Psalmen (boek): verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
(1 woord van 'was' naar 'van')
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele website Visuele tekstverwerker
Regel 81: Regel 81:
<blockquote> Ps. 53 Een onderwijzing van David. De mensen zijn goddeloos. De werkers der ongerechtigheid zullen beschaamd worden. Dat de verlossingen van Israël uit Sion komen!</blockquote><blockquote>Ps. 54 Een onderwijzing van David, als de Zifieten aan Saul de verblijfplaats van David hadden bekendgemaakt. </blockquote><blockquote>Ps. 55 Een onderwijzing van David, een gebed in benauwdheid ten opzichte van zijn vijanden. Vermoedelijk gedicht in de tijd van de opstand van Absalom, met wie Achitofel, Davids raadsman, zich helaas had verbonden. </blockquote><blockquote>Ps. 56 Een 'kleinood' van David, als de Filistijnen hem gegrepen hadden te [[Gath]]. Tegenover zijn vele bestrijders zal hij op God vertrouwen, die hem gered heeft van de dood. </blockquote><blockquote>Ps. 57 Een 'kleinood' van David, als hij voor Saul vluchtte in de spelonk. Hij vertrouwt erop dat God hem zal verlossen. </blockquote><blockquote>Ps. 58 Een 'kleinood' van David. Hij spreekt een vergadering van onrechtvaardigen toe, tekent de goddelozen, bidt God om wraak en verwacht vrucht voor de rechtvaardige.</blockquote><blockquote>Ps. 59 Een 'kleinood' van David, toen Saul gezonden had om Davids huis degenen die zijn huis bewaken zouden om hem te doden. David smeekt om redding, bidt om wraak voor zijn vijanden, waartegenover hij zijn vertrouwen op God stelt en Hem dankbaarheid belooft. </blockquote><blockquote>Ps. 60 Een 'kleinood' van David, een overwinningslied, toen hij met Gods hulp de Arameërs overwonnen had en Joab de Edomieten. </blockquote>
<blockquote> Ps. 53 Een onderwijzing van David. De mensen zijn goddeloos. De werkers der ongerechtigheid zullen beschaamd worden. Dat de verlossingen van Israël uit Sion komen!</blockquote><blockquote>Ps. 54 Een onderwijzing van David, als de Zifieten aan Saul de verblijfplaats van David hadden bekendgemaakt. </blockquote><blockquote>Ps. 55 Een onderwijzing van David, een gebed in benauwdheid ten opzichte van zijn vijanden. Vermoedelijk gedicht in de tijd van de opstand van Absalom, met wie Achitofel, Davids raadsman, zich helaas had verbonden. </blockquote><blockquote>Ps. 56 Een 'kleinood' van David, als de Filistijnen hem gegrepen hadden te [[Gath]]. Tegenover zijn vele bestrijders zal hij op God vertrouwen, die hem gered heeft van de dood. </blockquote><blockquote>Ps. 57 Een 'kleinood' van David, als hij voor Saul vluchtte in de spelonk. Hij vertrouwt erop dat God hem zal verlossen. </blockquote><blockquote>Ps. 58 Een 'kleinood' van David. Hij spreekt een vergadering van onrechtvaardigen toe, tekent de goddelozen, bidt God om wraak en verwacht vrucht voor de rechtvaardige.</blockquote><blockquote>Ps. 59 Een 'kleinood' van David, toen Saul gezonden had om Davids huis degenen die zijn huis bewaken zouden om hem te doden. David smeekt om redding, bidt om wraak voor zijn vijanden, waartegenover hij zijn vertrouwen op God stelt en Hem dankbaarheid belooft. </blockquote><blockquote>Ps. 60 Een 'kleinood' van David, een overwinningslied, toen hij met Gods hulp de Arameërs overwonnen had en Joab de Edomieten. </blockquote>
<blockquote>Ps. 61. David bidt om bescherming. Hij vertrouwt dat God zijn leven en koninklijke heerschappij zal verlengen; profeteert van de Messias en diens rijk. </blockquote>
<blockquote>Ps. 61. David bidt om bescherming. Hij vertrouwt dat God zijn leven en koninklijke heerschappij zal verlengen; profeteert van de Messias en diens rijk. </blockquote>
<blockquote>Ps. 62. David zwijgt voor God, want van Hem is zijn verwachting, tegenover zijn vijanden.</blockquote><blockquote>Ps. 63. David, in de woestijn, verlangt naar God, die Hem ondersteunt. Zijn vijanden zullen omkomen.</blockquote><blockquote>Ps. 64. David bidt om verberging tegen zijn vijanden, die hem met boze woorden belagen. God zal hen met een pijl schieten en alle mensen zullen vrezen en Gods werk verkondigen.</blockquote><blockquote>Ps. 65. Een lofzang van David. 'U hoort het gebed, tot U zal alle vlees komen'. God zal in gerechtigheid antwoorden. Hij verzoent onze overtredingen. Hij is het Vertrouwen van de einden der aarde. Hij zet de bergen vast, stilt de zeeën en zegent het land rijkelijk. </blockquote><blockquote>Ps. 66. David wekt de mensheid op God te psalmzingen en te eren om zijn ontzaglijke werken en heerschappij. God had het volk Israël beproefd, gelouterd en gered. David wil Hem uit dankbaarheid offeren. Hij getuigt dat God hem verhoord heeft.</blockquote><blockquote>Ps. 67. De dichter, wiens naam niet genoemd wordt, wenst en verwacht Gods zegen over 'ons'. De volken zullen zich verblijden en God loven, omdat Hij hen rechtvaardig zal oordelen en hen zal leiden. </blockquote><blockquote>Ps. 68. God zal de goddelozen doen vergaan. De rechtvaardigen zullen zich verblijden om Zijn gerechtigheden en barmhartigheden. Hij heeft zijn erfenis gesterkt. De boodschappers was goede tijdingen waren een grote menigte. God verstrooide de koningen. Hij zal wonen op de berg Sion. Zijn legermacht is groot. Hij is opgevaren naar de hemel en heeft de mensen gaven gegeven. God is onze zaligheid, ook tegen de dood. Hij zal zijn vijanden verslaan en neerwerpen aan onze voeten. De gangen van God in het heiligdom zijn gezien. Om Gods tempel te Jeruzalem zullen de koningen God geschenk toebrengen. God heeft de oorlogbeluste volken verstrooid. God rijdt in de hemel en geeft zijn stem. God geeft Israël sterkte. </blockquote><blockquote>Ps. 69. David, dodelijk bedreigd door zijn haters en vijanden, roept tot God om redding. Hij is zijn broeders een vreemde geworden. Smaad en schande bedekken hem. Het latere lijden van Jezus Christus komt naar voren. David bidt om Gods wraak over zijn vijanden. Hij verwacht Gods verlossing, voor zichzelf en voor Sion. </blockquote><blockquote>Ps. 70. David, ellendig en nooddruftig, smeekt God om verlossing van zijn vijanden. Hij bidt dat zijn vijanden beschaamd en de liefhebbers van Gods heil verblijd worden. </blockquote><blockquote>Ps. 71. Gebed om hulp en bevrijding van de vijanden. De oude dichter vertrouwt op God en looft Hem. Hij verwacht dat God hem zal levend maken, dat Hij God zal loven en dat zijn vijanden beschaamd zullen worden. </blockquote><blockquote>Ps. 72. Het laatste gebed van David, voor zijn zoon Salomo, opdat deze een rechtvaardig en barmhartig koning wordt, die de nooddruftigen en ellendigen verlost. Het gebed strekt zich uit en spreekt van de toekomstige Vredevorst en diens bestendige rijk en heerlijkheid. </blockquote>
<blockquote>Ps. 62. David zwijgt voor God, want van Hem is zijn verwachting, tegenover zijn vijanden.</blockquote><blockquote>Ps. 63. David, in de woestijn, verlangt naar God, die Hem ondersteunt. Zijn vijanden zullen omkomen.</blockquote><blockquote>Ps. 64. David bidt om verberging tegen zijn vijanden, die hem met boze woorden belagen. God zal hen met een pijl schieten en alle mensen zullen vrezen en Gods werk verkondigen.</blockquote><blockquote>Ps. 65. Een lofzang van David. 'U hoort het gebed, tot U zal alle vlees komen'. God zal in gerechtigheid antwoorden. Hij verzoent onze overtredingen. Hij is het Vertrouwen van de einden der aarde. Hij zet de bergen vast, stilt de zeeën en zegent het land rijkelijk. </blockquote><blockquote>Ps. 66. David wekt de mensheid op God te psalmzingen en te eren om zijn ontzaglijke werken en heerschappij. God had het volk Israël beproefd, gelouterd en gered. David wil Hem uit dankbaarheid offeren. Hij getuigt dat God hem verhoord heeft.</blockquote><blockquote>Ps. 67. De dichter, wiens naam niet genoemd wordt, wenst en verwacht Gods zegen over 'ons'. De volken zullen zich verblijden en God loven, omdat Hij hen rechtvaardig zal oordelen en hen zal leiden. </blockquote><blockquote>Ps. 68. God zal de goddelozen doen vergaan. De rechtvaardigen zullen zich verblijden om Zijn gerechtigheden en barmhartigheden. Hij heeft zijn erfenis gesterkt. De boodschappers van goede tijdingen waren een grote menigte. God verstrooide de koningen. Hij zal wonen op de berg Sion. Zijn legermacht is groot. Hij is opgevaren naar de hemel en heeft de mensen gaven gegeven. God is onze zaligheid, ook tegen de dood. Hij zal zijn vijanden verslaan en neerwerpen aan onze voeten. De gangen van God in het heiligdom zijn gezien. Om Gods tempel te Jeruzalem zullen de koningen God geschenk toebrengen. God heeft de oorlogbeluste volken verstrooid. God rijdt in de hemel en geeft zijn stem. God geeft Israël sterkte. </blockquote><blockquote>Ps. 69. David, dodelijk bedreigd door zijn haters en vijanden, roept tot God om redding. Hij is zijn broeders een vreemde geworden. Smaad en schande bedekken hem. Het latere lijden van Jezus Christus komt naar voren. David bidt om Gods wraak over zijn vijanden. Hij verwacht Gods verlossing, voor zichzelf en voor Sion. </blockquote><blockquote>Ps. 70. David, ellendig en nooddruftig, smeekt God om verlossing van zijn vijanden. Hij bidt dat zijn vijanden beschaamd en de liefhebbers van Gods heil verblijd worden. </blockquote><blockquote>Ps. 71. Gebed om hulp en bevrijding van de vijanden. De oude dichter vertrouwt op God en looft Hem. Hij verwacht dat God hem zal levend maken, dat Hij God zal loven en dat zijn vijanden beschaamd zullen worden. </blockquote><blockquote>Ps. 72. Het laatste gebed van David, voor zijn zoon Salomo, opdat deze een rechtvaardig en barmhartig koning wordt, die de nooddruftigen en ellendigen verlost. Het gebed strekt zich uit en spreekt van de toekomstige Vredevorst en diens bestendige rijk en heerlijkheid. </blockquote>


=== Derde boek der psalmen ===
=== Derde boek der psalmen ===

Versie van 28 jul 2017 08:19

Het boek van de Psalmen is een verzameling van 150 lofzangen, gebeden, onderwijzingen in de Bijbel. Ze worden in het Nieuwe Testament als één boek aangeduid: “het boek der Psalmen” (Luc. 20:42; Hand. 1:20). 

Belangrijk boek

Het boek der Psalmen is een belangrijk boek in het Oude Testament. Ze vormen zelfs een hoofddeel; de 150 psalmen vormen samen het langste boek van de Bijbel. De Joden delen het Oude Testament in drieën: Wet, Profeten, Geschriften. De Psalmen zijn het belangrijkste deel van de Geschriften. De Heer Jezus zei tot de Emmaüsgangers:

Lu 24:44 Hij nu zei tot hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles moest worden vervuld wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en in de profeten en psalmen. (TELOS)

Het is ook een belangrijk boek omdat het ons veel vertelt over de Heer Jezus, Zijn lijden en verhoging. Psalm 2 is de in het Nieuwe Testament meest aangehaalde psalm.  

Opmerkelijk boek

Het boek der Psalmen is een opmerkelijk boek. 

  1. Opmerkelijk wat de lengte betreft: de 150 psalmen vormen samen het langste boek van de Bijbel
  2. Opmerkelijk wat het aantal schrijvers betreft: minstens zeven schrijvers, die met name vermeld worden (David het meest), hebben eraan meegewerkt.
  3. Opmerkelijk wat hun diversiteit en eenheid betreft. Ze vormen een schijnbaar onsamenhangende verzameling. Bij de eerste lezing is niet duidelijk wat hun verband is. Ze vormen echter een eenheid met een goddelijke harmonie en volgorde. “Het is een wonderboek,” zegt een uitlegger[1].
  4. Opmerkelijk wat betreft de tijdsruimte van het ontstaan: de ontstaansgeschiedenis omvat zo'n 1000 jaar. De oudste psalm is van Mozes en de jongste psalmen stammen uit de tijd van de Babylonische ballingschap of zelfs nog later. 

Door wie geschreven?

David heeft veel psalmen geschreven.

De Psalmen zijn onder goddelijke ingeving en besturing door mensen geschreven. De meeste psalmen zijn vervaardigd door David. Ook Asaf, Ethan, Beman, Mozes en Salomo hebben enige psalmen gedicht. Asaf bijvoorbeeld componeerde de psalmen 50, 73 t/m 83.

God heeft de mond van de psalmschrijvers gebruikt. De psalmen bevatten enerzijds de uitdrukkingen van verschillende menselijke gemoedstoestanden en gedachten en de beschrijving van verschillende menselijke omstandigheden. Anderzijds is God Zelf door de menselijke psalmdichters aan het woord. Vele malen haalt het Nieuwe Testament de psalmen aan, waarbij meermalen wordt vermeld dat God of de Heilige Geest sprak, bijvoorbeeld ‘bij monde van David’: 

Hnd 1:16 Mannen broeders, het Schriftwoord moest vervuld worden, dat de Heilige Geest door de mond van David tevoren heeft gezegd over Judas, die de leidsman is geweest van hen die Jezus gevangen namen; (TELOS)

Hnd 4:25 die door de Heilige Geest bij monde van onze vader David, uw knecht, hebt gezegd: ‘Waarom hebben de naties gewoed en de volken ijdele dingen bedacht? (TELOS)

Heb 4:7 stelt Hij opnieuw een bepaalde dag vast: ‘Heden’, als Hij in David zo lange tijd daarna zegt, zoals tevoren gezegd is: ‘Heden, als u zijn stem hoort, verhardt uw harten niet’. (TELOS)

De Heilige Geest heeft de tong van de psalmschrijver gebruikt om Zijn woorden op te schrijven. Een der psalmisten getuigt: ‘mijn tong is een pen van een vaardige schrijver’: 

Ps 45:1  Een onderwijzing, een lied der liefde, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schoschannim. (45-2) Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers. (SV)

Voor wie en over wie geschreven?

De Psalmen zijn geschreven door Israëlieten voor hen die onder de wet van Mozes zijn (zie bijv. Ps. 1, 19, 119). De Psalmen gaan vooral over vrome Israëlieten (zoals bijvoorbeeld David, de man Gods) en hun wederwaardigheden. 

Profetisch gezien gaan ze over de getrouwen in de toekomst: in de eerste plaats over de Heer Jezus en in de tweede plaats over het overblijfsel van Israel. Dat is de profetische hoofdinhoud. 

De Psalmen gaan, profetisch gesproken, in de eerste plaats over de Heer Jezus, wiens lijden (bijv. Ps. 22, 69) en verhoging (bijv. Ps. 2, 8, 110) wordt voorzegd. Er is geen ander bijbelboek dat ons zoveel meedeelt over de gevoelens en smarten van de Rechtvaardige. 

In de tweede plaats handelen de Psalmen over het toekomstige gelovige overblijfsel, dat eveneens zal lijden en verhoogd zal worden. Belangrijk is op te merken, dat de Heer Jezus vaak wordt voorgesteld als direkt verbonden met hen die verdrukt worden, met het getrouwe overblijfsel. Zie ook Matth. 25 : 35-40, waarin sprake is van “deze mijn broeders”. De volgende teksten spreken profetisch over de Heer Jezus en zijn 'broers'. 

Ps 22:22  (22-23) Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen.
Ps 22:25 (22-26) Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente; ik zal mijn geloften betalen in tegenwoordigheid dergenen, die Hem vrezen. (SV)

De Heer Jezus zien wij dus verbonden met deze menigte van gelovige en getrouwe Israelieten. 

De Heer Jezus trekt zich het lot van het overblijfsel aan en maakt zich met hen één. Hij treedt in hun lijden in en lijdt zo met hen mee. Hun gevoelens worden Zijn gevoelens, hun lijden wordt Zijn lijden. “In al hun benauwdheid was Hij benauwd” (Jes. 63:9). 

Wij zien in de psalmen de Heer Jezus niet verbonden met zijn Nieuwtestamentische gemeente, welke in het Oude Testament nog een verborgenheid was. De typische en fundamentele christelijke waarheden (dat God onze Vader is uit wie wij geboren zijn en wiens Zoon ons leven is; dat de Geest in ons woont; dat we met Christus zijn gestorven, levend gemaakt, opgewekt en geplaatst in de hemelse gewesten) vinden wij niet in de Psalmen. De Heilige Geest wordt in de Psalmen weliswaar genoemd, doch terwijl David in psalm 51 aan God vraagt om Zijn Geest niet van hem weg te nemen, verzekert de Heer Jezus de zijnen dat de Geest met hen zal zijn tot in eeuwigheid. Vergelijk:

Ps 51:11 (51-13) Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.
Joh 14:16 En Ik zal de Vader vragen en Hij zal u een andere Voorspraak geven, opdat Die met u zal zijn tot in eeuwigheid:
(SV)

In de psalmen vinden wij smeking om vergeving en verzoening. De christen rust door genade in een volbracht werk, op grond waarvan hij vergeving heeft ontvangen en met God verzoend is. Voor de christen is een eeuwige verlossing tot stand gebracht.

Hoewel de Psalmen de toestanden van Israelieten weergeven, die er in het verleden waren en in de toekomst zullen zijn, zijn ze waardevol of nuttig voor ons. Ze zijn een bron van troost. Doordat de gemoedstoestanden in perioden van vreugde en droefheid, van voorspoed en druk er in worden weergegeven, worden vele psalmen ook vaak door christenen in bijzondere omstandigheden met zegen gelezen en overdacht, De wraakgevoelens, die in sommige psalmen (bv. Ps. 109: 6 - 20 Ps. 137: 8, 9.) tot uiting komen, dienen echter niet in onze harten op te komen. 

De psalmen zijn ook waardevol en nuttig omdat ze ons de Heer Jezus tonen, zij het niet in verbinding met de gemeente van Christus (de christelijke kerk). Ze kondigen zijn uitwendige lijden en heerlijkheid aan, doch beschrijven ons ook zijn innerlijke gevoelens. Ze gunnen ons een blik in het hart van de heilige Knecht van God. De psalmen zijn een bron van geestelijke genieting wat betreft het nader kennen van de Heiland. Wij zullen in de hemel delen in de heerlijkheid van de Koning die ons in de psalmen geschilderd worden. 

Profetische zin

De Psalmen zijn door God gegeven opdat ze vervuld zouden worden in de Heer Jezus Christus. En ze hebben hun vervulling gekregen in de Heer Jezus Christus. Hier zijn enkele teksten waarin de vervulling van profetieën uit de Psalmen is vermeld:

Joh 19:24 Zij dan zeiden tot elkaar: Laten wij die niet scheuren, maar erom loten van wie die zal zijn; opdat de Schrift vervuld werd die zegt: ‘Zij hebben mijn kleren onder elkaar verdeeld en over mijn kleding hebben zij het lot geworpen’. De soldaten dan hebben dit gedaan; (TELOS)

Joh 19:28 Hierna zei Jezus, die wist dat nu alles was volbracht, opdat de Schrift werd vervuld: Ik heb dorst! (TELOS)

Joh 19:36 Want deze dingen zijn gebeurd opdat de Schrift vervuld wordt: ‘Geen been van Hem zal worden verbrijzeld’. (TELOS)

Hnd 1:16 Mannen broeders, het Schriftwoord moest vervuld worden, dat de Heilige Geest door de mond van David tevoren heeft gezegd over Judas, die de leidsman is geweest van hen die Jezus gevangen namen; (TELOS)

De Psalmen kunnen niet alleen op Hem worden toegepast: bijvoorbeeld in die zin dat uitgedrukte gevoelens ook bij de Heer Jezus vinden te zijn. De Psalmen zijn in Hem vervuld.

In de psalmen vinden we daarom profetie: toekomstige gebeurtenissen worden aangekondigd. Mattheüs noemt Asaf, één van de psalmschrijvers, een ‘profeet’. 

Mt 13:34 Al deze dingen sprak Jezus in gelijkenissen tot de menigten, en zonder gelijkenis sprak Hij niet tot hen,
Mt 13:35 opdat vervuld werd wat gesproken is door de profeet, die zei: ‘Ik zal mijn mond opendoen in gelijkenissen; ik zal dingen uitspreken die van de grondlegging van de wereld af verborgen zijn geweest’.

(TELOS)

Het profetisch karakter van de Psalmen is anders dan dat van de profetische boeken als bijv. Jesaja en Jeremia. In deze boeken spreekt God tot de mens, doch in de Psalmen spreken vooral mensen tot God. De mensen die in de Psalmen tot God spreken zijn getrouwe Israëlieten. 

De psalmen vertolken tevens profetisch de gevoelens en gedachten van getrouwen uit Israël in de toekomst. Gevoelens en gedachten die we in de Psalmen vinden, zullen in de toekomst opnieuw aanwezig zijn in de harten van gelovige en trouwe Israëlieten. Deze worden wel genoemd ‘het gelovig overblijfsel’. De Heer Jezus zal hen, in onderscheid van de schapen en de bokken, noemen “deze broeders van mij” (Matth. 24:40) en “geringsten” (Matth. 24:45). 

De Psalmen wijzen profetisch heen naar een tijd waarin Israel zal teruggekeerd zijn in het land, een deel van Israël zal Christus Jezus aannemen en hem gaan verwachten en zal uitzien naar Zijn komst, temidden van de verdrukking die ze lijden van de zijde van hun ongelovige volksgenoten en van de zijde van de omringende volkeren (bijv. Ps. 118). 

De Psalmen spreken profetisch in de eerste plaats over de Heer Jezus. We vinden Hem niet in verbinding met Zijn gemeente (de christelijke kerk), maar in verbinding met het gelovig overblijfsel. 

In de christenheid zijn de Psalmen vaak toegepast op de christelijke kerk, zonder te verstaan dat ze heenwijzen naar het gelovig overblijfsel in de toekomst. De gedachte dat de gemeente in de plaats van Israel is gekomen en dat Israel voorgoed heeft afgedaan, heeft de ogen bedekt voor de toekomst van Israël als aangeduid in de Psalmen. Hoewel Israël thans terzijde is gesteld (Rom. 11), zal Israel ook weer hersteld worden. De Heer Jezus zelf past een gedeelte van Ps. 118 toe op het toekomstige Israël, wanneer hij zegt: 

Mt 23:39 Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan geenszins zien, totdat u zegt: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer’.
(TELOS)

Vergelijk:

Mt 21:9 De menigten nu die voor Hem uitgingen en zij die volgden, riepen de woorden: Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer! Hosanna in de hoogste hemelen! (TELOS)

Ps 118:25 Och HEERE! geef nu heil; och HEERE! geef nu voorspoed.
Ps 118:26 Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het huis des HEEREN.
(SV)

De profetische zin van het boek is weinig begrepen[2]

Indeling en overzicht

Het boek der Psalmen wordt in vijf delen verdeeld, die eindigen met "Amen" of "Hallelujah". De indeling wordt niet in de Statenvertaling aangegeven, maar wel in de NBG51-vertaling. Hieronder wordt een samenvatting van deze bekende indeling gegeven uit een profétisch oogpunt[3].

Eerste boek der psalmen

Psalmen 1-41 maken het eerste psalmboek uit. In dit deel vinden wij het meest over de Heer Jezus vermeld. Het bevat alles wat het overblijfsel van Israël moet weten over Hem. Naast Hem vinden wij het overblijfsel, dat in de stad Jeruzalem weer zal gaan offeren (offerdienst zal plegen)[4]

Ps. 1 De wandel en gelukzaligheid van de rechtvaardige en het ellendige einde van de goddelozen.

Ps. 2 Opstand van de volken tegen de heerschappij van de Zoon, die God over Sion gezalfd heeft. Vermaning tot gehoorzaamheid aan de Zoon.  Ps. 3 David op de vlucht naar aanleiding van de opstand onder leiding van zijn zoon Absalom.

Ps. 4 David, benauwd door tegenstanders, bidt God om genadige verhoring en vermaant zijn tegenstanders tot bekering. 

Ps. 5 Gebed van David aangaande de bozen en de rechtvaardigen, en om leiding van God (5:9).

Ps. 6 Een bedroefde en verschrikte David smeekt God om genade en dat hij verlost wordt van zijn onrechtvaardige tegenstanders. Hij vertrouwt erop dat God hem zal verhoren en dat zijn vijanden beschaamd zullen worden.

Ps. 7 David bidt om verlossing van zijn vijanden. Met name wordt genoemd de Benjaminiet Cusj. God zal richten, strijden en vergelden.

Ps. 8 Psalm van David. Gods naam is heerlijk op de aarde. God doet de mens heersen over Zijn werken. 

Ps. 9 David dankt God dat Hij recht heeft gedaan en de vijandige heidenen en de goddeloze heeft verdaan. God zal de wereld oordelen en een Hoog Vertrek zijn voor de verdrukte. 

Ps. 10 Gebed tegen de vervolging en verdrukking door de goddelozen. De dichter verlangt dat God zal recht doen.

Ps. 11 David wijst de goddelozen, die hem bedreigen, op de rechtvaardige God in de hemel. Hij vertrouwt God, die de mensenkinderen beproeft, de oprechten van hart aanschouwt en de goddelozen zal straffen met strikken, vuur, zwavel en een stormwind. 

Ps. 12 David bidt om behoudenis tegenover een verworden geslacht, dat liegt, vleit en grootspraak heeft.

Ps. 13 David voelt zich tegenover zijn vijand vergeten door God. Niettemin vertrouwt hij op Gods goedertierenheid en heil.

Ps. 14 Van David. Alle mensen zijn afgeweken, niemand doet goed. David verlangt naar Gods verlossing van Israël.  

Ps. 15 David beschrijft de kenmerken van degeen die bij God zal wonen.

Ps. 16 David, blijkbaar de dood nabij, bidt God om bewaring. God is zijn erfenis, de bron van vreugde en gelukzaligheid. God zal hem uit de dood opwekken. 

Ps. 17 Een gebed van David, waarin hij zijn rechtvaardigheid betuigt en God smeekt om bevrijding, bewaring en bescherming tegen zijn doodsvijanden die hem omsingelen.

Ps. 18 Een lied dat David tot de HEERE gesproken had, nadat hij door zijn God was verlost van al zijn vijanden inclusief Saul. Davids leven liep gevaar, maar God daalde neer, verschrikte door natuurverschijnselen de vijanden, trok David op en redde en zo uit, om Davids gerechtigheid. Dan schenkt God hem de overwinning, verhoogt hem en maakt hem tot een hoofd der heidenen. 

Ps. 19 Een psalm van David, waarin hij wijst op de hemelen die Gods eer vertellen (1-4), de zon (4-6) en de volmaakte wet en haar heilzame invloed (7-11), en God vraagt om bewaring (12-14)[5].

Ps. 20 David wenst ons toe dat God, als wij benauwd zijn en tot Hem roepen, ons verhoort en geeft naar ons hart. God zal ons staande houden in de strijd. 

Ps. 21 Van David. De koning is verblijd over Gods sterkte en heil. God heeft hem verhoord, gezegend, verhoogd. God zal de vijanden verteren door vuur.

Ps. 22 David, in verdrukking en doodsgevaar, smeekt God niet ver te zijn en hem uit te redden. Hij tekent zijn ellende en de omringende vijanden. God verhoort hem. Alle einden der aarde zullen die verlossing gedenken en zich tot Jahweh bekeren. 

Ps. 23 David beschouwt God als een zorgzame Herder en zichzelf als verzorgd schaap. Nadat hij onder Gods hoede door een dal van de schaduw van de dood is gedaan, komt hij in het huis van Jahweh, waar Deze voor David een tafel toericht voor het aangezicht van diens vijanden en hem weldoet. 

Ps. 24 Van David. De wereld en haar bewoners zijn van Jahweh. Die God zoeken en rein zijn, zullen op Zijn berg staan. De poorten moeten opengaan voor de Koning der ere, dat is Jahweh der legerscharen. 

Ps. 25 David, benauwd door zijn vijanden, bidt God, op Wie hij vertrouwt, om leiding en vergeving en om verlossing voor hemzelf en Israël. 

Ps. 26 David, in oprechtheid wandelend en op God vertrouwend, bidt om hem recht te doen en hem te verlossen.

Ps. 27 David, omringd door vijanden, wacht op Gods hulp en uitredding. 

Ps. 28 David roept God aan om gehoor en hulp tegen boze mensen. Hij looft God om de verhoring en vraagt Hem om verlossing en zegen voor Zijn volk. 

Ps. 29 David schildert Gods ontzagwekkende majesteit in het onweer af en wekt op, God eer te geven. 

Ps. 30 David looft in dit 'lied der inwijding van Davids huis' (vers 1) zijn God, die hem heeft genezen en bij het leven heeft behouden.

Ps. 31 David, benauwd en verteerd door droefheid, roept God aan om redding uit de hand van zijn vijanden. Hij looft God, die door Zijn goedertierenheid hem verlost heeft, ‘mij voerende als in een vaste stad’ (vers. 22).

Ps. 32 Een onderwijzing van David over de vreugde van vergeven zonde en de noodzaak tot belijdenis van zonde. God bevrijdt en leidt. 

Ps. 33 Een oproep om God vrolijk met snaarinstrumenten lof te zingen om Zijn deugden, scheppingsdaden, regering en hulp.

Ps. 34 Een lofpsalm van David, nadat God zijn ziel had gered, als hij zich bij de Filistijnse vorst Abimelek "als een waanzinnige gedroeg, zodat deze hem wegjoeg, en hij heenging." (vers 1)

Ps. 35 David bidt God vurig om te twisten met Davids twisters en te strijden met zijn bestrijders, die hem zonder oorzaak kwaad voor goed vergelden. 

Ps. 36 David tekent de goddelozen en hun val. Hij prijst en bidt God om Zijn goedertierenheid en gerechtigheid.

Ps. 37 David onderwijst en sterkt de rechtvaardigen tegen de tijdelijke voorspoed en de vijandschap van de goddelozen. 

Ps. 38 David zucht onder ziekte als gevolg van zijn overtredingen, terwijl zijn vijanden hem tegenstaan. 

Ps. 39 David, door God gekastijd om de ongerechtigheid, neemt zich voor met zijn mond niet meer te zondigen en bidt dat de plaag van op hem wordt weggenomen. 

Ps. 40 David spreekt van verlossing, na lang wachten. Zijn oorspronkelijk voornemen om Gods wil gehoorzaam te doen. Zijn boodschappen in een grote gemeente. Omgeven door vijanden en aangegrepen door zijn ongerechtigheden, roept Hij God ter hulpe aan. De psalm heeft een messiaanse strekking. 

Ps. 41 David, ernstig ziek, spreekt de mens zalig die verstandig met de ellendige omgaat. Hij smeekt God om genezing en belijdt dat hij gezondigd heeft (vs. 6). Vijanden bezoeken hem en menen dat hij zal sterven. David vertrouwt God dat Hij hem zal bewaren.

Tweede boek der psalmen

De psalmen 42-72 maken het tweede psalmboek uit. Het overblijfsel is verdreven uit Jeruzalem. Dit vinden we verklaard in de profetische boeken in het Oude Testament en in het boek Openbaring in het Nieuwe Testament. Het overblijfsel is verdwenen omdat de antichrist een eind maakt aan de eredienst en zijn verschrikkelijke afgod in de tempel opricht en iedereen dwingt om zich voor dat beeld neer te buigen[6]. In dit psalmboek horen wij het overblijfsel klagen in het Overjordaanse, ver van de plaats waar ze God gediend hebben. De Heer Jezus wordt dan als troost ingevoerd.

Ps. 42 Een zelfonderwijzing van een bedrukte ziel, die naar God verlangt en zichzelf bemoedigt, terwijl zijn vijanden zeggen 'Waar is uw God?'. 

Ps. 43 Aansluitend op de vorige psalm vraagt de dichter aan God om hem recht te doen en hem tot Zijn heiligdom te leiden.

Ps. 44 Een onderwijzing onder de Korachieten. Smeekbede tot God om 'ons', de verstrooide (vers 12) vromen, die de ganse dag gedood worden (vers 23) te verlossen van de tegenstanders.

Ps. 45 Een onderwijzing, een lied der liefde, van de Korachieten. Aangaande de goddelijke Koning, die in heerlijkheid en majesteit gezien wordt en zijn rijk vestigt. Voorts over de Koningin, haar metgezellinnen, en de zonen van de koning die tot vorsten over de hele aarde zullen zijn.

Ps. 46 Van de Korachieten. God is ons een toevlucht, een hoog vertrek en sterkte, wanneer we benauwd worden vanwege het geraas van de heidenen en de beroering van de natuur. God zal de oorlogen doen ophouden en verhoogd worden onder de heidenen. 

Ps. 47 Van de Korachieten. Een triomfpsalm van Israël. Een opwekking om Gode te psalmzingen. Want Hij is een groot Koning der ganse aarde en brengt de volken onder Israël. Hij vaart op met gejuich en geklank der bazuin. 

Ps. 48 Van de Korachieten. God woont in Zijn stad, Sion. Hij heeft de vergaderde vijanden afgeschrikt. Zijn roem is tot de einden der aarde.

Ps. 49 Van de Korachieten. Voor alle volken, geringen en aanzienlijken, rijken en armen. Vrees niet voor een rijke of machtige. Aanzienlijken moeten niet op hun goed vertrouwen. Zij vergaan als de beesten en kunnen niets meenemen. God zal mij uit het graf opwekken.

Ps. 50 Van Asaf (de eerste van zijn psalmen). God spreekt en verschijnt blinkende uit Sion ten gerichte. Hij spreekt tot de rechtvaardigen van zijn volk en tot de goddelozen. Gode dank offeren is meer dan slachtoffers aanbieden.

Ps. 51 Een boetepsalm van David, 'toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathséba was ingegaan' (vers 2).

Ps. 52 Een onderwijzing van David, toen de Edomiet Doëg aan Saul had gezegd dat David bij de hogepriester Achimelech was. David vertrouwt op Gods goedertierenheid. Hij bestraft Doëg en kondigt hem Gods oordelen aan.

Ps. 53 Een onderwijzing van David. De mensen zijn goddeloos. De werkers der ongerechtigheid zullen beschaamd worden. Dat de verlossingen van Israël uit Sion komen!

Ps. 54 Een onderwijzing van David, als de Zifieten aan Saul de verblijfplaats van David hadden bekendgemaakt.

Ps. 55 Een onderwijzing van David, een gebed in benauwdheid ten opzichte van zijn vijanden. Vermoedelijk gedicht in de tijd van de opstand van Absalom, met wie Achitofel, Davids raadsman, zich helaas had verbonden.

Ps. 56 Een 'kleinood' van David, als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath. Tegenover zijn vele bestrijders zal hij op God vertrouwen, die hem gered heeft van de dood.

Ps. 57 Een 'kleinood' van David, als hij voor Saul vluchtte in de spelonk. Hij vertrouwt erop dat God hem zal verlossen.

Ps. 58 Een 'kleinood' van David. Hij spreekt een vergadering van onrechtvaardigen toe, tekent de goddelozen, bidt God om wraak en verwacht vrucht voor de rechtvaardige.

Ps. 59 Een 'kleinood' van David, toen Saul gezonden had om Davids huis degenen die zijn huis bewaken zouden om hem te doden. David smeekt om redding, bidt om wraak voor zijn vijanden, waartegenover hij zijn vertrouwen op God stelt en Hem dankbaarheid belooft.

Ps. 60 Een 'kleinood' van David, een overwinningslied, toen hij met Gods hulp de Arameërs overwonnen had en Joab de Edomieten.

Ps. 61. David bidt om bescherming. Hij vertrouwt dat God zijn leven en koninklijke heerschappij zal verlengen; profeteert van de Messias en diens rijk.

Ps. 62. David zwijgt voor God, want van Hem is zijn verwachting, tegenover zijn vijanden.

Ps. 63. David, in de woestijn, verlangt naar God, die Hem ondersteunt. Zijn vijanden zullen omkomen.

Ps. 64. David bidt om verberging tegen zijn vijanden, die hem met boze woorden belagen. God zal hen met een pijl schieten en alle mensen zullen vrezen en Gods werk verkondigen.

Ps. 65. Een lofzang van David. 'U hoort het gebed, tot U zal alle vlees komen'. God zal in gerechtigheid antwoorden. Hij verzoent onze overtredingen. Hij is het Vertrouwen van de einden der aarde. Hij zet de bergen vast, stilt de zeeën en zegent het land rijkelijk.

Ps. 66. David wekt de mensheid op God te psalmzingen en te eren om zijn ontzaglijke werken en heerschappij. God had het volk Israël beproefd, gelouterd en gered. David wil Hem uit dankbaarheid offeren. Hij getuigt dat God hem verhoord heeft.

Ps. 67. De dichter, wiens naam niet genoemd wordt, wenst en verwacht Gods zegen over 'ons'. De volken zullen zich verblijden en God loven, omdat Hij hen rechtvaardig zal oordelen en hen zal leiden.

Ps. 68. God zal de goddelozen doen vergaan. De rechtvaardigen zullen zich verblijden om Zijn gerechtigheden en barmhartigheden. Hij heeft zijn erfenis gesterkt. De boodschappers van goede tijdingen waren een grote menigte. God verstrooide de koningen. Hij zal wonen op de berg Sion. Zijn legermacht is groot. Hij is opgevaren naar de hemel en heeft de mensen gaven gegeven. God is onze zaligheid, ook tegen de dood. Hij zal zijn vijanden verslaan en neerwerpen aan onze voeten. De gangen van God in het heiligdom zijn gezien. Om Gods tempel te Jeruzalem zullen de koningen God geschenk toebrengen. God heeft de oorlogbeluste volken verstrooid. God rijdt in de hemel en geeft zijn stem. God geeft Israël sterkte.

Ps. 69. David, dodelijk bedreigd door zijn haters en vijanden, roept tot God om redding. Hij is zijn broeders een vreemde geworden. Smaad en schande bedekken hem. Het latere lijden van Jezus Christus komt naar voren. David bidt om Gods wraak over zijn vijanden. Hij verwacht Gods verlossing, voor zichzelf en voor Sion.

Ps. 70. David, ellendig en nooddruftig, smeekt God om verlossing van zijn vijanden. Hij bidt dat zijn vijanden beschaamd en de liefhebbers van Gods heil verblijd worden.

Ps. 71. Gebed om hulp en bevrijding van de vijanden. De oude dichter vertrouwt op God en looft Hem. Hij verwacht dat God hem zal levend maken, dat Hij God zal loven en dat zijn vijanden beschaamd zullen worden.

Ps. 72. Het laatste gebed van David, voor zijn zoon Salomo, opdat deze een rechtvaardig en barmhartig koning wordt, die de nooddruftigen en ellendigen verlost. Het gebed strekt zich uit en spreekt van de toekomstige Vredevorst en diens bestendige rijk en heerlijkheid.

Derde boek der psalmen

De psalmen 73–89 maken het derde psalmboek uit. Dit beschrijft de toestand van de twaalf stammen. Het gaat terug tot het ontstaan van Israel. Wij zien hoe God ook de tien stammen, na de invoering van het Vrederijk, zal terugbrengen in het land. God zal het hele volk, de twee en tien stammen, verenigen onder de ware David. 

Ps. 73. Van Asaf. Bijna was hij, door zijn ellendige toestand te vergelijken met de voorspoed van de goddelozen, uit nijd ten val gekomen. Hij kwam tot inkeer toen hij "Gods heiligdommen inging, en op hun einde merkte." God is zijn deel in eeuwigheid.

Ps. 74 Voor Asaf. Een gebed om verlossing van de ellendigen en handelen tegen de vijanden, die de tempel en andere heiligdommen hebben verwoest en Gods naam lasteren.

Ps. 75 Voor Asaf. De ik-figuur is de aanstaande rechter. Hij verwijst naar de hoogste Rechter, God, die de goddelozen zal vernederen en straffen. De rechtvaardigen zullen worden verhoogd.

Ps. 76. Van Asaf. Hij roemt God, die te Jeruzalem, waar Hij woont, ten oordeel opstond, de vijand wonderdadig verslagen heeft, om de zachtmoedigen van het land te verlossen.

Ps. 77. Van Asaf. Hij roept tot God. In zijn benauwdheid en droefheid zocht hij Hem. Had God hem vergeten genadig te zijn? Hij herdacht Gods wonderen van ouds her, in het bijzonder Gods bevrijding van Israël uit Egypte. Dat geeft Asaf stof om Hem te loven.

Ps. 78. Een onderwijzing van Asaf. Hij verhaalt zijn volk uit het verleden van Israëls trouweloosheid en ongehoorzaamheid en van Gods wonderbaarlijke bemoeienis, tot het koningschap van David, die het volk verstandig heeft geleid.

Ps. 79. Van Asaf. Heidenen hebben de tempel verontreinigd, Jeruzalem verwoest en zeer veel bloed vergoten. Asaf bidt om redding en wraak.

Ps. 80. Van Asaf. Hij bidt dat God blinkend verschijnt om te verlossen en weder te brengen het geplunderde en treurende Israël, het volk dat er is om de Zoon des mensen.

Ps. 81. Van Asaf. Hij roept op, God vrolijk te zingen en de bazuin te blazen bij nieuwe maan. God heeft Israël verlost uit Egypte en beproefd in de woestijn. Israël was echter ongehoorzaam, waardoor Gods hulp en zegen zijn verhinderd.

Ps. 82. Van Asaf. God oordeelt de rechters ('goden') die onrechtvaardig oordelen. Tenslotte roept Asaf God op om het aardrijk te oordelen.

Ps. 83. Van Asaf. Hij bidt God om verscheidene met name genoemde volken, die Israël willen uitroeien, te verslaan, opdat zij God de Allerhoogste kennen.

Ps. 84. En psalm voor de Korachieten. De psalmist verlangt er sterk naar te zijn in de voorhoven van Gods huis. Welgelukzalig zijn zij die in Gods huis wonen. Welgelukzalig is de mens die op God vertrouwt.

Ps. 85. Een psalm voor de Korachieten. De misdaad van Israël is verzoend en de gevangenis van Jacob is gewend. De psalmist bidt om verder herstel en verwacht dat.

Ps. 86. Een gebed van David. Ellendig en benauwd door zijn vijanden, smeekt Hij, onder lofprijzing, God om bewaring en verlossing.

Ps. 87. Een psalm voor de Korachieten. Over de heerlijkheid van Sion, de stad Gods, en het voorrecht van hen, ook heidenen, die daarin geboren zijn.

Ps. 88. Een psalm voor de Korachieten, een onderwijzing van Heman de Ezrahiet. In zijn ellende, terneergedrukt, bij de doden gerekend, roept hij God aan.

Ps. 89. Een onderwijzing van Ethan de Ezrahiet. Hij looft God om zijn goedertierenheid en zijn trouw in het houden van zijn verbond met David. Hij looft Gods grootheid, macht en gerechtigheid. God heeft David verkozen, verhoogd en heerlijke dingen beloofd. Dan spreekt Ethan over de verwerping en smaad van David.

Vierde boek der psalmen

Ps. 90-106, het vierde psalmboek. De kring wordt nog wijder. Het gaat over de hele mensheid. De mens die schuldig staat voor God (Ps. 90.) Gods antwoord is dat Hij de eerste mens vervangt door de tweede mens, de laatste Adam. In Ps. 92-100 wordt de Eerstgeborene ingevoerd in deze wereld, om alles weer terecht te brengen en recht te zetten. En een eeuwige en heerlijke heerschappij op te richten.

Ps. 90. Een gebed van Mozes. De eeuwige God is ons een toevlucht. De mens is vergankelijk; zijn leven is moeitevol en vliegt heen, door Gods verbolgenheid over de ongerechtigheden. Mozes bidt God om Zijn goedertierenheid te betonen over zijn knechten.

Ps. 91. Wie bij God schuilt wordt bewaard, mede door de dienst van engelen, in een tijd van de vergelding der goddelozen, een tijd van schrik en strik, pest en pijl, van vele slachtoffers. Hij zal treden op leeuw, adder en draak. God zal hem uithelpen, verheerlijken en lang doen leven.

Ps. 92. De psalmist, een gezalfde, wenst dat God met muziek geloofd wordt om Zijn goedertierenheid, trouw en werken. De goddelozen, ook al bloeien zij, zullen vergaan. Maar de psalmist verwacht dat God hem zal verhogen. De rechtvaardige zal opwassen. Zij die in Gods huis geplant zijn zullen groeien en lang vruchtdragen.

Ps. 93. Jahweh regeert, met hoogheid en sterkte. De wereld zal niet wankelen. Uw troon is bevestigd. Jahweh is geweldiger dan het het bruisen van grote wateren.

Ps. 94. De psalmist bidt dat de God der wraken, de Rechter der aarde, blinkend zal verschijnen en aan de trotse goddelozen, die Zijn volk verdrukken en de kwetsbaren doden, hun ongerechtigheid zal vergelden. De psalmist getuigt dat God hem persoonlijk heeft ondersteund en bewaard.

Ps. 95. Een opwekking om Gode lof te zingen, vanwege zijn grote macht in de schepping, en Hem, de Herder van Zijn volk, te aanbidden. Oproep van God om ons hart niet te verharden gelijk Israël eertijds in de woestijn heeft gedaan en daarom Gods rust niet is ingegaan.

Ps. 96. Een opwekking om God lof te zingen en te eren, vanwege zijn wonderen, heil, grootheid, verhevenheid boven de goden. Hij regeert en komt om de wereld te richten met gerechtigheid.

Ps. 97. Een opwekking tot blijdschap, omdat God, de Allerhoogste, regeert en oordeelt in gerechtigheid en zijn gunstgenoten redt en bewaart.

Ps. 98. Een opwekking om God een nieuw lied te zingen, omdat Hij zijn heil heeft bekendgemaakt en zijn gerechtigheid geopenbaard voor de ogen der heidenen. Hij heeft aan Israël gedacht. Al de einden der aarde hebben Zijn heil gezien. Hij komt om de volken rechtvaardig te richten.

Ps. 99 Jahweh regeert. Hij heeft recht gedaan in Jakob. Hij is groot in Sion en hoog boven alle volken. Verheft Hem, die heilig is, en buigt u neer voor Zijn voetbank.

Ps. 100 De ganse aarde wordt opgewekt om Jahweh te juichen en Hem met blijdschap te dienen en te loven. Hij is God, Hij heeft ons gemaakt, Hij is goed en trouw.

Ps. 101 Van David. De koning beschrijft hoe hij zich inwendig en uitwendig zal verhouden tot goed en kwaad, tot goddelozen en getrouwen.

Ps. 102. Een gebed van een verdrukte en eenzame, misschien een gevangene (vs. 21). De tijd is gekomen dat God zich over het verwoeste Jeruzalem zal ontfermen. De heidenen zullen Hem vrezen en dienen. De aarde en de hemelen zullen vergaan, maar God blijft dezelfde.

Ps. 103. Een psalm van David, waarin hij zichzelf, de engelen, Gods menigten en alle schepselen opwekt en vermaant om God, wiens koninkrijk heerst over alles, te loven om zijn vergeving, goedertierenheid, barmhartigheid, gerechtigheid en weldaden aan die Hem vrezen.

Ps. 104. De psalmist wekt zijn ziel op om God te loven. Hij beschrijft Gods grootheid en in de schepping en onderhouding van de natuur. De goddelozen, zegt hij in het laatste vers, zullen van de aarde verdaan worden.

Ps. 105. De psalmist wekt Israël op om God te loven, die een verbond met Abraham sloot en dat gedenkt, Jozef naar Egypte zond, plagen in Egypte zond en Israël verloste, verzorgde in de woestijn en in het beloofde land bracht.

Ps. 106. De psalmist wekt op om God te loven, want Hij is goed, ondanks de menigvuldige zonden die Israël sinds de uittocht uit Egypte heeft gedaan. De psalmist bidt God hem te gedenken (vers 4) en Israël uit de heidenen te verzamelen (vers 47).

Vijfde boek der psalmen

Ps. 107-150 maken het vijfde psalmboek uit. Dit boek stelt de eindvervulling van al Gods wegen voor. We vinden er de zegeningen onder de heerschappij van de Gezalfde in het Vrederijk. De Psalmen eindigen met een groots halleluja; de hele schepping zal instemmen in een loflied, omdat alle dingen gebracht zijn onder de heerschappij van de Gezalfde en alles verlost is wat mag delen in de zegeningen. 

Ps. 107. De psalmist wekt op om God voor de kinderen der mensen te loven om zijn goedertierenheid en wonderwerken in de verlossingen uit allerlei benauwdheden.

Ps. 108. Van David. Hij neemt zich voor om God, die groot van goedertierenheid en trouw is, te loven en te psalmzingen onder de volken. Hij bidt dat God Zich verheft en Zijn beminden bevrijdt. God, die Israël had verstoten, heeft nu gesproken en onderwerpt de buurvolken (o.a. Filistea) en vijanden aan David en Israël.

Ps. 109. David klaag over zijn valse aanklagers, die hem kwaad voor goed vergelden. Hij wenst hen onheil als werkloon vanwege God toe. In zijn nood en ellende bidt David om verlossing. God zal hem verlossen van degenen die zijn ziel veroordelen.

Ps. 110. David spreekt van zijn heer, die door Jahweh is verhoogd; die zal heersen over zijn vijanden en priester zijn in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.

Ps. 111. Van David. God doet Davids heer heersen over zijn vijanden en priester zijn in eeuwigheid. Zijn heer zal recht doen onder de heidenen en verslaan het hoofd van een groot land.

Ps. 112. Gezegend is de man die God vreest. Hij doet goed en zal niet wankelen. Zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid. Hij zal verhoogd worden, wat de goddeloze tandenknarsend zal zien.

Ps. 113. Oproep tot de knechten van Jahweh om Jahweh loven. Hij woont zeer hoog, boven alle heidenen, maar ziet zeer laag; hij verhoogt de geringe en nooddruftige en doet de onvruchtbare vrouw wonen met een huisgezin met kinderen.

Ps. 114. De aarde beve voor het aangezicht van God, die Israël leidde naar het beloofde land onder het doen van wonderen in de natuur.

Ps. 115. Gods naam zij de eer. De psalmist wijst de ijdelheid van de afgoden aan en vermaant Israël en de Godvrezenden om op Jahweh, die hun hulp en schild is, te vertrouwen. Hij zal hen zegenen.

Ps. 116. De psalmist, die was uitgeteerd en in zijn benauwdheid God had aangeroepen, spreekt zijn liefde tot God uit, Die zijn ziel van de dood heeft gered. Hij zal God dankoffers brengen en Hem zijn geloften betalen in de voorhoven van Gods huis.

Ps. 117. Alle naties worden vermaand Jahweh te loven om Zijn goedertierenheid en trouw (waarheid).

Ps. 118. Een lofzang op Gods goedertierenheid, die tot in eeuwigheid is. God heeft de psalmist verhoord en hem de overwinning gegeven over zijn heidense vijanden. God is hem tot heil geweest en heeft hem niet ter dood overgegeven. De psalm bevatten messiaanse elementen.

Ps. 119. In opeenvolgende passages, waarvan elk begint met een letter van het Hebreeuwse alfabet, roemt de psalmist Gods wet, die hij zeer liefheeft en beter wil leren kennen. Zijn vermaking in Gods wet vermengt zich met verdriet en benauwdheid vanwege de goddelozen, overtreders en hovaardigen; waarom hij God om hulp bidt.

Ps. 120. Een eerste van vijftien liederen "der opgangen". De psalmist, die als vreemdeling vreedzaam buiten Israël woont bij degenen die de vrede haten, bidt om gered te worden zijn leugenachtige vijanden.

Ps. 121. Een lied der opgangen. Jahweh is onze bewaarder.

Ps. 122. Een lied der opgangen. Omwille van het huis van Jahweh wenst David wenst Jeruzalem vrede en welvaart toe en wil hij het goede voor de stad zoeken.

Ps. 123. Een lied der opgangen. De psalmist en zijn volks- of medegenoten zien op naar God in de hemel, totdat Hij hen genadig is. Want zij zijn de verachting en spot uit hun omgeving zat.

Ps. 124. Een lied der opgangen. David wekt Israël op om God te loven, die Israël heeft bewaard voor de mensen die zich tegen hem verhieven en hem als een roofdier, als een woeste rivier dreigden de overweldigen.

Andere indeling

De Psalmen kunnen naar hun inhoud ook anders worden verdeeld: 

  1. psalmen welke gebeden bevatten, 
    a. zoals om vergeving van zonden, waarbij schuld wordt beleden (Ps. 32, 51, 130) 
    b.waarin het verlangen naar gemeenschap met God in zijn tempel tot uiting komt (Ps. 84);
    c. om verlossing in droeve tijden en verdrukking (Ps. 7, 13, 25)
  2. psalmen die dankzeggingen aan de Here weergeven (Ps. 30,100,116);
  3. psalmen die lof brengen aan God (Ps. 103, 136, 145 – 150); 
  4. psalmen die profetieën vermelden, vooral betreffende de Messias, zowel wat zijn lijden als wat zijn verheerlijking aangaat (Ps. 2, 8, 22, 40, 45, 69, 72, 102, 109, 118);
  5. psalmen die onderwijzingen bevatten voor het practisch geloofsleven (Ps. 1, 90, 119); 
  6. psalmen die de historie laten spreken (Ps. 104 – 107)

Lijden van Christus

In de Psalmen vinden wij het lijden van Christus profetisch beschreven, onder twee verschillende aspecten: 1) Hij lijdt ten behoeve van zijn volk, 2) Hij lijdt samen met Zijn volk. 

Als Hij lijdt voor (ten behoeve van) zijn volk, ter wille van hun verzoening, dan is dat van de zijde van God. Het is lijden dat God over hem bracht (Ps. 22, “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”). Daar is Hij onder de toorn van een slaande God. In dat lijden voor zijn volk staat Hij alleen. Niemand kan Hem daarin bijstaan. 

Als Hij lijdt met zijn volk, als Hij hun lijden deelt, dan gaat het om een lijden van de zijde van de mensen. De Psalmen beschrijven het lijden dat Hij – en in de toekomst het gelovige overblijfsel – ondervindt van de mensen om Hem heen. De mensen om Hem heen zijn de ongelovige volksgenoten en van de heidenen die God niet kenden.

Lijden voor Zijn volk 

Het lijden van Christus voor zijn volk heeft twee aspecten: ten opzicht van God en ten opzichte van de mensen. Ten opzichte van God: Christus’ lijden was tot verheerlijking van God. En tot bevrediging van de rechtvaardige eisen van de Heilige God (zie in het bijzonder Ps. 40; in het Oude Testament is het brandoffer een zinnebeeld van dit aspect van Christus’ lijden). 

Ten opzichte van de mensen: om hun zonden te vergeven en hun zondige toestand in het oordeel weg te doen. Dit aspect vinden wij in het bijzonder in Psalm 22 (de zonde als de boze natuur van de mens) en in Psalm 69 (waar het gaat om de zondige daden en de schuld van de mens). 

Lijden met zijn volk 

Het lijden van de Heer Jezus MET zijn volk, van de zijde van de mensen, heeft eveneens twee aspecten:

  1. het lijden van Christus met zijn volk, met betrekking tot God
  2. het lijden van Christus met zijn volk, met betrekking tot de mensen

Wat het lijden van Christus met zijn volk, met betrekking tot God, betreft: God heeft met dat lijden een bedoeling: Hij wil het volk door lijden louteren en hun harten tot Zichzelf neigen, opdat zij hem volkomen toegewijd zullen zijn en met hun hele hart zullen uitzien naar de komst van de Christus. 

Wat het lijden van Christus met zijn volk, met betrekking tot de mensen, betreft: Zijn lijden strekt tot getuigenis voor het volk, het is een lijden om der gerechtigheid wil. Dit lijden laat zien wie God is en wat de rechtvaardige eisen van de heilige God zijn, opdat de wereld gaat ontdekken wie God is en daardoor zal worden aangesproken. Hij, de heilige en toegewijde knecht van God, de Rechtvaardige, leed als hij zag op de gevolgen van de zonde op deze aarde, als hij zag op de dood en het verderf dat hier heerst, op de haat en de vijandschap in de harten van de mensen. Van dit aspect van het lijden spreekt het spijsoffer. Dit aspect vinden wij in het bijzonder in Ps. 16. 

Lijden van het overblijfsel

De Psalmen gaan ook over het lijden van trouwe Israëlieten. De trouwe Israëlieten van de toekomst worden een overblijfsel van Israel genoemd. Zij lijden doordat zij zien wat Jezus voor hen heeft gedaan. Zij zijn in hun geweten geraakt, ze beseffen hun schuld ten opzichte van God en zien in dat ze het oordeel van God verdiend hebben. Hierdoor lijden zij. In hun nood roepen zij tot God. 

Er is ook een troost: ze mogen pleiten op het Kruiswerk van Christus. Volgens Willem J. Ouweneel krijgen ze de heilszekerheid pas als de Messias is teruggekomen[7]

Zij lijden ook van de zijde der mensen, als rechtvaardigen te midden van een goddeloos volk en de omringende heidenen. Ze lijden niet als schuldigen, maar pleiten juist op hun onschuld en smeken God om hen recht te doen. 

Hun troost is dat er eenmaal op aarde een mens was die hun is voorgegaan in het lijden. Vooral in zijn laatste dagen heeft Christus kwaad ondervonden van het goddeloze volk en van de heidenen (Pilatus, de Romeinse soldaten). Hij heeft geleden opdat Hij met het overblijfsel zou kunnen meevoelen.  

Hallel (= lofzang)

De psalmen 113 - 118 maken het zogenaamde „Hallel" (= lofzang) uit. Ze werden gezongen op de Joodse feesten: Pasen, Wekenfeest, Loofhutten, Nieuwemaan en Tempelwijding (chanoekafeest). Op Pasen werden de psalmen 113 en 114 aangeheven vóór de paasmaaltijd, de andere daarna, nadat de vierde beker was ingeschonken (vergelijk Matth. 26: 30; Marc. 14: 26).

Mr 14:24 En Hij zei tot hen: Dit is mijn bloed, dat van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt. Mr 14:25 Voorwaar, Ik zeg u, dat Ik geenszins meer zal drinken van de vrucht van de wijnstok tot op die dag wanneer Ik die nieuw zal drinken in het koninkrijk van God. Mr 14:26 En nadat zij de lofzang hadden gezongen, gingen zij naar buiten naar de Olijfberg. (TELOS)

Grote Hallel. Werden andere psalmen, als Psalmen 120 -136, er aan toegevoegd, dan heette het „het grote Hallel". Deze "grote lofzang" werd gezongen bij vreugdevolle gelegenheden en ook door hen die bij de viering van Pasen nog een vijfde beker wijn dronken.

Varia

Vijftien psalmen (Ps. 120-134) worden "bedevaartsliederen" genoemd; eigenlijk "liederen Hammaäloth" d.i. "liederen van de opgang".

De verzen van zes psalmen beginnen in het Hebreeuws, de oorspronkelijke taal van de Psalmen, met de letters van het Hebreeuwse alfabet: Ps. 25, 34, 37, 112, 119, 145

Elf psalmen (Ps. 42, 44 - 49, 84, 85, 87, 88) dragen de naam van de kinderen van Korach, die voor het oordeel gespaard bleven (zie Num. 26 : 11). 

Het woord sela komt ruim 70 maal voor en schijnt "rust" of "pauze" te betekenen: rust om na te denken; pauze in de muziek.

In zes psalmen (Ps. 33, 40, 96, 98, 144, 149) wordt gewag gemaakt van het zingen van een nieuw lied.

Ongeveer zestig psalmen worden in het Nieuwe Testament aangehaald. Psalm 2 wordt het meest aangehaald. 

Psalm 1 in het Engels gezongen door Kim Hill:

Meer informatie

Warren W. Wiersbe, 365 dagen Leven uit de Psalmen. Veenendaal: Grace Publishing House, 2016. Pagina's: 368 pag. ISBN 9789492234162. Bijbels dagboek aan de hand van alle 150 psalmen.  

J.G. Bellet, Opmerkingen over de Psalmen. Oorspr. in het Frans: 'Remarques générales sur les Psaumes', in: Le Messager Evangélique 1932-261. De Nederlandse versie van het artikel is te vinden op Oudesporen.nl 

Hugo Bouter, Twaalf Meditaties over de Psalmen; gedachten over enkele psalmen en psalmverzen. Gouda: Boeken om de Bijbel, 2010. 54 pag. Het boek is als pdf-bestand te vinden op Oudesporen.nl

Raymond Hausoul, Psalmen (2012). Uitvoerig online commentaar. 

Overzicht van Messiaanse psalmen op Oude Sporen.nl. Zonder jaar. 

Bronnen

Voor de eerste versie van dit artikel is, onder toestemming, in juli 2010 gebruik gemaakt van tekst uit H. Moll, Wat zegt Gods Woord over ...?, deel 3, blz. 54-55. Oostburg: uitgeverij W.J Pieters, z.j.

Willem J. Ouweneel, Christus in het boek der Psalmen: Lezing over Ps. 1-2. Jaar en plaats onbekend. Ouweneels inleiding tot de Psalmen is bovenal in profetisch perspectief. De profetisch behandeling van de Psalmen is vooral ontleend aan Ouweneels lezing. 

Aantekeningen bij de Leidsche Vertaling van Ps. 113. Van de aantekeningen is enige tekst verwerkt op 27 mei 2017.  

Voetnoten

  1. Willem J. Ouweneel, Christus in het boek der Psalmen: lezing over Ps. 1-2. Jaar en plaats onbekend. 
  2. Willem J. Ouweneel, aangehaalde lezing. De spreker noemt oorzaken van het onbegrip.
  3. Ontleend aan Willem J. Ouweneel, aangehaalde lezing.
  4. Al jaren lang worden er door Joden voorbereidingen getroffen, zij het in ongeloof.
  5. In deze psalm spreekt God; hij spreekt door Zijn schepping (1-6), Zijn Woord (7-11) en door de Heilige Geest aan het geweten van David (12-14). 
  6. “Het tweede boek der psalmen (Ps. 42-72) geeft profetisch de gevoelens van dit overblijfsel weer, terwijl ze buiten Jeruzalem zijn.” H.L. Heijkoop, De toekomst; volgens de profetieen van Gods woord, p. 97. Winschoten: H.L. Heijkoop, 1950. 
  7. Willem J. Ouweneel, aangehaalde lezing.