zonen van Samuël gediskwalificeerd voor het priesterschap omdat hun opstandig leven hen maakte tot "zonen van Belial." Als we onze kinderen liefhebben, disciplineren wij ze in liefde (Efez. 5:25; 1 Petr. 3:7).

Gunstig bekend bij de buitenstaanders

1 Tim. 3:7; Titus 1:6

A. Dit is het resultaat van het uitleven van een uitstekend getuigenis richting de mens en die niet tot de gemeente (de niet christelijke wereld) behoren. Een' reputatie kun je hebben in de buurt waar je woont, op het gebied van zaken en op het gebied van de wetten van het land. Een oudste moet een gerespecteerde persoon zijn op zijn werk alsook in de gemeente.

B. Een voorbeeld in het uitleven van christelijke waarden in zijn eigen omgeving. Dit heeft o.a. te maken met integriteit, eerlijkheid en reinheid.

C. Zich op een goede manier gedragende (1.Thess. 4:11-12).

D. Jezelf gedragen met wijsheid t.o.v. buitenstaanders (Col. 4:3,6).

E. Wees niet tot een aanstoot voor zowel de Jood als de heiden (1.Cor. 10:31-33).

F. Een goede wandel leiden onder de heidenen (1.Petr. 2:12).

Liefde voor het goede

Tit. 1:8

A. Het Griekse woord wat hier wordt gebruikt, is een woord met een brede betekenis. Het houdt o.a. in het lief hebben van goede mensen, goede activiteiten, goede dingen, goede gedachten, enz. Het verlangen van een oudste moet uitgaan naar de goede dingen van God en niet uitgaan naar het slechte, discutabele of minder belangrijke dingen.

B. Een promotor van normen en waarden.

C. Het is het hebben van een gedachtegang die gedetailleerd is beschreven in Fillipenzen 4:8 waarin een lijst van dingen wordt genoemd die voor een gelovige goed zijn om daarover te overpeinzen: Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenk dat;

Rechtvaardig

Tit. 1:8

A. Oprecht, eerlijk en juist. Dit heeft niet alleen te maken met een juiste houding t.o. v. God, maar ook met –het doen van het juiste en het oprechte t.o.v. andere mensen. Het is ons gedrag en handelen, wat uiteindelijk zal worden gezien.

Een rechtvaardig man:

  1. Hij heeft een oprecht karakter.
  2. Eerlijk in zijn besluiten.
  3. Recht in zijn oordeel.
  4. Oprecht en eerlijk denkend.

B. Een rechtvaardig persoon kan volwassen besluiten maken en heeft een juist oordeel. God zegende Salomo uitermate omdat hij in plaats van om te vragen rijkdom, hij het volgende gebed bad: "Geef mij thans wijsheid en kennis, dat ik voor dit volk kan uitgaan en ingaan, want wie zal dit grote volk van U kunnen richten?" Andere voorbeelden van rechtvaardige mannen zijn: Jozef (Matth. 1: 19), Comelius (Hand.. 10:22), Johannes de Doper (Marc.6:20).

Vroom

Tit. 1:8.

A. Een vroom man jaagt naar heiligheid, is een lust in Gods ogen en is apart gezet voor de dienst van God. Het tegenovergestelde van. dit karakterkenmerk is wereldgelijkvormigheid en vleselijkheid.

B. Een persoon die in zijn karakter en natuur op God gericht is (Kevin J. Conner).

C. Een toegewijd persoon die actief en constant gerechtigheid uitoefent. Hij behoudt zijn morele en Goddelijke verplichtingen.

Geen pasbekeerde

1 Tim. 3:6

A. Niet een pasbekeerde die net tot geloof is gekomen.

B. Een persoon die "net is geplant" (Robertson).

C. Hoopvolle beginners die kwaliteiten hebben voor een bediening missen vaak de volwassenheid in het geloof, die nodig is. Dit verwijst niet naar de leeftijd van een persoon, maar naar de geestelijke volwassenheid van zo'n persoon. Zulke leiders kunnen gemakkelijk "verwaand" worden. In het Griekse betekent dat "in rook worden omhuld". Het is dus alsof trots hem omhult als een rokerige mist. In deze mistige toestand kan de duivel deze persoon makkelijk aan het wankelen brengen. Niet te snel moeten pas bekeerden in een positie van geestelijk leiderschap geplaatst worden. Sommigen van deze "kasgroei" leiders overleven deze fout, terwijl anderen geruïneerd worden voor het leven, terwijl weer anderen nooit een gebalanceerde rol vinden in hun bediening.

Zich houdend aan het woord van God

Tit. 1:9.

A. Een oudste moet inzicht en kennis hebben in het woord van God doordat het hem is onderwezen en door constante zelfstudie dat hij ontvangen heeft (2.Tim. 2:2). Ook moet de oudste de vaardigheid bezitten om de gemeente te onderwijzen in de waarheid van Gods principes.

B. Zich houdende aan het betrouwbare woord houdt in:

  1. Nooit bereid zijn de waarheid te compromitteren (Kevin J. Conner).
  2. Een diepe overtuiging van de onfaalbaarheid en autoriteit van de schrift.

C. Volwassenheid in zijn omgang.

  • Het is een persoon die je sneI mag.
  • Het is een eerlijke persoon. Ik zou hem vertrouwen met mijn bankrekening.
  • Hij is een gevoelig persoon.
  • Hij straalt Christus uit.
  • Hij is een goede vader.
  • Hij houdt van mensen - zijn gezin, de gemeente, zijn naaste.
  • Hij werkt hard.
  • Hij is een nederig persoon.
  • Hij houdt zijn woord.
  • Hij is niet op zichzelf gericht of zelfingenomen.
  • Hij laat je je op je gemak voelen.
  • Ik kan hem aanbevelen voor bijna iedere taak.
  • Hij laat je met zitten.
  • Hij zal geen misbruik van je maken.
  • Hij is geen opportunist.
  • Hij gebruikt geen mensen voor zijn eigen doeleinden.
  • Hij weet waar hij naartoe gaat, hij plant vooruit.
  • Hij is bedachtzaam en hartelijk.
  • Hij is echt.
  • Hij is een goede rentmeester van zijn tijd en talenten.
  • Hij is niet snel van streek.
  • Hij is consistent.
  • Hij erkent en respecteert de autoriteit van de voorganger (primus interparis).
  • Hij is een volhouder.
  • Hij geeft zijn fouten toe.
  • Hij is gewillig om te leren.
  • Hij heeft geen martelaren complex.
  • Hij is een eerlijk persoon.
  • Hij is relatie gericht en niet in eerste instantie bedieningsgericht.
  • Hij is bereid het belang van de gemeente te stellen boven zijn eigen belang.

Nog enkele aandachtspunten

1. De meest belangrijke karakter kenmerken waar een pastor op zou moeten letten bij het uitkiezen van oudsten en leiders:

  • Integriteit.
  • Het delen van dezelfde geest en visie; moet dezelfde DNA bezitten.
  • Getrouwheid.
  • Toewijding aan de plaatselijke gemeente.
  • Juiste houding.
  • Een herdershart.
  • Stabiliteit.
  • De capaciteit heeft om met mensen om te gaan.
  • Genadig.
  • Nederig hart.
  • Erkent de voorganger als visiedrager en "primus interparis".
  • Een houding die offert.
  • Hoeft geen salaris van de gemeente.
  • Succesvol op zijn seculaire werk.
  • Hij leeft in overeenstemming met de principes van de bijbel.
  • Niet verslaaft aan de goden van deze wereld.
  • Goede gewoonten.
  • Ontvangt correcties en veranderingen.
  • Ondersteunend en heeft niet een competitiedrang jegens anderen.
  • Erkent het principe van teambediening.
  • Iemand die een geheim kan bewaren.
  • Is een man met veel liefde.
  • Heeft een vrouw die mede het karakter heeft zoals boven omschreven.

2. Onderstaande karaktertrekken zouden zichtbaar moeten zijn in potentiële leiders. Enkele vragen die een leider kan stellen om karakter ontwikkeling te evalueren?

  • Blijf ik leven in dichte gemeenschap met de Heilige Geest?
  • Accepteer ik de bijbel als het woord van God?
  • Houd ik van het volk van God?
  • Identificeer ik mezelf met Gods volk in een specifieke plaatselijke gemeente?
  • Geef ik mij vrijwillig over aan gezag?
  • Houd ik van zondaren en mensen die zijn teruggevallen?
  • Aanbid ik God werkelijk met geheel mijn hart?
  • Heb ik een sterk gebedsleven?
  • Heb ik een volwassen houding in momenten wanneer de druk groot is?
  • Laat ik een ander het werk afmaken, wat ik ben begonnen, zonder gevoelens van bitterheid erop na te houden t.o.v. die    andere persoon?
  • Luister ik naar kritiek, en kan ik kritiek verdragen?
  • Kan ik het accepteren, dat een ander een taak krijgt waar ik zelf beter voor gekwalificeerd zou zijn?
  • Geniet ik stiekem wanneer een ander het fout doet?
  • Geef ik ruimte aan anderen hun mening, of moet ik altijd argumenteren om mijn standpunt te bevechten?
  • Heb ik innerlijke vrede in tijden van moeiten?
  • Kan ik iemand vergeven, die mij opzettelijk negeert?
  • Heb ik mijn woede onder controle?
  • Geef ik bepaalde pleziertjes op ter wiIle van het bereiken van lange termijn doelen?
  • Maak ik projecten af die ik begin?
  • Plaats ik anderen voor mijzelf?
  • Kan ik vrijelijk toegeven wanneer ik fout zit?
  • Houd ik mij aan beloftes en kom ik mijn afspraken na?
  • Kan ik iets voor mij houden, wanneer dat het beste is om te doen?
  • Kan ik in vrede leven met de dingen, die ik niet kan veranderen?

Wie is bekwaam?

Wat een eisen worden er gesteld aan hen die Gods kerk leiden! Maar vergeet twee dingen niet:

  1. Onze bekwaamheid is in Christus! Als Gods Geest in ons de vrucht van de Geest gaat uitwerken, dan komen deze karaktereigenschappen openbaar, want het zijn de karaktereigenschappen van onze Heiland.
  2. In feite zijn dit niet alleen eisen die aan oudsten van de gemeente van Christus gesteld moeten worden, wij allen die in Christus zijn zouden meer en meer aan dit beeld moeten gaan beantwoorden. God geve ons genade en kracht om te wandelen door de Geest.

Aanstelling

Over de verkiezing en aanstelling van oudsten handelen Hand. 14:21-23; 20:28-32. Tit. 1:5v.

Tijdens hun eerste zendingsreis kozen Paulus en Barnabas oudsten in elke gemeente die door hun dienst ontstaan was.
Hnd 14:23 Nadat zij nu voor hen in elke gemeente oudsten hadden gekozen, baden zij met vasten en droegen hen op aan de Heer in Wie zij hadden geloofd. (TELOS)
Zij hadden een "profiel" en kozen, onder leiding van de Heilige Geest, mannen die daaraan het best beantwoorden. Oudsten in een gemeente zijn door de Heilige Geest als opzieners gesteld. Tijdens zijn derde zendingsreis kwam Paulus te Milete en liet daar de oudsten van Efeze komen om afscheid van hen te nemen. Hij zei tot hen:
Hnd 20:28 Past op uzelf en op de hele kudde, waarin de Heilige Geest u als opzieners heeft gesteld, om de gemeente van God te hoeden, die Hij Zich heeft verworven door het bloed van zijn eigen Zoon. Hnd 20:29 Ik weet, dat na mijn vertrek wrede wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet sparen; Hnd 20:30 en uit uzelf zullen mannen opstaan, die verdraaide dingen spreken om de discipelen achter zich af te trekken. Hnd 20:31 Daarom waakt, en herinnert u dat ik drie jaar, nacht en dag, niet heb opgehouden ieder met tranen terecht te wijzen. Hnd 20:32 En nu draag ik u op aan God en aan het woord van zijn genade, die machtig is op te bouwen en het erfdeel te geven onder alle geheiligden. (TELOS)
Later, na zijn derde zendingsreis, droeg Paulus aan Titus op in elke stad oudsten aan te stellen. Hiervoor geeft Paulus hem een functieprofiel.
Tit 1:5 Om deze reden heb ik je op Kreta gelaten, opdat je het ontbrekende in orde brengt en in elke stad oudsten aanstelt, zoals ik je opgedragen heb. Tit 1:6 Zo iemand moet onstraffelijk zijn, ... Tit 1:7 Want de opziener moet onstraffelijk zijn, als een rentmeester van God, ... (TELOS)
Behalve oudsten werden ook anderen gekozen om een dienst te doen: de discipelen te Jeruzalem kozen zeven diakenen; en gemeenten wezen een broeder aan die de ingezamelde giften moest overbrengen naar de armen in Jeruzalem. 2 Cor 8:19 "... hij is ook door de gemeenten als onze reisgenoot aangewezen bij dit liefdewerk, ..." (TELOS-vertaling). De vergadering in Jeruzalem kozen de voorgangers Judas Barsabbas en Silas om een boodschap aan Antiochië te brengen (Hand. 15:22, 27).

Door de Geest: middellijkerwijs

De Heilige Geest stelt oudsten aan door middel van mensen: Hij werkt middellijkerwijs. De oudsten in Efeze waren door de Heilige Geest, waarschijnlijk middellijkerwijs, als opzieners gesteld (Hand. 20:28).

De Geest riep Paulus en Barnabas voor het zendingswerk (Hand. 13:2). Vermoedelijk deed Hij dat door middel van een of meer profeten.
Hnd 13:1 Er waren nu in Antiochië, in de gemeente die daar was, profeten en leraars: Barnabas, Simeon, Niger geheten, Lucius van Cyrene, Manahen, de jeugdvriend van Herodes de viervorst, en Saulus. Hnd 13:2 Terwijl zij nu de Heer dienden en vastten, zei de Heilige Geest: Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk waartoe Ik hen heb geroepen. Hnd 13:3 Toen vastten en baden zij, legden hun de handen op en lieten hen gaan. (TELOS)
We lezen nergens dat oudsten door profeten werden aangewezen. De oudsten te Efeze zijn naar alle waarschijnlijkheid door de apostel Paulus aangesteld tijdens zijn verblijf daar[2]. Hij heeft dat echter in afhankelijkheid van de Geest gedaan[2], terwijl hij voor ogen had waaraan ze moesten voldoen. In Jeruzalem kwam de vergadering met de Heilige Geest tot een besluit, een oplossing van de besnijdenis- en wetskwestie. De getuigenissen van Paulus en Barnabas en de woorden van Petrus en Jacobus, onder verwijzing naar de Schrift, hebben daartoe bijgedragen. Ook hier heeft de Geest middellijkerwijs gewerkt.
Hnd 15:22 Toen besloten de apostelen en de oudsten met de hele gemeente mannen uit hen te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te zenden: Judas, Barsabbas geheten, en Silas, mannen die voorgangers onder de broeders waren, Hnd 15:25 hebben wij, eendrachtig geworden, besloten mannen te kiezen en naar u toe te zenden met onze geliefden, Barnabas en Paulus, (...) Hnd 15:27 Wij hebben dan Judas en Silas gezonden, die ook mondeling hetzelfde zullen berichten. Hnd 15:28 Want de Heilige Geest en wij hebben besloten u geen grotere last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: Hnd 15:29 u te onthouden van wat aan de afgoden is geofferd, van het bloed, van het verstikte en van de hoererij. Als u zich daarvoor in acht neemt, zult u wel doen. Vaarwel!’ (TELOS)
Dat de Geest een overtuiging bij de discipelen werkt, kan ook ten aanzien van oudsten plaatsvinden[2]. Zij komen tot de erkenning dat deze en die broeder een taak van opziener hebben.

Verkiezing, aanstelling door mensen

Door wie werden oudsten gekozen? Ze werden gekozen en aangesteld door de apostelen of hun afgevaardigden (Titus, Timoteüs) (Hand. 14:23; Tit. 1:5).

Wanneer werden oudsten gekozen? De apostelen of hun afgevaardigden stelden hen niet onmiddellijk na de stichting van een gemeente aan, maar een tijd later, zoals blijkt uit Hand. 14:23 en Tit. 1:5. Zo kreeg Titus van Paulus de opdracht in elke stad oudsten aan te stellen, namelijk in reeds eerder ontstane gemeenten.

Van een andere aanstellingsprocedure of van verkiezing door de gemeente lezen we niets in het Nieuwe Testament.

'Geen verkiezing en aanstelling; alleen erkenning'. Sommigen wijzen verkiezing en aanstelling door de gemeente af[3]. Argumenten voor dit standpunt:

  1. Kiezen of aanstellen van oudsten door de plaatselijke leden gemeente komt nergens in het Nieuwe Testament voor.
  2. Het aanstellen van oudsten door de apostelen of hun afgevaardigden schijnt, gezien de gegevens van het Nieuwe Testament, alleen te zijn gebeurd in de heidenwereld, niet in het land van Israël.
  3. Oudsten nemen in de gemeente een positie van gezag in. Gezag moet niet van onderaf (de gemeente) komen, maar van bovenaf. De gemeente kan niet zelf haar eigen gezagsdragers kiezen of aanstellen[2], ze is daartoe niet bevoegd, anders had Paulus aan Titus niet de opdracht hoeven geven om in elke stad oudsten aan te stellen (Tit. 1:5). Een onderwijzer wordt niet door kinderen aangesteld, maar door het gemeentebestuur of door het schoolbestuur[2]. Een politieagent is eveneens een gezagsdrager, maar hij heeft geen gezag doordat burgers hem kiezen of aanstellen, maar doordat hij door een bevoegde overheidsinstelling daartoe is aangesteld[2]. Een onderwijzer en een politieagent moeten vóór hun aanstelling voldoen aan bepaalde eisen. Ze ontvangen gezag van bovenaf, niet van burgers of kinderen. De apostelen hadden hun gezag van bovenaf gekregen: ze waren door God geroepen. Er bestaat thans geen christengemeentelijke instelling welke gezag kan overdragen op oudsten.

Als er geen apostelen meer zijn, de verkiezing en aanstelling door de gemeente wordt afgewezen, doch de noodzaak van oudsten erkend wordt, dan rest de gemeente niets anders dan, geleid door de Geest, de oudere broeders, die moreel gezag hebben, te erkennen. Erkenning vereist herkenning: om een broeder als oudste te erkennen, moet men in hem, op grond van het Bijbelse profiel, eerst herkennen.

1Th 5:12 Wij nu vragen u, broeders, hen te erkennen die onder u arbeiden en u leiding geven in de Heer en u terechtwijzen, 1Th 5:13 en hen zeer hoog te achten in liefde om hun werk. Houdt vrede onder elkaar. (TELOS)
In sommige kringen[4] worden weliswaar erkend dat sommige broeders, hoewel niet tot oudsten benoemd, het werk van oudsten doen, maar deze worden niet als zodanig openlijk erkend of als 'oudsten' genoemd. In de onderlinge omgang van de gelovigen worden zulke broeders wel geacht en genieten ze moreel gezag, maar het woord 'oudste' of 'ouderling' wordt niet gebruikt. Zulke oudere broeders functioneren wel als oudsten.

Tegen dit laatste standpunt, dat onduidelijk en onbesproken laat wie oudsten zijn, is ingebracht dat het destijds in Efeze wel duidelijk was wie oudsten waren. Daarom kon Paulus hen tot zich roepen. In gemeenten waar dat niet duidelijk is, zal men eerst moeten uitmaken wie oudsten zijn.[3] Als weerwoord kan men stellen dat er altijd wel broeders zijn die die aan het verzoek van Paulus zouden beantwoorden, hetzij uit verantwoordelijkheidsgevoel hetzij daartoe door anderen meegevraagd of aangemoedigd. Zulk een gemeente zal niet nalaten een vertegenwoordiging te zenden, zonder eerst uit te hoeven maken wie nu wel of wie niet oudsten zijn.

Een tweede bezwaar tegen het standpunt, dat onduidelijk en onbesproken laat wie oudsten zijn, is dat woorden als "... als iemand streeft naar het opzienerschap, begeert hij een goed werk. De opziener dan moet onberispelijk zijn, ... " (1 Tim. 3:1-2) en "De oudsten onder u vermaan ik dus, de medeoudste ... u jongeren, weest aan de oudsten onderdanig." (1 Petr 5:1, 5) dan niet goed werken. Maar als weerwoord kan men stellen er broeders zijn die er op grond van 1 Tim. 3:1-2 naar mogen streven het werk van oudsten te doen. Aan hen die zulk werk doen, is onderdanigheid betamelijk.

'Verkiezing en aanstelling onder leiding van de Geest'. Een tegengesteld standpunt is dat de Geest middellijkerwijs ook oudsten aanstelt. De Geest stelde ten tijde van de apostelen en hun medewerkers oudsten middellijkerwijs aan tot opzieners.

Het is in de tegenwoordige tijd mogelijk dat een gemeentestichter, een door God gezonden werker, naar het voorbeeld van de apostelen, Timotheüs en Titus, enige tijd na het ontstaan van een gemeente enkele broeders de taak van oudsten opdraagt.

Vergelijk de verkiezing van apostelen. De bekende twaalf apostelen waren direct door de Heer gekozen. Helaas viel Judas Iskariot af. Voor hem in de plaats kwam Matthias, die door de Heer aangewezen door middel van het lot door Hem bestuurd (Hand. 1:26). Matthias was middellijkerwijs gekozen. Paulus was direct geroepen. Ook anderen werd de roeping van Paulus duidelijk. Barnabas was een apostel, geroepen door de Heilige Geest, waarschijnlijk door middel van mensen (profeten).

Vergelijk de verkiezing van diakenen. In Hand. 6:1v worden er zeven gekozen door de discipelen. De apostelen zeggen de menigte van discipelen een keuze te maken. Vooraf weten de leerlingen waaraan de diakenen moeten voldoen.

Een bijzonder standpunt is, dat, als er nog geen oudsten zijn, men zou kunnen beginnen met over die broeders waarvan het onomstreden is dat ze in doen en laten oudsten zijn, als 'oudsten' te spreken, dan tekent zich een beginnende kring van oudsten wel af en vervolgens kan zij de gemeente voorstellen het werk van oudsten te gaan doen. Stemt de gemeente toe, dan zijn zij vanaf dat moment openlijk erkende oudsten.[5] En als er reeds oudsten zijn, wijzen deze de volgende oudsten aan. Iemand verwoordde de procedure aldus[3]: "Een verantwoorde werkwijze is dan de volgende: zien de oudsten dat er broeders geestelijk groeien en zich zo ontwikkeld hebben dat ze de kwaliteiten van een oudste vertonen en ook oudste willen zijn, dan stellen zij hun bevinding aan 'de gemeente' voor en vragen of er bezwaren zijn om deze broeder in de kring van oudsten op te nemen. Zijn er geen bezwaren dan wordt hij als oudste erkend. Als men hierbij handelt in afhankelijkheid van de Heer kan men zeggen dat zo'n oudste door de Geest is aangesteld. De Geest heeft duidelijk gemaakt dat zo iemand een oudste is.” Dit standpunt laat oudsten zich organisch ontpoppen, waarna de gemeente tot uitdrukkelijke erkenning komt.

Rooms-Katholieke Kerk. Deze kerk beweert dat het gezag van de paus is ontleend aan dat van de apostelen. Hun gezag is op de pausen overgegaan (de zogenaamde apostolische opvolging). Hiertegen kan men inbrengen dat er geen Schriftuurlijke grond voor is. Bovendien zijn er tijden zonder paus of met meerdere pausen tegelijkertijd. Wie had dan gezag?

Protestantisme. In Protestantse kerken kiest de gemeente bij meerderheid van stemmen de oudsten voor een beperkte periode, meestal vier jaar. Hiertegen kan worden ingebracht dat Titus, niet de gemeenten zelf, de opdracht kreeg oudsten aan te stellen.

In sommige evangelische kringen in het protestantisme acht men de evangelist of de zendeling bevoegd om in gemeenten, door hun arbeid ontstaan, oudsten aan te stellen. Hiertegen is ingebracht[2] dat een zendeling of evangelist niet te vergelijken is met een apostel, die gezag had. Een evangelist of zendeling heeft een dergelijk gezag niet.

In de beweging van de Vergadering van Gelovigen komen drie standpunten voor:

  1. Er zijn geen (formeel aangestelde) oudsten meer, omdat de apostelen en hun afgevaardigden, die oudsten aanstelden, niet meer bestaan. Wel zijn er broeders die het werk van een oudste doen.
  2. Er zijn wel oudsten, ze worden als zodanig herkend en erkend, niet aangesteld.
  3. Oudsten mogen door de gemeente herkend, erkend en aangesteld worden.

Onze houding tegenover ouderlingen

Herkennen

Wij hebben oudsten te erkennen om hun werk dat zij doen. Om hen te erkennen, moeten wij hen herkennen. Waaraan herkennen wij hen?

  • Aan hun werk (zie boven)
  • En aan hun deugdzaamheid, (zie boven)

Voor deze dingen hebben wij oog te hebben, opdat wij hen erkennen. Er is een Bijbelse profielschets waarmee we mogelijke oudsten, die daaraan beantwoorden, kunnen herkennen.

Erkennen

Wij hebben oudsten te erkennen. Dat geldt in het algemeen jegens gelovigen die onder ons arbeiden en ons leiding geven en ons terechtwijzen.
1Th 5:12 Wij nu vragen u, broeders, hen te erkennen die onder u arbeiden en u leiding geven in de Heer en u terechtwijzen, 1Th 5:13 en hen zeer hoog te achten in liefde om hun werk. Houdt vrede onder elkaar. (TELOS)

Hoogachten

1Th 5:12 Wij nu vragen u, broeders, hen te erkennen die onder u arbeiden en u leiding geven in de Heer en u terechtwijzen, 1Th 5:13 en hen zeer hoog te achten in liefde om hun werk. Houdt vrede onder elkaar. (TELOS)

Liefhebben

Als een ouderling ons vermaant of terechtwijst, kan dat ons hinderlijk vallen. Misschien is daarom de vermaning van Paulus om hen "in liefde" zeer hoog te achten.
1Th 5:12 Wij nu vragen u, broeders, hen te erkennen die onder u arbeiden en u leiding geven in de Heer en u terechtwijzen, 1Th 5:13 en hen zeer hoog te achten in liefde om hun werk. Houdt vrede onder elkaar. (TELOS)

Eren

Oudsten die goed besturen en/of arbeiden in woord en leer zijn dubbele eer door de heiligen waard.
1Ti 5:17 Laat de oudsten die goed besturen, dubbele eer worden waard geacht, vooral zij die arbeiden in woord en leer; 1Ti 5:18 want de Schrift zegt: ‘Een dorsende os zult u niet muilbanden’, en: ‘De arbeider is zijn loon waard’. (TELOS)
Vers 18, dat een reden geeft, lijkt erop te wijzen dat wij zulke arbeiders kunnen eren door hen van het nodige voorzien. Eren met stoffelijk goed. Vergelijk:
Ro 12:10 Wat de broederliefde betreft, weest hartelijk voor elkaar; gaat elkaar voor in eerbetoon. (TELOS)
Le 19:32 Voor het grauwe haar zult gij opstaan, en zult het aangezicht des ouden vereren; en gij zult vrezen voor uw God; Ik ben de HEERE! (SV)

Nederigheid

Tegenover oudsten past een nederige houding. Dat is het tegendeel van een hoogmoedige houding.
1Pe 5:1 De oudsten onder u vermaan ik dus, de medeoudste en getuige van het lijden van Christus en ook de deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden; 1Pe 5:2 hoedt de kudde van God die bij u is en houdt toezicht, niet gedwongen maar vrijwillig, in overeenstemming met God, ook niet om schandelijke winst, maar bereidwillig; 1Pe 5:3 ook niet als heersers over de erfgoederen, maar als zij die voorbeelden voor de kudde worden. 1Pe 5:4 En wanneer de overste herder is verschenen, zult u de onverwelkelijke kroon van de heerlijkheid ontvangen. 1Pe 5:5 Evenzo u jongeren, weest aan de oudsten onderdanig. En weest allen tegenover elkaar met nederigheid omgord; want ‘God weerstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade’. 1Pe 5:6 Vernedert u dus onder de krachtige hand van God, opdat Hij u verhoogt op zijn tijd, (TELOS)

Gehoorzaamheid, onderdanigheid

Oudsten geven leiding en zijn daarom voorgangers. Onze voorganger hebben wij te gehoorzamen en onderdanig te zijn.
Heb 13:17 Weest aan uw voorgangers gehoorzaam en weest hun onderdanig, want zij waken over uw zielen als degenen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet zuchtend doen, want dat is voor u niet nuttig. (TELOS)
Voor die gehoorzaamheid en onderdanigheid zijn deze redenen:
  • Ten behoeve van ons: de oudsten waken over onze zielen. Als zij ons op een gevaar wijzen en van iets afmanen, is dat voor onze bestwil. Voor ons is het beter wanneer oudsten hun werk met vreugde en niet zuchtend doen.
  • Ten behoeve van henzelf: opdat zij hun arbeid met vreugde en niet zuchtend doen
1Pe 5:1 De oudsten onder u vermaan ik dus, de medeoudste en getuige van het lijden van Christus en ook de deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden; 1Pe 5:2 hoedt de kudde van God die bij u is en houdt toezicht, niet gedwongen maar vrijwillig, in overeenstemming met God, ook niet om schandelijke winst, maar bereidwillig; 1Pe 5:3 ook niet als heersers over de erfgoederen, maar als zij die voorbeelden voor de kudde worden. 1Pe 5:4 En wanneer de overste herder is verschenen, zult u de onverwelkelijke kroon van de heerlijkheid ontvangen. 1Pe 5:5 Evenzo u jongeren, weest aan de oudsten onderdanig. En weest allen tegenover elkaar met nederigheid omgord; want ‘God weerstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade’. 1Pe 5:6 Vernedert u dus onder de krachtige hand van God, opdat Hij u verhoogt op zijn tijd, (TELOS)
De jongeren moeten aan de oudsten onderdanig zijn (1 Petr. 5:5). Het tegendeel is rebels, opstandig, weerspannig, ongehoorzaam zijn. Allen, jongeren en oudsten, hebben tegenover elkaar nederig te zijn.

Onderdanigheid past ons jegens iedere gelovige die zich ten dienste van de heiligen heeft gesteld en ten behoeve van hen arbeidt.

Vergelijk:
1Co 16:15 En ik vermaan u, broeders (u kent het huis van Stefanas, dat het de eersteling van Achaje is en dat zij zich ten dienste van de heiligen hebben gesteld), 1Co 16:16 weest ook u aan zulke personen onderdanig, en aan ieder die meewerkt en arbeidt. (TELOS)

Terzake van een beschuldiging

Wanneer een oudste beschuldigd wordt, moeten wij daaraan niet meteen geloof hechten. We moeten geen beschuldiging aannemen, tenzij onder twee of drie getuigen.
1Ti 5:17 Laat de oudsten die goed besturen, dubbele eer worden waard geacht, vooral zij die arbeiden in woord en leer; 1Ti 5:18 want de Schrift zegt: ‘Een dorsende os zult u niet muilbanden’, en: ‘De arbeider is zijn loon waard’. 1Ti 5:19 Neem tegen een oudste geen beschuldiging aan, tenzij onder twee of drie getuigen. (TELOS)

Overleden voorgangers

Voorgangers die een voorbeeld voor de kudde zijn geweest en overleden zijn, hebben wij in herinnering te houden en na te volgen.
Heb 13:7 Houdt uw voorgangers in herinnering die het woord van God tot u gesproken hebben, en volgt, terwijl u het einde van hun wandel beschouwt, hun geloof na. (TELOS)
Dit geldt uiteraard in het algemeen ten opzichte van hen die voorbeelden zijn geweest.

Zie ook

Opziener | Voorganger

Voetnoot

  1. Groot Nieuws voor u; geillustreerde uitgave van het Nieuwe Testament in de omgangstaal (Haarlem, Boxtel: 1985, 6e druk, 2e oplage), Verklarende woordenlijst s.v. Oudsten.
  2. 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 2,5 2,6 Jaap Fijnvandraat, de Gemeente (6): Oudsten.
  3. 3,0 3,1 3,2 Zo Jaap Fijnvandraat, de Gemeente (6): Oudsten.
  4. Dit komt vanouds veel voor in de beweging van de Vergadering van Gelovigen.
  5. Vergelijk Jaap Fijnvandraat, de Gemeente (6): Oudsten.