Naar inhoud springen

Prehistorie/Nabije Oosten en Europa: verschil tussen versies

k
geen bewerkingssamenvatting
(vier taalkundige foutjes verbeterd)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 5:
Onderstaand globaal overzicht is het resultaat van een poging om op grond van Bijbelse informatie tot een geschiedenis van de mensheid te komen. We maken de volgende indeling:
 
# schepping tot zondvloed (Gen. 1-6), een periode van ongeveer 1656. ;
# Zondvloed tot alpiene gebergtevorming, een periode van ongeveer 400 jaar;
#Alpiene gebergtevorming tot de torenbouw van Babel, een periode van 250 jaar;
#Torenbouw van Babel tot Peleg, een periode van bijna 800 jaar.
 
== Schepping tot zondvloed ==
Regel 51 ⟶ 53:
 
'''IJstijden?''' Het is de vraag of de verschillende ijstijden, voorafgaande aan de Würm ijstijd, wel bestaan hebben. De wetenschap heeft algemeen het idee van ijstijden omarmd om daarmee vele opvallende landschappelijke kenmerken te verklaren (kliffen, wallen, duinen of zandverstuivingen, grote stenen). Het zouden gigantische gletsjers zijn geweest, die zich over grote afstanden horizontaal verplaatsten en voor deze landschapselementen verantwoordelijk waren. Rehwinkel heeft er op gewezen dat gletsjers zich zonder de stuwende kracht vanuit de hoger gelegen delen in de bergen niet over grote afstand kunnen bewegen. Ook is hij van mening dat primair gedacht moet worden aan water en niet aan ijs als landschapvormende oorzaak. Het artikel [[Zondvloed en gebergtevorming]] laat zien dat het ontstaan van de Alpen gepaard is gegaan met omvangrijke waterverplaatsingen. De mensen van Swanscombe hebben (naar men algemeen beweert) tijdens het Mindel-Riss interglaciaal geleefd<ref>Sigfried J. de Laet, ''De voorgeschiedenis van Europa'' (Amsterdam 1967)</ref> C. Arambourg zegt hierover<ref>Camille Arambourg, ''Het ontstaan van de mensheid'' (Utrecht/Antwerpen 1964, Aula 182)</ref> dat de eerste ijstijden nog steeds weinig verandering aan het warme klimaat hebben gebracht, gelet op de botten die gevonden zijn van olifanten, neushoorns, nijlpaarden, leeuwen en beren, runderen en herten. Ook planten als de vijg, de laurier, rodondendron en de buksboom waren algemeen. We kunnen daarom mogelijk eerder spreken over heftige, kort durende klimaatschommelingen.
 
== Alpiene gebergtevorming tot torenbouw van Babel ==
'''Periode.''' Deze periode wordt hier gedateerd van ca. 3650 v.C., toen het alpiene gebergte gevormd werd, tot ca. 3400 v.C., toen de torenbouw van Babel mislukte - een periode van 250 jaar.
 
'''Alpiene gebergtevorming.''' Hoewel de alpiene gebergtevorming zijn begin had tijdens de zondvloed met het volstorten van de diepe delen van de Tethyszee, bleek eerst met het naar boven komen van het sediment dat de alpiene orogenese begon (ca 3650 v. Chr.). Daarbij bleek al direct de dodelijke combinatie met het zeewater van de Tethyszee. Bij iedere schok kwam het water in beweging, met alle gevolgen van dien. Bij iedere schok kon het omliggende land zich verheffen of dalen. Waarschijnlijk heeft men in de vlakte van Sinear gemeend veilig te zijn voor al het geweld. Ook de bewoners van Europa zullen een veilig bestaan gezocht hebben.
 
'''Sinear.''' Met de komst van de vele immigranten in Sinear begon het vroegchalcolithicum (de vroege kopersteentijd) met de cultuur van Hassuna. Wat betreft het verblijf in de vlakte van Sinear betreft, zie [[Sinear en de torenbouw van Babel]]. De dragers van de Hassuna-cultuur zijn getuige geweest van een grote toestroom van immigranten. Hassuna droeg nog neolithische kenmerken, maar dat ging veranderen door de komst van de vele nieuwkomers. Op de cultuur van Hassuna volgden andere culturen: Halaf (Noord-Mesopotamië) en Samarra (Zuid-Mesopotamië). De dragers van deze laatste culturen zijn waarschijnlijk getuige geweest van de torenbouw.
 
'''Egypte.''' Gelijktijdig met de cultuurdragers van Hassuna, Samarra en Halaf leefden in Egypte dragers van de Tasische cultuur (genoemd naar het dorp Deir Tasa, in de buurt van Fajum in het noordelijk deel van Midden-Egypte).
 
'''Europa.''' Mensen met neanderthaler-kenmerken gingen in die tijd nieuwe gebieden verkennen in Europa. Voortdurend op zoek naar de beste jachtgronden konden jagersvolken binnen korte tijd lange afstanden afleggen. Ze hebben misschien het gevaar op de koop toe genomen. Aan de rand van het water en in de vruchtbare dalen werd immers het meeste wild gevonden. Zowel in Europa (als in Azië) zal geen gebied onverkend zijn gebleven. Neanderthalers woonden daarom redelijk verspreid over Europa. Belangrijke vindplaatsen in Europa van gebeente van neanderthalers zijn Neandertal in Duitsland, Spy in België, La-Chapelle-aux-Saints, Le Moustier en La Ferassie in Frankrijk, Monte Circeo in Italië en Krapina in Kroatië.
 
<u>Klimaat.</u> Hoewel de gebergtevorming in Europa het klimaat danig had veranderd, bleef het noordelijk van de Alpen aanvankelijk nog leefbaar. Met de komst van de neanderthaler begon in Europa het middenpaleolithicum. De paleoantropologie plaatst de neanderthaler en het middenpaleolithicum in de tijd van het Riss-Würm interglaciaal, het Würm I stadium en het Würm I/II interstadium (volgens de gangbare mening van 75.000 tot 35.000 jaar geleden). Met het Würm-I stadium wordt een ijstijdperiode bedoeld. Waarschijnlijk bevond Europa zich tussen 3650 v. Chr. en 3400 v. Chr. in een overgangsfase van een warm klimaat naar een koud klimaat. Koud ging het pas duidelijk worden na het mislukken van de torenbouw. Er is reeds eerder aangegeven dat de veronderstelling van de aanwezigheid van ijstijden in het verleden ter verklaring van onze landschappelijke kenmerken niet noodzakelijk is. Het Riss-Würm interglaciaal en het Würm I/II interglaciaal vormen bij elkaar een periode met redelijk normaal weer.
 
Het zijn niet alleen jagende bevolkingsgroepen geweest die Europa gingen verkennen, op zoek naar jachtgronden. Ze werden gevolgd door kleine sedentaire groepjes, die op zoek gingen naar geschikte grond voor de verbouw van voedsel. Hun oorspronkelijk gebied is, naar het lijkt, de regio van Jericho IX geweest. Ze worden genoemd naar de vindplaats van hun cultuur wadi-an-Natuf. De Natufiërs waren de dragers van de Natufische cultuur, het Natufien. Deze landbouwers trokken langs de Middellandse-Zee kust tot in Noord Afrika. Uit hen is het Mechta volk (naar Mechta een vindplaats in Algerije) voortgekomen met hun Capsien cultuur (naar de vindplaats Capsa). De Mechta mensen staan aan de basis van het graciele meer donkere Mediterrane ras en het Berberide ras. Natufiërs zijn ook naar het noorden, richting Libanon en verder, getrokken. Daaruit zou het meer licht getinte Dalide ras van Noord-West Eurpa zijn voortgekomen. Jericho IX werd echter verwoest in de tijd dat men naar Sinear trok en Jericho VIII verrees op haar puinhopen.
 
'''Azië.''' Soortgenoten van de neanderthaler waren misschien eerder reeds dieper Azië binnen gedrongen. Ook daar, mogelijk nog heftiger dan in Europa, gezien de omvang van het gebied met zijn vele bergketens, werden ook zij geconfronteerd met de ernstige gevolgen van de orogenese. Te Chou Kou Tien (Peking) zijn in een grot de resten van een neanderthaler type mens (pithecanthropus pekinensis, ook wel sinanthropus genoemd) gevonden, samen met een ongeordende hoeveelheid beenderen van dieren. De aarde waarin zij zich bevonden, bleek samen met de beenderen door water daar te zijn afgezet. De gevonden resten zijn afkomstig van mensen en dieren die dood of levend door het water meegevoerd zijn. De Pekingmens (zo wordt hij genoemd) is waarschijnlijk slachtoffer geworden van een tsunami.
 
== Torenbouw van Babel tot Peleg ==
'''Periode.''' Deze periode wordt hier gedateerd van ca. 3400 v.C., de mislukking van de torenbouw te Babel, tot 2659 v.C., de geboorte van [[Peleg]], een periode van bijna 800 jaar.
 
De torenbouw te Babel eindigde doordat de HEERE door een totale verwarring in woordgebruik alle samenwerking onmogelijk maakte. Het kon bijna niet anders of dat leidde tot een totale miscommunicatie. De verwarring en onenigheid moet groot zijn geweest, zo niet gevaarlijk. Nimrods' dictatuur kon de eenheid niet meer waarborgen. De gemeenschap explodeerde. Aan het vroegchalcolithicum kwam een eind en het middenchalcolithicum begon (zie '''[[Mesopotamië na de torenbouw van Babel]]''').
 
'''Klimaatverandering.''' In verband met de mislukking van de torenbouw te Babel spreekt de Bijbel niet direct over een geologische catastrofe. Het valt wel op dat de bewoningslaag van Jericho VIII werd bedolven onder een kleilaag. Er was waarschijnlijk een enorme hoeveelheid water door het Jordaandal gespoeld, ook al behoefde dat niet per definitie op hetzelfde moment te zijn geweest als de spraakverwarring. In het Nabije Oosten werd het klimaat beduidend natter.
 
Ook is het aannemelijk dat het klimaat ten noorden van de Alpen duidelijk kouder werd. De Alpen kregen meer en meer hun huidige vorm en vormden een bepalende factor in het Europese klimaat. De Tethyszee strekte zich fragmentarisch uit over grote delen van het laagland ten noorden van de Alpen, ruimschoots op afstand van de bewoonde wereld. Europa ten noorden van de Alpen ging een lange periode van koude tegemoet. Met de koudeperiode na de neanderthaler cultuur en na het mislukken van de torenbouw bevond Europa zich in het Midden- en Late-Würm (volgens gangbare mening 35.000 tot 9.000 jaar geleden) gedurende een deel van het laatpleistoceen'''.''' Het leven voor mens en dier vroeg om een sterke mate van aanpassing. Er vond een trek naar het zuiden plaats. Vooral ook als gevolg van de gebeurtenissen in Mesopotamië kwamen bevolkingsgroepen Europa verkennen.
 
De neanderthalers in het noorden van Europa zullen ongetwijfeld geconfronteerd zijn geweest met koude en misoogsten. Misschien hebben ze ook nieuwe jachttechnieken moeten ontwikkelen door de aanwezigheid van nieuwe diersoorten uit het hogere noorden. Hun soortgenoten in Zuid-Europa hebben zich beter kunnen handhaven, althans wanneer zij niet werden verdreven door nieuwkomers. In Frankrijk ontwikkelde zich een nieuwe cultuur (het '''Châtelperronien''') die nog veel kenmerken had van het Mousterien van de neanderthaler. De nieuwkomers hadden niet de kenmerken van de neanderthaler, maar alle kenmerken van de huidige mensenrassen en worden naar een van de vele vindplaatsen genoemd (de '''Cro-Magnon mens'''). Rond de Franse stad Les Eyzies aan de rivier de Vézère ontstond later de bekende grotcultuur van Aurignac-mensen (het '''Aurignacien'''). Vervolgens verschenen in Europa dragers van diverse culturen, waarvan de bekendste zijn het '''Gravettien''' (bekend om zijn Venus-figuurtjes), het '''Solutrien''' (bekend om zijn bladvormige speerpunten; int.: 'leaf-shaped points') en het '''Magdalénien'''  (bekend om zijn grotkunst). Enkele van deze culturen hebben gedeeltelijk naast elkaar bestaan.
 
Het blijft wat raadselachtig waar deze culturen hun oorsprong hadden. Ze hadden een jagerstraditie en kwamen uit het oosten van Europa, misschien zelfs uit Azië. Ze hadden zich namelijk verspreid over grote delen van Europa. Nederland kreeg aanvankelijk bezoek van mensen wier cultuur zich kenmerkte door het gebruik van bladvormige stenen spitsen, die zij gebruikten als messen, dolken of speerpunten. Ze leefden waarschijnlijk vooral van rendieren. Na enige tijd waren ze weer verdwenen. Men denkt dat de cultuurdragers van de '''Bladspits Groep''' naar het westen trekkende neanderthalers zijn geweest. Een deel van hen was in Engeland terecht gekomen. Engeland had een verbinding met het vasteland.
 
Wat betreft de Aurignacmensen heeft men ook gedacht dat zij via de Gibraltarbrug in Spanje en Frankrijk zijn terechtgekomen. Bij het ontstaan van de Pyreneeën en de Alpen werd de Middellandse Zee bij Gibraltar namelijk afgesloten.
 
Ook wordt gesproken over de cultuur van het '''Périgordien.''' Met deze cultuur wordt het Châtelperronien bedoeld. Zij die menen dat het Gravettien de voortzetting was van het Châtelperronien, hebben het Gravettien het '''Laat-Périgordien''' genoemd.  Anderen zijn van mening dat het Gravettien aansluit op het Aurignacien.
 
Aan het eind van deze lange koudeperiode van 800 jaar heeft zich in Frankrijk uit het Magdalénien het '''Azilien''' ontwikkeld, in Nederland hebben dragers van de '''Hamburgcultuur''' gewoond, bekend als de '''Tjongercultuur''' en '''Ahrensburgcultuur'''.
 
In het Oude Europa (ten zuiden van Boedapest aan de Tisza en de Donau, Bulgarije, Macedonië, Thessalië in Griekenland) vond een ware bevolkingsexplosie plaats en kwamen vooral met name de culturen van '''Starcevo, Impresso, Karanovo''' en '''Sesklo''' tot ontwikkeling.
 
== Bronnen ==
Regel 70 ⟶ 110:
 
Göran Burenhult (red.), ''De eerste mens; De geschiedenis en ontwikkeling van de mensheid tot 2000 v.C.'' (Rijswijk 2005)
 
Dick Stapert, Jaap Beuker, Lykke Johansen, Marcel Niekus, [https://www.academia.edu/2350876/Bladspitsen_en_pogingen_daartoe_souvenirs_van_de_laatste_Neanderthalers_in_Nederland 'Bladspitsen en pogingen daartoe: souvenirs van de laatste Neanderthalers in Nederland.'] In: Paleo-Aktueel 18: 21-31 (2007).
 
== Voetnoten ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.