Naar inhoud springen

Jozua (boek)/6: verschil tussen versies

2.159 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
Regel 2:
 
== Samenvatting ==
In het kort: de val van Jericho.
Omsingeling, inneming en verwoesting van Jericho. Rachab en haar familie gespaard. Jericho vervloekt.
 
OmsingelingOmwandeling, inneming en verwoesting van Jericho. Rachab en haar familie gespaard. Jericho vervloekt.
De volgorde van de omgangers in elke tocht om de stad was, van voren naar achteren: krijgsvolk, zwijgend — zeven priesters, blazend op ramsbazuinen — de ark van het verbond — ongewapend volk, zwijgend.
 
== Joz. 6:1 ==
Regel 33:
 
== De aanval en inneming (6-21) ==
Een wondere wijze van aanvallen! Stom van ver­bazing staren Jericho's burgers dit aan.
Een wondere wijze van aanvallen! Stom van ver­bazing staren Jericho's burgers dit aan. Dat de goden mee ten strijde trekken, dat wisten ze wel, al ver­wondert het hun, dat ze in plaats van godenbeelden nu niet anders zien dan een voorwerp, bedekt met een blauw kleed en gedragen door priesters. Maar hier wordt geen krijgsgeschreeuw aan­ geheven, geen boog gespannen, geen zwaard getrok­ken. Israëls krijgers wandelen. Zes dagen achtereen wandelen ze éénmaal om de stad, wellicht op boogschots afstand, zeker niet meer dan 250 meter. Op de zevenden dag doen ze dat zevenmaal, zeker geen al te zware taak, gezien de kleine omvang der stad.
 
De volgorde van de omgangers in elke tocht om de stad was, van voren naar achteren: krijgsvolk, zwijgend — zeven priesters, blazend op ramsbazuinen — de ark van het verbond — ongewapend volk, zwijgend.
 
Een wondere wijze van aanvallen! Stom van ver­bazing staren Jericho's burgers dit aan. Dat de goden mee ten strijde trekken, dat wisten ze wel, al ver­wondert het hun, dat ze in plaats van godenbeelden nu niet anders zien dan een voorwerp, bedekt met een blauw kleed en gedragen door priesters. Maar hier wordt geen krijgsgeschreeuw aan­ geheven, geen boog gespannen, geen zwaard getrok­ken. Israëls krijgers wandelen. Zes dagen achtereen wandelen ze éénmaal om de stad, wellicht op boogschots afstand, zeker niet meer dan 250 meter. Op de zevenden dag doen ze dat zevenmaal, zeker geen al te zware taak, gezien de kleine omvang der stad.
 
En dan ineens, dan gebeurt het! De ramshoornen geven een gerekte toon en de zwijgende krijgers veranderen in juichende helden. Ze juichen als over­winnaars. En voordat de mannen van Jericho het „hoe" begrijpen, zien ze ineens de stadsmuur, waar­achter ze zich zo veilig waanden en van welks randen ze nu zeven dagen achtereen Israëls zwijgende krijgers hadden gadegeslagen, inzakken, als ware hij door een reuzenhand aangegrepen.
Regel 64 ⟶ 68:
 
''Joz 24:11  Toen gij over de Jordaan getrokken waart, en te Jericho kwaamt, zo krijgden de burgers van Jericho tegen u, de Amorieten, en de Ferezieten, en de Kanaänieten, en de Hethieten, en de Girgazieten, de Hevieten en de Jebusieten; doch Ik gaf hen in ulieder hand.'' (SV)
 
== Jericho's val ten voorbeeld gesteld ==
De val van Jericho zal de andere stadstaten meerdere vrees voor het volk Israël en diens God hebben ingeboezemd. Zo is Jericho ten voorbeeld gesteld, voor de Kanaänieten én voor Israël zelf. Allereerst opdat ''Israël'' wete, dat geheel Kanaän Hem toebehoort, Die Israël hierheen voerde om Kanaän aan zijn volk te geven. Israël mag dus straks, wanneer heel het be­loofde land zijn eigendom zal zijn, niet zeggen, dat zijn militair vermogen het volk in het bezit heeft gesteld van de cultuurstrook tussen Jordaan en zeekust, Kanaän is gave van de Here God en moet als zodanig door Israël de Heere worden geheiligd. Israël mag Kanaän bezitten, maar „als niet bezittende" (vgl. 2 Cor. 6:10).
 
Maar in de tweede plaats: Jericho's val en totale ondergang heeft onder zo buitengewone omstandig­heden plaats gehad, opdat heel ''Kanaän'' wete, dat Israëls God verre de meerdere is van Kanaäns goden. Voor het bewustzijn toch van alle inwoners van het land — in overeenstemming trouwens met het be­wustzijn van de hele Semitische wereld — behoren volken en goden zo nauw bij elkaar, dat het militair vermogen van de volken bewijs is van de macht van hun goden. Wordt dus een volk overwonnen, dan bewijst dit, dat zijn nationale god niet opgewassen is geweest tegen die van de overwinnaar, die dan ook dikwijls het beeld van de nationale god van de overwonnene wegvoert en als oorlogsbuit een plaatsje geeft in de tempel van zijn eigen god<ref>Deze gedachte ligt ook ten grondslag aan het doen van de Filistijnen na de voor Israël zo noodlottige slag van Afek (1 Sam. 4). Bij gebrek aan het beeld van Israëls God plaatsen ze Diens ark in Dagons tempel. </ref>. Wanneer dus Israël niet door wapengeweld noch ook door krijgs­list maar uitsluitend door wandelen en juichen zich meester kan maken van een „tot de hemel toe" ver­sterkte stad als Jericho, dan bewijst dit in de ogen van Kanaäns bewoners, dat Israëls God verre de meerdere is van de baäl, de heer van Jericho. Geen wonder, dat Jozua's roep door heel het land gaat (Joz. 6 : 27).
 
== Bron ==
A. Noordtzij, Joh. de Groot, ''Des Heeren heirscharen.'' Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Blz. 16, 18. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 18 en 26 nov. 2020.
 
== Voetnoten ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.