Saul (Hebreeuws שָׁאוּל | sjaa-oel | šā'ūl, 'de afgebedene') was de eerste koning over Israël. Hij regeerde in de 11e eeuw vóór Christus.

Samuël zalft Saul tot koning van Israël

Zijn leven wordt beschreven in het eerste boek van de profeet Samuël. De gebeurtenissen rond Saul in 1 Samuël laten zich in een aantal perioden verdelen.

  1. Het volk eist een koning – H8.
  2. Samuël zalft Saul tot koning – H9, H10:1-16.
  3. De koning wordt door God aangewezen in aanwezigheid van het volk – H10:17-27.
  4. Saul wordt tot koning uitgeroepen – H11:14-15.
  5. Sauls functioneren als koning – H13 en verder.
Familie van Saul
Geslachtslijn
KisAhimaäz
 
 
 
 
 
Aja
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Saul
 
Ahinoam
 
?
 
Rizpa
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
JonathanIsbosethArmoni
 
 
 
 
Malchi-Sua
 
 
 
 
 
Mefiboseth
 
 
 
 
Abinadab
 
 
 
 
Merab
 
Adriël
 
 
 
 
 
Michal
 
David
 
Paltiël
 
 

Saul was de zoon van Kis uit de stam Benjamin. Hij werd gezalfd door Samuel, onder Gods leiding, toen de Israëlieten een koning eisten. Als de koning die zij hadden gekozen en gewenst, werd hem 'een nieuw hart' gegeven.

Hij regeerde van ca. 1029 tot 1005 voor Christus, anderen dateren deze periode tussen ca. 1040 tot 1010.

Zijn regering begon goed; maar later faalde hij door ongehoorzaamheid aan God. Hij was geen succesvol koning. Door eigenzinnig optreden en regelrechte ongehoorzaamheid aan God verspeelde hij zijn positie.

Saul werd verworpen en in zijn plaats werd David, de zoon van Isaï, door God verkozen en door Samuël gezalfd.

Saul kreeg acht kinderen, te weten zes zonen en twee dochters:

  • van zijn vrouw Ahinoam, de dochter van Ahimaäz had hij drie zonen: Jonathan, Malchi-Sua, Abinadab (of Isvi), en twee dochters: Merab en Michal.
  • Isboseth (of Esbaäl) was waarschijnlijk[1] de zoon van een andere vrouw
  • bij zijn bijvrouw Rizpa had hij twee zonen: Armoni en Mephiboseth

Jonathan werd de boezemvriend van David. Merab, de oudste dochter, werd de vrouw van Adriël, nadat Saul haar eerst aan David wilde geven. Michal, die David liefhad (1 Sam. 18:20, 28), werd de vrouw van David.

De latere jaren van Sauls regering werden ontsierd door buien van zwaarmoedigheid en vlagen van waanzin. De Bijbel vertelt dat Gods Geest van Saul week en dat een boze geest hem angst aanjaagde. Ook werd hij beheerst door toenemende afgunst en openlijke vijandigheid ten opzichte van David, van wie Saul had begrepen dat hij de nieuwe koning zou zijn. Saul vervolgde hem jarenlang. Door God verlaten, zonder geloof of geweten, nam hij zijn toevlucht tot een waarzegster, die hem zijn ondergang aankondigde.

Hij werd verslagen door de Filistijnen, die hij had moeten overwinnen. In de strijd beneemt hij zichzelf het leven. Ook zijn zonen Jonathan (Davids vriend), Abinadab en Malkisúa sneuvelen in die strijd.

Zo faalde het koningschap, aan de Israëlieten naar hun begeerte toevertrouwd, bij de eerste koning.

Bron

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Saul. Tekst van dit lemma is op 11 juni 2016 vertaald en verwerkt.

Voetnoot

  1. Zo P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. (Haarlem: De erven F. Bohn, 1866), s.v. 'Saul'.